eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7364. 1645 maart 13. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    Den heere generael-major Coningsmerck heeft den 23e passato de voorstad van Stade stormenderhand verovert ende den 24e vervolgens mine gemaackt de stad mede te bestormen, waerover de borgers verschrocken sijn geworden en accoord begeert, die sij niet beter als op discretie hebben connen obtineren.2 Des aertsbisschops volck, 500 Duitsche knechten, wirden alle ondergestelt, de vaendels sijn weggenomen, 1200 man tot guarnisoen daerin gelegt. De stad geeft 20 duizent rijcxdaelders voor de plonderinge. De beyde landen, het Olde Land ende Kedingenland, geven 32 duizent rijcxdaelders ende dan noch maendlijck 18 duizent rijcxdaelders, ende moeten noch 3 regimenten te voet onderhouden. In Stade sijn becomen 10 halve cartouwen, 30 andere stucken, des aertsbisschops cancelley en archivae, 26 handpeerden, carrossen,3 des aertsbisschops landdrost, den bisschoplijcken cancellier Reining4 ende den bisschoplijcken raed Helmer met meer andere bedienden.5 Nae dese victorie heeft sich den heere generael-major voor Boxtehoede geëngageert ende 'tselve den 28e verovert,6 de soldaten alle ondergestelt; het heeft sich mede op discretie moeten overgeven. Daerop heeft sich vervolgens Bremer-

    552

    veurde den 2e deses mede opgegeven7 ende ligt den heere Coningsmarck nu voor Ottersberg en Rodenburg.8

    Naedat den heere overste Helm Wrangel9 de twee voorneme schansen als de Croegschanse en Steinbergerschanse in de Maschlanden courageuselijck heeft verovert, is hij voor het stercke slot Haseloe geruckt ende heeft hetselvige mede op discretie geëmporteert,10 100 man met hun vaendels en 4 stucken geschuts daerin becomen. De schaede die hij met branden tot voor Gluckstad en Crempen - tussen welcke twee plaetsen men segt hij een schanse wil opwerpen om hun de correspondentie af te snijden - heeft gedaen, word geëstimeert op 500 duizent rijcxdaelders. Gans Ditmarschen heeft sich hierop tot contributie aengeboden,11 gelijck hij dan oock met sijn armee daerin treckt ende soecken sal aen Geluckstad alle levensmiddelen te benemen. Den aertsbisschop, die daerbinnen is,12 vlucht sijne goederen nae Hamburg te water, send den rest van sijne cavallerie nae Schoonen,13 gelijck alrede het Alefeldsche regiment in vollen sprong nae derwaerts is. Of den overste Wrangel die sal achterhaelen, staet te sien. De Deensche verloopen met 10, 20 tseffens. In het veroveren van de twee voorsseide schansen wirden 150 man nedergemaackt, 470 oude soldaten en veele officiren gevangen becomen.

    Den coning van Dennemarcken hout sich meerendeels te Fredericxburg bij Coppenhagen op.14 Hij doet sooveel mogelijck te water armeren ende heeft den 5e man in Norwegen op ontboden. Ende terwijlen sij op de frontiren van Sweden branden soowijt sij connen,15 soo doet den heere overste Wrangel tot revange van gelijcken. Ende schijnt dat aen het guarnisoen van Stade geen accord en is gegeven, also den aertsbisschop voordesen

    553

    aen het Sweedsche guarnisoen dat in Langwedel was, geen accord en heeft gehouden gehad, maer hetselve buiten accord doens onderstelde.16

    Beyder rijcken commissarissen neffens de mediateurs souden bij malcanderen sijn17 ende al eene sessie gehouden hebben.18 Van Sweedscher zijde soude begeert werden: 1e dat Dennemarcken de 3 croonen in het wapen, ende ten 2e den titul der Gotten en Wenden coning cassere, ten 3e Cronenburg en Geluckstad rasere, 4e den Geluckstadschen toll afschaffe, 5e in de Sond niet meer als ancker- en mastgelt neme, dat is van yder mast een rosenobel, ten 6e de Sweedsche schepen sonder visiteren door laete passeren.19

    Van de hooftarmeën en hebben wij niet anders als dat den heere generael Torstenson soude opgebroocken20 ende sijne marche recta nae Moraviën nemen.21 Dat aen d'andere zijde Racotzi, die nergens resistentie vond, oock in Moraviën socht in te trecken om soowel met de Sweedsche armee in allen val sich te connen conjungeren, als Olmits te ontsetten, welckers guarnisoen een wtval heeft gedaen ende eenige paerden becomen,22 ende soo men schrijft, soude alrede van de belegeringe of blocqueringe ontslagen sijn. Wat den heere generael Torstenson selfs schrijft, gelieve u. Excellentie wt neffensgaende te sien.23

    In Pools-Russen soude een groot heer wt Rusland sijn die hem roemt van des grootvorstens afcompste ende aen dat vorstendom pretendeert;24 soude met eenige duisent paerden nae Moscau gaen, sullende apparent factie veroorsaacken. Den ceurvorst van Brandenburg soude gelijcksaem incognito te Coningsbergen sijn.25 Te Munster heeft de

    554

    Fransche ambassade haere propositie gedaen, waerop de Sweedsche ambassade te Osnabruge wat te onvrede is,26 also lest met monsieur d'Avaux was afgesproocken geworden de propositie beyderseits gelijckelijck te doen, doch noch een weinig daermede te vertoeven,27 totdat men sagh of noch meer gedeputeerden van ceurvorsten en stenden aencomen wilden.28

    Ick blijve, mijnheere,

    u. Excellentie dienstwilligste.

    Hage, 13 Martii 1645.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 22 Martii 1645.

    En in dorso: 13 Martii 1645 Spierinck.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 167. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - Het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, bracht ‘das Alte Land’ en het ‘Land Kehdingen’ (ten noorden van Stade) onder contributie. Op 27 februari openden de inwoners van Stade de stadspoorten voor de Zweden (Lorenz, Das Erzstift Bremen und der Administrator Friedrich während des Westfälischen Friedenskongresses, p. 51).
    3 - Prins Frederik, administrator van het aartsbisdom Bremen, had in Stade een ‘ongelooffelicken schat aen peerden, juweelen ende meublen’ moeten achterlaten (‘Brieven van Hendrik Schrassert’, in Kronijk HG 17(1861), p. 330).
    4 - De kanselier Dietrich Reinkingk (1590-1664) werd pas na de vrede van Brömsebro (23 augustus 1645) vrijgelaten (Lorenz, Das Erzstift Bremen und der Administrator Friedrich während des Westfälischen Friedenskongresses, p. 224-228).
    5 - De getrouwen van aartsbisschop-administrator Frederik van Bremen moesten boeten voor hun verzet tegen de Zweden: de bisschoppelijke kanselier Dietrich Reinkingk, de landdrost en de raadsheer Johannes Helm (no. 6717 (dl. XV)) kregen arrest opgelegd en de onder hun bevelen staande soldaten werden verplicht dienst te nemen in het Zweedse expeditieleger (Gazette 1645, nos. 29 en 34, dd. 18 en 25 maart 1645).
    6 - Het stadsbestuur van Buxtehude kocht op 28 februari een Zweedse plundering voor 3 tot 4000 rijksdaalders at (Gazette 1645, no. 33, dd. 21 maart 1645).
    7 - De commandant van Bremervörde bood op 2 maart nog felle tegenstand. Op 15 maart trof hij met generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, een accoord over zijn overgang in Zweedse legerdienst (Gazette 1645, no. 39, dd. 8 april 1645).
    8 - Ottersberg en Rotenburg (ten oosten van Bremen). Eind maart voltooide het Zweedse expeditieleger zijn veroveringstocht in het aartsbisdom Bremen (‘Brieven van Hendrik Schrassert’, in Kronijk HG 17(1861), p. 328-333).
    9 - De strijd in het hertogdom Holstein. De Zweedse kolonel Helmut Wrangel nam na de uitschakeling van de Deense bevelhebbers Frederick von Bauer en Claus Ahlefeldt bezit van de dorpen en landerijen in de zuidelijke ‘Marschlanden’ (de omgeving van Elmshorn, Uetersen, Glückstadt en Krempe) (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 626, en Gazette 1645, no. 27, dd. 11 maart 1645).
    10 - De ‘Kruck- Schanze’ aan de Krückau en het fort Steinburg op de weg van Elmshorn naar Krempe (Historisches Ortsnamenlexikon von Schleswig-Holstein, Neumünster 1992, p. 411 en p. 617-618). De vesting Haselau (nabij Uetersen) bood toegang tot de oevers van de Elbe (‘Brieven van Hendrik Schrassert’, in Kronijk HG 17(1861), p. 329).
    11 - De inwoners van Dithmarschen waren in onderhandeling getreden over een contributie van 30000 rijksdaalders (Gazette 1645, no. 33, dd. 25 maart 1645).
    12 - De aartsbisschop-administrator Frederik van Bremen hield zich schuil in de Deense garnizoensstad Glückstadt.
    13 - ‘Schoonen’; lees: ‘Fuenen’ (no. 7362). Twaalfhonderd ruiters van de Deense bevelhebber Claus Ahlefeldt ontsnapten aan de aandacht van de Zweedse kolonel Helmut Wrangel en waagden een poging om over Sønderborg naar het eiland Funen (Fionia) uit te wijken (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 626 en p. 638-639).
    14 - Koning Christiaan IV werkte hard aan de opbouw van een nieuwe vloot. De nood aan scheepsvolk was zo groot dat hij in Noorwegen iedere vijfde man opriep voor dienst op een van zijn 15 oorlogsschepen (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 623-624 en p. 630, en ‘Brieven van den resident Carel van Cracau’, in Kronijk HG 17(1861), p. 408 en p. 410-411).
    15 - De krijgstocht van Hannibal Sehested, Deens gouverneur van Noorwegen; zie een bericht uit Lübeck in de Gazette 1645, no. 29, dd. 18 maart 1645: ‘Les Danois publient ici de grands avantages qu'ils ont remportez dans la Suéde, sous la conduite du sieur Hannibal Séestede Gouverneur de Norwége, lequel ils disent avoir tout ravagé jusques aux fauxbourgs de Stockholm’.
    16 - Langwedel, een pas op de weg van Verden naar Bremen (nos. 6886 en 6911 (dl. XV)). Anderen dachten dat de aartsbisschoppelijke actie tegen het Zweedse garnizoen van Ribe de oorzaak was van het harde optreden van de soldaten van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck (Gazette 1645, no. 29, dd. 18 maart 1645).
    17 - Het eerste nieuws over de aanvang van het Zweeds-Deense overleg te Brömsebro (8/18 februari 1645). Waarschijnlijk verstuurden de Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en Joachim Andreae hun poststukken over het kantoor van Carel Carelsz. van Cracauw, Staats resident in Denemarken (‘Brieven van den resident Carel van Cracau’, in Kronijk HG 17(1861), p. 407-408).
    18 - De Franse vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, waakte over het ceremonieel voor de plechtige begroeting van de Zweedse en Deense delegaties op een eilandje in de rivier de Brömse (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 150-152). Op zijn aanwijzing mochten de Zweedse commissarissen Axel Oxenstierna en de rijksraden Johan Skytte, Matthias Soop en Ture Bielke als eersten hun eisen indienen; vgl. Gazette 1645, no. 33, dd. 25 maart 1645: ‘On dit que les Suédois demandent entr'autres choses au Roy de Dannemarc, qu'il oste de ses armes les trois Couronnes; qu'il ne prenne plus le titre de Roy des Gots et Wandales; qu'il rase Cronembourg et Glukstad; qu'il ne prenne qu'un impost raisonnable sur l'Elbe et dans le Sund; assavoir un noble à la rose pour chaque mast, et qu'il laisse passer les navires de Suéde sans les visiter’.
    19 - De Deense commissarissen Corfits Ulfeldt (Ulfelt), kanselier Christen Thomesen Sehested en de rijksraden Christoffer Urne en Jørgen Se(e)feld namen uiteraard aanstoot aan de Zweedse eisen (Kernkamp, o.c., p. 152-156).
    20 - Het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson trok op 8/18 februari over de Ohře (Eger) en zette koers naar Plzeň (Pilsen).
    21 - Op 4 maart kwam op het keizerlijke hoofdkwartier te Praag het bericht binnen dat de Zweden de Moldau waren overgestoken en verbinding zochten met het leger van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi (Doc. Boh. VII, p. 177-178 no. 519).
    22 - Het Zweedse garnizoen van Olomouc (Moravië) had in de laatste week van februari verwarring gezaaid in de keizerlijke linies (Gazette 1645, no. 33, dd. 25 maart 1645).
    23 - De brief - vermoedelijk kort na zijn vertrek uit Kadaň (Kaaden) opgesteld - is niet overgeleverd; zie no. 7362.
    24 - Tsaar Michael Fedorovitsj eiste de uitlevering van de ‘tsarevitsj’ Jan Faustyn Łuba, erfgenaam van Dimitri, zoon van Iwan de Verschrikkelijke (nos. 7109 en 7244, en S.M. Soloviev, History of Russia XVII, p. 75-84).
    25 - Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg, verwachtte in Koningsbergen een antwoord van rijkskanselier Axel Oxenstierna op een brief van zijn kanselier Sigismond von Götze, dd. 7/17 februari 1645, in de zaak van het ‘Zweedse huwelijk’ (Urk. u. Act. I, p. 866, en XXIII-1, p. 68-70).
    26 - Ook de Zweedse resident in Den Haag toonde weldra zijn onvrede met de Franse ‘propositio Ia’, dd. 24 februari 1645. In werkelijkheid ging het hier om een nieuwe redactie van de propositie die de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini op 4 december 1644 ter hand hadden gesteld (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 358-360).
    27 - De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius wilden - overeenkomstig hun ‘propositio’, dd. 27 november/7 december 1644 - het ‘vredeswerk’ pas aanvangen wanneer de delegaties van de ‘immediatreichsstände’ (ordines) en ‘mediatstände’ ook daadwerkelijk in Osnabrück en Munster waren gearriveerd.
    28 - De discussie over de vredesvoorstellen werd op 1/11 juni afgesloten met de gelijktijdige openbaarmaking van de Franse en Zweedse ‘propositiones de pace’.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]