eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7362. 1645 maart 13. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime legate, domine observandissime,

    Solemni supplicatione habita in castris suis ad Cadenum in Bohemia2 de muniis militaribus ita disposuit dominus marescallus Torstensonius, ut si quid humanitus accideret cuiquam, successor non foret prorsus in incerto. Omnibus mox viribus hostem aggredi statuit.3 Cecidit turmas aliquot, a Johanne Werthio speculatum emissas.4 Rumor quidem est de 7 legionibus caesareis ad internecionem deletis, nondum tamen satis evidens.

    Coningsmarchius 24 Februarii stylo novo Stada ibique supra 40 tormentis bellicis et archivo,5 26 eiusdem Boxtehuda potitus est;6 Bremerfeurdam quoque invasit7 et territoria Altelandense ac Chedingense. Reinkingius cancellarius episcopi Bremensis, eiusdem drotzetus et consiliarius Helmer cum aliis praecipuis Stadae capti sunt.8 Ad 500 veteranos Germanos sub suis vexillis militare coegit.

    Wrangelius post caesas et profligatas 11 Danorum turmas ad propugnaculum Elmerhornense9 propugnacula Kruchen et Steinberg munitissimamque arcem Haselo-

    548

    nensem ad deditionem faciendam coegit;10 470 e veteranis Germanis eius imperio se subiecere, 150 trucidati, multi captivorum sortem subiere. E vicinis Gluckstadio locis annonam avehi vel perdi facit, ut praesidio Gluckstadiensi alimenta deficiant. Episcopus Bremensis, cernens milites catervatim signa sua deserere,11 bona sua naviculis Hamburgum deportari curavit, ipse Gluchstadio in Fioniam se recipere parat; praemiserat residuos equites legionis Alefeldianae,12 quos sine dubio Wrangelius insequitur.

    E patria scribitur Livoniae administrationem domino praefecto aerarii regni commissum iri,13 cuius filius cum Sparrio in Poloniam profectus huc inde reflectet iter.14 Comes Gustavus Adolphus Leionhufvudh constitutus est tribunus militaris, vulgo generalis-maior dictus.15 Comes de La Gardie nondum in consiliariorum numerum receptus est.16 Elector Brandeburgicus clam Regiomontum in Borussiam venit; coniectura hominum est ipsum in Suediam traiecturum,17 utut deputati eius prae se ferant ipsum Osnabrugam venturum, ut rebus suis ipsemet consulat.18

    Sacrae regiae Maiestatis residens Monasterii dominus Rosenhanius, admissus in colloquium legatorum Gallicorum,19 cum iis expostulavit de communicata propositione ad pacem cum adversa parte insciis nostris. Dominus Davauxius culpam in collegam suum devolvere voluit, qui ab aula sibi imperatum aiebat ut ita faceret,20 dandumque id fuisse crebris mediatorum interpellationibus et pontificis monitis; nec tamen quicquam a

    549

    se commissum eo in negotio fuisse, si dominus Davauxius perstitisset contra tendere affirmando rem prius Suedis aperiendam. Tandem in rixam erumpentes exprobrantia et inimica verba inter se commutarunt. Obiectus domino Serviento nimius in Danos affectus. Num vero haec serio acta sint, dubium videtur facere quotidiana ipsorum conversatio. Dominus residens Osnabrugam ivit relatum singula illustrissimis et excellentissimis dominis legatis,21 quo etiam postea dominus Servientus iter intendebat.22

    De illustrissimae Excellentiae vestrae carissimi filii incolumitate23 multum gaudeo optoque ipsi diuturnam eius continuationem cum perpetua prosperitate in parentum laetitiam, proprium eius ornamentum et gloriae accrementa. Deus etiam, illustrissime et excellentissime legate, illustrissimae Excellentiae vestrae ex alto fausta quaeque indulgeat,

    illustrissimae Excellentiae vestrae addictissimus servitor,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 13 Martii 1645.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 22 Martii.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1645, 10). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7348, beantw. d. no. 7386.
    2 - Het hoofdkwartier van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson te Kadaň (Kaaden).
    3 - De Zweden trokken op 8/18 februari over de Ohře (Eger) en zetten koers naar Plzeň (Pilsen) (Doc. Boh. VII, p. 176 no. 513, en ‘Brieven van Hendrik Schrassert’, in Kronijk HG 17(1861), p. 328).
    4 - De ruiters van de Zwabisch-Beierse bevelhebbers Johan van Werth en Johann von Sporck maakten een omtrekkende beweging, maar zij verzuimden het Zweedse leger de pas naar de Moldau (Vltava) af te snijden. Op 24 februari/6 maart brandde bij Jankov (ten noorden van Tábor) de strijd los (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 444-449).
    5 - Het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, bracht ‘das Alte Land’ en het ‘Land Kehdingen’ (ten noorden van Stade) onder contributie. Op 27 februari openden de inwoners van Stade de stadspoorten voor de Zweden (Lorenz, Das Erzstift Bremen und der Administrator Friedrich während des Westfälischen Friedenskongresses, p. 51).
    6 - Het stadsbestuur van Buxtehude kocht op 28 februari een Zweedse plundering voor 3 tot 4000 rijksdaalders af (Gazette 1645, no. 33, dd. 21 maart 1645).
    7 - De commandant van Bremervörde bood felle tegenstand (‘Brieven van Hendrik Schrassert’, in Kronijk HG 17(1861), p. 328-331).
    8 - De getrouwen van aartsbisschop-administrator Frederik van Bremen moesten boeten voor hun verzet tegen de Zweden: de bisschoppelijke kanselier Dietrich Reinkingk, de landdrost en de raadsheer Johannes Helm (no. 6717 (dl. XV)) kregen arrest opgelegd en de onder hun bevelen staande soldaten werden verplicht dienst te nemen in het Zweedse expeditieleger (Gazette 1645, nos. 29 en 34, dd. 18 en 25 maart 1645).
    9 - De strijd in het hertogdom Holstein. De Zweedse kolonel Helmut Wrangel nam na de uitschakeling van de Deense bevelhebbers Frederick von Bauer en Claus Ahlefeldt bezit van de dorpen en landerijen in de zuidelijke ‘Marschlanden’ (de omgeving van Elmshorn, Uetersen, Glückstadt en Krempe) (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 626, en Gazette 1645, no. 27, dd. 11 maart 1645).
    10 - De ‘Kruck-Schanze’ aan de Krückau en het fort Steinburg op de weg van Elmshorn naar Krempe (Historisches Ortsnamenlexikon von Schleswig-Holstein, Neumünster 1992, p. 411 en p. 617-618). De vesting Haselau (nabij Uetersen) bood toegang tot de oevers van de Elbe (‘Brieven van Hendrik Schrassert’, in Kronijk HG 17(1861), p. 329).
    11 - Graaf Christian von Pentz, Deens gouverneur van Glückstadt, stelde het gezag van prins Frederik, administrator van het aartsbisdom Bremen, ter discussie (Gazette 1645, no. 34, dd. 25 maart 1645).
    12 - Twaalfhonderd ruiters van de Deense bevelhebber Claus Ahlefeldt ontsnapten aan de aandacht van de Zweedse kolonel Helmut Wrangel en waagden een poging om over Sønderborg naar het eiland Funen (Fionia) uit te wijken (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 626 en p. 638-639).
    13 - Koningin Christina voorzag in de vacature die was ontstaan na de promotie van de Lijflandse gouverneur Erik Ryning (Rynning) tot bevelhebber van de Zweedse vloot. Haar keuze viel op de rijksschatmeester Gabriel Bengtsson Oxenstierna, vrijheer van Mörby en Lindholmen.
    14 - Bengt Oxenstierna (no. 7277) verscheen in het gezelschap van de Zweedse kanselarijraad Axel Sparre in Riga (‘Brieven van P. Pels’, in Kronijk HG 24(1863), p. 713).
    15 - Gustav Adolf Lewenhaupt (Leijonhufvud) (1619-1656), graaf van Raseborg en Falkenstein, ontving de aanstelling tot generaal-majoor van de infanterie. In 1656 verwierf hij de waardigheden van gouverneur van Lijfland en opperbevelhebber van de Zweedse legers in Finland (SBL XXII, p. 611-613).
    16 - Graaf Magnus Gabriel De la Gardie moest nog twee jaar wachten op zijn toetreding tot de Zweedse rijksraad (17/27 maart 1647). Zijn aanstelling tot kolonel van de koninklijke lijfgarde was minstens even eervol (no. 7031 (dl. XV), en Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 685).
    17 - Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg, verwachtte in Koningsbergen een antwoord van rijkskanselier Axel Oxenstierna op een brief van zijn kanselier Sigismond von Götze, dd. 7/17 februari 1645, in de zaak van het ‘Zweedse huwelijk’ (Urk. u. Act. I, p. 866, en XXIII-1, p. 68-70).
    18 - De keurvorst zag in juni definitief af van een reis over Osnabrück en Munster naar de Kleefse landen (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 184, en Urk. u. Act. V, p. 235-236).
    19 - Schering Rosenhane, Zweeds resident in Munster, had de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien verzocht hem de redenen mede te delen van hun besluit om de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini op 24 februari een nieuwe propositie te overhandigen.
    20 - Het onderhoud met de Franse gevolmachtigden vond plaats op zondag, 16/26 februari (no. 7387). Nadat de graaf van Avaux uit beider naam een verklaring had afgelegd ter verdediging van de ‘propositio Ia’, vroeg zijn collega Abel Servien het woord en gaf zijn visie op de Parijse instructies (no. 7336) en de noodzaak om het ‘vredeswerk’ te versnel- len. Al spoedig verloor de graaf zijn geduld en maakte in aanwezigheid van de jonge Zweedse resident een flinke scène (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 149-150 en p. 161-166; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 505-512 en p. 514-525).
    21 - De Franse gevolmachtigde Abel Servien reisde de Zweedse resident (no. 7341) achterna: ‘pour faire cognoistre à messieurs les ambassadeurs de Suède les raisons et la verité de tout ce qui s'est passé’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 172).
    22 - De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius accepteerden uiteindelijk de verklaring dat de ‘propositio Ia’ een door de regering in Parijs voorgeschreven aanvulling was op de eerste Franse propositie, dd. 4 december 1644 (nos. 7353 en 7354).
    23 - De missie van de Frans-Weimarse ‘aide de camp’ Dirk de Groot naar het hof van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel.