eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7336. 1645 februari 25. Van S. Rosenhane.1

    Excellentissime domine legate,

    Convenerunt legati nostri cum domino Davausio, ut usque dum advenerint electorum et qui alii in itinere et prope portas nostras sunt ablegati, a propositione facienda2

    497

    utrinque abstineant.3 Idque ex consilio et rogatione eorum, ex ordinibus, qui Osnabrugae adsunt et statuum iura legatis perpetuo inculcant seduloque commendant; inutile existimantes si de libertate iurium suorum scripto caveatur, nisi illam in effectu obtineant et in celeberrimo hoc congressu exerceant.4 Placuit initio consilium domino de Servient, quod mox evertere est aggressus, privatis magis, ex sententia domini d'Avaux, quam publicis rationibus eo adactus.5 Conventionem cum Sueciae legatis obiecit alter, ordinumque instantiam, et ipsam porro iam dudum propositionem suam factam; nullum econtra ex minima mora periculum. Quae omnia si non sufficerent, advertendos ad minimum foederatos per residentes Sueciae vel Galliae;6 pro ludibrio alias haberi conventionem a legato factam, ipsumque foedus eludi.

    Sed hisce non obstantibus, nec ulteriori mora, nec ulla ad Sueciae legatos notificatione egendum ratus, dominus Servient mediatoribus se coniungit, urget, instat, collegam superat, adeo ut hesterna die propositionem suam mediatoribus, nobis insciis, exhibuerint.7 Convenit me protinus d'Avaux, de vehementia collegae et iniquo procedendi modo graviter conquestus, veritusque est, ni oportune inhibeantur talia, posthac graviora committi.8 Rettuli, ut oportebat, Osnabrugam insperatum negotium, necdum responsum habui. Dubio procul committetur Excellentiae vestrae de eo apud Galliae reginam proceresque conquerendi cura.

    Postquam regni administrationem aggressa est regia Maiestas Sueciae, nihil inde

    498

    litterarum habuimus.9 Nec de exercitus nostri in Bohemia progressu certi aliquid constat. Johannes Cruus, cancellarii gener, in Schonia mense Decembri defunctus est.10

    Deo Excellentiam vestram officiose commendo,

    Excellentiae vestrae ad officia paratissimus,
    Schering Rosenhane.

    Monasterii, die 15 Februarii anno 1645. ‹Monasterii, die 15 Februarii anno 1645›.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 8 Febr./Maert.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 17, 21. Eigenh. ondertek.
    2 - De Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini hadden de Franse gevolmachtigden verzocht een propositie in te dienen ‘circa media pacis’. In hun antwoord, dd. 1 februari 1645, beriepen de Fransen zich op de afspraken die zij met de Zweedse gevolmachtigden hadden gemaakt over de gelijktijdige aanvang van het ‘vredeswerk’ (negotium pacis) in Munster en Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 270-272).
    3 - De Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, had tijdens zijn verblijf in Osnabrück (4-9 februari) het wantrouwen van de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius niet kunnen wegnemen. Nadat hij tot het inzicht was gekomen dat de delegaties van de Hanzesteden, de hertogen van Braunschweig-Lüneburg, de hertog van Mecklenburg en de landgravin van Hessen-Kassel even hardnekkig vasthielden aan de aanwezigheid van een volwaardige ‘Reichsdeputation’ (keurvorsten, vorsten en standen), zwichtte hij voor hun wens om de aanbieding van de ‘propositiones de pace’ nog enige tijd uit te stellen (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 123-126 en p. 150-155; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 186-191).
    4 - De discussie over de Franse en Zweedse ‘propositiones de pace’ zou tot 1/11 juni 1645 voortduren (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 439-448).
    5 - De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien hadden op 17 januari brieven ontvangen waarin de regering in Parijs scherpe kritiek uitoefende op hun ‘propositio’ van 4 december 1644 (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 1-19, en Diarium Volmar I, p. 263-264). In een schrijven van 31 januari 1645 bevestigden de gevolmachtigden de ontvangst van de koninklijke memoranda: ‘Nous avons veu avec un très sensible desplaisir que le premier pas de nostre négotiation se soit trouvé eloigné des intentions de la Reyne’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 94-95).
    6 - Claude de Salles, baron van Rorté, Frans resident in Osnabrück, had in Munster meegewerkt aan de voorbereiding van de uitwisseling van de geëmendeerde volmachten (24 januari-31 januari); vgl. no. 7288.
    7 - De Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini namen op 14/24 februari een nieuwe redactie (‘propositio Ia’) van de eerste Franse propositie, dd. 4 december 1644, in ontvangst (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 358-360).
    8 - De Zweedse resident Schering Rosenhane herinnerde de Franse gevolmachtigden aan de Osnabrücker afspraken (supra, n. 3). De graaf van Avaux verontschuldigde zich en schoof alle schuld op zijn collega Abel Servien (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 149 en p. 161-166; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 505-512).
    9 - Het postverkeer met Stockholm en het Zweedse leger in Bohemen kwam een week later weer op gang; vgl. nos. 7341 en 7349.
    10 - De Zweedse krijgscommissaris Johan Jespersson Kruus († 1644), schoonzoon van rijkskanselier Axel Oxenstierna (no. 3932 (dl. X)), had in de jaren 1637-1638 een bezoek aan Parijs gebracht (SBL XXI, p. 646, en Europäische Stammtafeln, Neue Folge VIII, Tafel 157a (Katharina Oxenstierna (1612-1661)).