eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3932. 1639 januari 15. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Den 13 deser ontfang ick uE. twee brieven van den 24 December2 ende van den 3 Ianuarii3. Ick sal die beide cortelijck overloopen. Bidde uE. voor mijne papieren4 het uiterste te doen bij allen.

    De Westindische compagnie, nae wij hier hooren, sal vrij wat te doen vinden in Brasyl. Daerom is haar eenicheit hoochnoodigh.

    Ick en can anders niet geloven, off 't accord van de landgravin5 met den keiser6 sal sijn effect hebben. De saeck van de religie voor haer particulieren stant can door secrete acte gerecht werden. Dat sij alleen voor de heele partij de vrijheit soude willen bedingen, is buiten apparentie, gelijck oock de ambassadeurs van Engellant7 oordeelen. Off de clachten van de Hessischen over Vrancrijck heel gefondeert sijn ofte wat gesocht om excuse te vinden, wil ick niet naeuw ondersoecken: ende sal garen verwachten, wat den ambassadeur d'Estampes8 met d'heer Melander9, die niet slecht en is, sal connen handelen. UE. sal wel doen d'heer Spierinck10 in sijn versoeck, soo veel gevouchelick geschieden can, te assisteren. Sijne Ed. Gestr. behoort mij niet te abuseren met mij op mons.r Heuft11 te wijsen, die overlange geseyt heeft veel meer aen den Croon van Sweden te hebben verschoten dan hij daervan heeft ontfangen. De schade, die oock doe in recompense van mijnen arbeit is te groot ende doet de lust vergaen. Sonder seeckere fond weet ick niet, off het mij geraide soude sijn te continueren. Dancke uE. over sijne sorge in de selve mijne ende andere saecken.

    Tot Gelucstad verstae ick dat den churfürst12 niet als woorden heeft becomen,

    36

    ende werd niet sonder reden gevreest, dat den coninck van Denemarcken13 sijn eigen baet soeckt in de paix. De overcomste van mijnheer den rijcxcancellier14 meene ick niet dat haest sal vallen.

    Mansfeld15 is nae den keiser toe ende commandeert Lamboi16 in sijne plaetse. De discipline in uE. quartieren over dieghenen, die dienen te water ofte te lande, is hoochnoodigh.

    Wij verwachten de uitcomste van de Lunenburgsche vergadering. Meene niet, dat sij opentlijck iet voor den keiser sullen doen ofte geven ons occasie om haer vijandlijck aen te tasten sonder eenige opspraeck. Arnhims17 uitcomste sal den coning van Denemarcken stijven in sijn voornemen ende Swede geen goed doen.

    Met Curts18, daer uE. van schrijft, heb ick weinigh kennisse, oock weinigh woorden gehadt. UE. sal met hem dienen te gaen circumspecte om redenen.

    Piccolomini19 meene ick dat huis sal blijven houden tusschen Lutsenburg ende Trier.

    Dat onse goedgunstige wat credyts crijgen te Rotterdam is mij lief, maer twijffele seer off daer oit courage sal sijn om de privilegiën van de verkiesing te hervatten.

    Dat vanwegen de Vereenigde Provinciën in Polen gesonden werde over den tol, sal hoochnoodigh sijn, ende mij dunct, dat uEd. daerop behoort te dencken. Sed nolo ex litore gubernare. Men moet die dingen doen ofte laeten nae men apparentie siet.

    D'heer Pels20 adviseert mij seer naerstigh. Ick sal oock niet laeten met hem te corresponderen ende in alles te tonen, dat ick sijn vrund ben.

    't Spel in Schotlant staet mij niet aen, nu men haer in de religie gegeven heeft, wat sij willen, trachten sij verder. Den coning21 heeft sijn crijgsvolck gesonden nae de frontieren.

    Soo de Spaenschen het passeport voor de Staten-Generael difficulteren, moet genomen werden voor een teycken dat sij ghene vrede, immers geene generale en begeren.

    Brissac is voor de heele partij van groote importantie ende een wegh tegen de somer om nae Beieren te gaen.

    Ick houde, de vrede gesloten is tusschen den Turck22 ende Persianen, hoewel de Venetianen sulcx ontkennen om vrunden te vinden. Off het den Sevenberger23 ernst is, dat hij laet schijnen, off dat hij door geruchten van andere alliantie sijne conditiën soeckt te maecken met den keiser, staet te bedencken. Soo hij lust heeft tot het oorlogh, sullen den Hongeren licht op de been gebracht connen werden.

    De veele misdrachten van de princesse van Orangie24 sullen de successie

    37

    aldaer, als op een manhooft staende, los stellen insonderheit, soo graaf Willem25 oock sonder soon comt te sterven.

    Wat d'heer van Oosterwijck26 aengaet, heb uE. over desen daervan genoech geschreven.

    Die van Venegië sullen noch ordinarisse nochte extraordinarisse van dien staet oyt Excellentie geven, maer alleen Signorie Illustrissime, waermede d'heer Joachimi27 altijd is tevrede geweest.

    Den ambassadeur van Vrancrijck te Venegië28 heeft den heer van Oosterwijck noit gesien. Ick heb op die materie aen sijn Ex.tie mijnheer den rijcscancellier geschreven. Soo men mij soude meenen indigniteiten te doen verdraegen ende geen gelt te geven, soo waer het beter op iet anders gedacht.

    De saecken die die staet souden mogen raecken can ick door d'heer Camerarium29 wel verhandelen. Wat Smalzius30 aengaet, hij spreect te Hamburg qualijck van mij ende de mijne ende dreigt mij. D'heer Crusen31 ende Forbuschen32, die in Sweden sijn, sullen weten, wat hier is gepasseert ende hoe hij hier van de heer cancellier selff ende van sijne Exc. dochter33, nu met d'heer Crusen verlooft ofte getrouwt, heeft gesproocken.

    Den 15 Januarii 1639.

    Van tijding is hier niet sonderling. De winter bevriest alles, daertegen men te hoof soeckt remedie met liefde ende met dansen, spreeckende oock ondertuschen van groote preparaten tot het oorlog in Italië ende tegen Spaignië.

    In Italië is den hertogh van Modena34 uit Spaignië weder gecomen.

    Venegië vreest voor Turck; soecken vrunden tot in Polen toe, maer, nae ick haer ken, sullen haer met gelt vrijcoopen. Sij sijn rijcken ende de Turcken begeerigh.

    Den hertogh van Wimar35 stelt ordre te Brisac, de steden van Constance, Zelle ende andere houdende de contrarie partie sijn in groote vrese selfs in dese winter ende doen haer voorsien van garnisoenen ende van vivres.

    De Engelschen op 't stuck van de alliantie met Sweden spreecken seer twijffelachtigh ende den Engelschen resident, die bij de Switsers is36, oock bij wijlen gaet bij den hertogh van Wimar, seer quaelijck van de Sweden als vijanden van de algemeene vrede. Daerom moeten sij op haer stuck letten op die maniere, dat sij bij onpartijdigen de wederpartie mogen stellen in 't ongelijck hebbende boven 't huis van Oostenrijck, drie wereltlijcke churfürsten37, sooveel bisschoppen ende

    38

    abten sijnde openbaere vijanden, tegen haer den coninc van Polen38, den coninc van Denemarcken met de nieuwe Saxensche ligue, op 'twelcks model men ons seyt, dat een nieuwe nederrijnsche wert gemaeckt ende, dat tot dien ende den graef39 ende stenden van Oostvrieslant het Hessische volck sullen nemen in haeren ende haeren toecomende bondgenooten dienst, om die quartieren te stellen in neutraliteit, welcke neutraliteit licht sal staen tot een dienst van den keiser ende bij consequentie van Spaignië. Want dat de Fransoisen hetselve Hessensche volck souden becomen in haeren dienst wert weinig gelooft, alsoo haer credyt daer seer geswackt is.

    Off d'Engelschen op Oostfrieslant ende Westfaelen sullen letten, twijffele ick. Dat hoff is van seer verschillende humeuren gecomposeert ende de Schotsche beroerten, die mij dunct dat meer aen- als afnemen, geven groot pretext voor deghenen, die de inlandsche rust ende commercie voor alle uitlandsche saecken prefereren, ende 't huis van den Pals in dese conjuncture meer als tevoren connen suspect maecken.

    Erford vreest de tresves te verliesen.

    In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 15 Ianu. 1639 wt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., R 10b. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Antw. op no. 3921; beantw. d. no. 3946.
    2 - Ontbreekt.
    3 - No. 3921.
    4 - Hierover herhaaldelijk in de brieven aan Nicolaes; het gaat om papieren, die bij Grotius' arrestatie in 1618 in beslag zijn genomen; vgl. no. 3694 van N. van Reigersberch dd. 26 juli 1638 (dl. IX, p. 485).
    5 - Amalie Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin-regentes van Hessen-Kassel.
    6 - Ferdinand III.
    7 - John Scudamore en Robert Sidney, graaf van Leicester, resp. ordinarius en extraordinarius Engels gezant te Parijs.
    8 - Jean d'Estampes, markies van Valençay.
    9 - Peter Melander, graaf van Holzapfel.
    10 - Petter Spiring Silvercrona, agent van Zweden en raad van financiën.
    11 - Johan Hoeufft, bankier te Parijs.
    12 - Karl Ludwig van de Palts.
    13 - Christiaan IV.
    14 - De Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna.
    15 - Philipp van Mansfeld.
    16 - Wilhelm, baron van Lamboy.
    17 - Hans Georg von Arnim-Boytzenburg.
    18 - Ferdinand Siegmund Kurz.
    19 - Ottavio Piccolomini, hertog van Amalfi.
    20 - Paulus Pels, Staats agent te Danzig.
    21 - Karel I van Engeland.
    22 - Murád (Amurath IV), sultan der Ottomanen.
    23 - Georg Rákóczi, vorst van Zevenburgen.
    24 - Amalia van Solms.
    25 - Willem, graaf van Nassau-Siegen.
    26 - Willem van Liere, heer van Oosterwijk, Staats gezant te Parijs.
    27 - Albert Joachimi, Staats gezant te Londen.
    28 - Zie no. 3921, p. 21 n. 3.
    29 - Ludwig Camerarius, ordinarius Zweeds gezant in Den Haag.
    30 - Peter Abel Schmalz; over de moeilijkheden met Schmalz zie men dl. IX, nos. 3687 en 3698.
    31 - Johan Jespersson Kruus.
    32 - Vermoedelijk Arvid Forbus; zie dl. IX, p. 475.
    33 - Karin Oxenstierna.
    34 - Francesco I d'Este, hertog van Modena.
    35 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    36 - Oliver Fleming.
    37 - Maximiliaan I van Beieren, Georg Wilhelm van Brandenburg en Johann Georg van Saksen.
    38 - Wladislas IV (VII).
    39 - Ulrich II, graaf van Oostfriesland (1605-1648).