eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    485

    3694. 1638 juli 26. Van N. van Reigersberch1.

    Mijn Heer,

    Den reeckenmeester Basius2 hebbe ick van de pampieren gesproocken, die daer geen geheuchenisse van en heeft gelijck ick oock niet en do(e) als dat de kasse, die ten huyse van Driel3 was, nu is bij uEd. broeder4 sonder te weten, waer de pampieren sijn gebleven; nam aen met sijne huysvrouw5 daervan te spreecken. Off onder de gecommitteerde raden yet sal wesen te vinden, twijfele ick seer, alsoo voor desen soo veel verloren moyte daerom is gedaen. Sal naer het een ende het ander nader omhooren, ondertusschen uEd. bedancken voor de satisfactie, die ick op mijn geproponeerde vragen tot verscheyde mael nu hebbe becommen, met versouck, dat het uEd. niet en verveele, dat ick voortaen op eenyge voorvallende difficulteyten mij mach behelpen met uEd. consideratiën.

    Desen heelen somer schijnt niet, dat men hier sonder yet voor te nemen garen soude laten passeren; dat oordeelen wij wt de versamelynge van nieuwe troupes, die wt de garnisoenen voor Gorcum bijeen worden gebracht, ende het affveerdygen van monsieur Strada6 naer den conynck7.

    Voor de resolutie van de lantgravinne8, die noch delibereert, wert seer gevreest; vanwegen de Generaliteyt is Riperda9 naer hare Altesse gesonden met presentatie van een goede quantiteyt ammonitie. Den tresves is sonder tijt gecontinueert, mits dat die daerwt wil scheyden acht dagen te voren de insinuatie daervan doe.

    Wt Schotlant hebben wij niet seeckers sedert de receptie van den marquis Hamilton10, die met vijffduysent paerden, 12000 te voet gewapende op de frontieren is ontfangen.

    De Engelsche continueren in de executie van de verleende repressaliën ende hebben alreede 16 scepen wt dese landen genomen.

    Het volck van den palsgrave11 begint hem te inquartieren in het lant van Cleeff, hebben Isenburg ende een andere plaetse aldaer verovert (?), sijn sterck 22 compangiën paerden, 3500 off daerontrent te voet.

    Tot Maestricht is pater rector12 ende Pasman13 den 20 deser geëxecuteert, pater rector, soo men ons seyt, op de beschuldynge van die van sijn societeyt,

    486

    sonder dat hij selffs yet heeft bekent, hoewel rigoureux, wert geschreven, getortureert is geweest. Tegens den predicant14, die hem assisteerde, seyde iterativelijck: innocens morior, ende in het lesen van de sententie tot twee, driemael toe: dat en is niet waer. Alle hetwelcke buyten twijfel quade interpretatiën onderworpen sal wesen, die mogelijck beter met wat min rigeur soude dienstych geweest sijn te ontgaen. Bij welke occasie mij in den sin comt uEd. te vragen, off in een plaetse als Maestricht een biechtvaer, die in de biechte eenych verraet is bekent gemaeckt, strafbaer is, indien hij dat niet aen en brengt, om reden dat yemant vrijheyt van religie gegeven sijnde hij die soude pretenderen te moeten hebben met sulcke articlen als die bij haer is gerecipieert, dat is met biechte ende heelynge van deselve15.

    Het voornemen van de coninginne-moeder16 om naer Spa te reysen, waertoe sij heeft versocht de protectie van die van Luyck, die swaricheyt maecken deselve toe te seggen, geeft materie te geloven, dat sij met den conynck17 in handelynge is, te meer omdat sij te Brussel noch contentement geeft noch ontfanckt. Soo bij de capucijn18 daer van Rome gecommen ofte yemant anders eenyge propositie van vrede ofte tresves wert gedaen, sal garen daervan openynge crijgen.

    Dat van Gallilaeo19 sal ick met den heer Boreel20 communiceren.

    In Oostindië gaet alles voor de compangie wel. Van Westindiën moeten wij tijdyngen wachten. De Dunkerkers sijn tot noch toe ingehouden, hoewel 20 gereet sijn om wt te lopen.

    De faute van Calloo21 dunckt mij, dat noch in het vergeetbouck niet en is gestelt, maer wel d'een off d'ander, als meest tot het vertreck genegen, op den hals mochte werden geschoven, daer ick mompelynge van hoore, alsmede dat alle, die in de crijsraet sijn geweest, soude wesen belast bij geschrifte te stellen van wat opinie sij sijn geweest.

    Desen 26 Iuly 1638.

     

    Ick hope uEd. sijne brieven de maent van Aug. in Zeelant sal addresseren.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., M 131. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb. p. 492. Gedeelt. bij Brandt-Cattenb., Leven II, p. 176. Antw. op no. 3678; beantw. d. no. 3712.
    2 - Johan Basius.
    3 - Cornelis Claesz. van Driel.
    4 - Willem de Groot.
    5 - Alida Graswinckel.
    6 - Godefroy d'Estrades.
    7 - Lodewijk XIII van Frankrijk.
    8 - Amelia Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin van Hessen-Kassel.
    9 - Willem van Ripperda.
    10 - James, derde markies van Hamilton.
    11 - Karl Ludwig van de Palts.
    12 - Joannes Boddens.
    13 - Gerard Pasman.
    14 - Philipus Ludovicus.
    15 - In margine noteerde Grotius hier: ‘Biechte’.
    16 - Maria de Medici.
    17 - Lodewijk XIII. Grotius noteerde hier in margine: mad. de Soissons. Bedoeld wordt Anne de Montafié, gravin van Soissons.
    18 - Ioannis a Moncalieri.
    19 - Galileo Galilei.
    20 - Willem Boreel.
    21 - Zie voor het relaas van de nederlaag bij Kallo no. 3648.