eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3648. 1638 juni 28. Van N. van Reigersberch1.

    Mijn Heer,

    Het onordentelijck vertreck van ons volck wt Vlaenderen iuyst genouchsaem op denselven tijt als ick uEd. adviseerde, dat bij ervarene wiert geoordeelt, dat wij daer voet souden connen houden, soude uEd. mogen connen doen twijffelen, dat ick bij andere qualijck was geïnformeert ende door te licht te geloven uEd. hebbe geabuseert, indien deselve retraicte, soo ick dat wechgaen soo behoore te noemen, nootsaeckelijck ofte excusabel bij persoonen hen des verstaende wierde geoordeelt. Dan naer wij daervan werden onderrecht, soo valt daerop vrij wat te seggen, off met reden off volgens het out gebruyck, sal uEd. wt andere connen verstaen.

    Soo veel isser van dat naer soo avantagieuse posten, die den viant aen het herte raeckten ende soo wel met wercken gesterckt, dat een assaut op drie plaetsen vier continuele uyren met seer groot verlies furieuselijck gedaen niet anders op de onse hadde geëmporteert als een traverse ende onvolmaeckte redoute, voor de principale wercken opgeworpen, naer de middach, soo den viant tusschen den sondach ende maendach snachts te een uyren was aengevallen, met seer groote confusie sijn verlaten, wt consideratie, dat de soldadesque seer met vechten van den ganschen nacht ende wercken in den dach gematteert niet bastant wesen soude om den volgenden nacht te wederstaen een gelijck effort, dat met vers volck weder soude, soo boodschapten de overlopers, voorgenome(n) werden.

    De meenynge was geweest de plaetse met goede ordre te verlaten, dan soo haest last wiert gegeven de paerden te schepen, is gecommen schrick onder de soetelaers ende schippers, die door geloop ende geroup haer soo verde onder het crijsvolck, dat sonder vivres seyde niet connen vechten, heeft verspreyt, dat yder met confusie heeft gesocht hem te salveren achterlatende het geschut tot 33 stucken, alle de amonitie, paerden van vier compangiën, meest alle de wapenen ende in de veertych vaendelen, 83 soo groote als cleine scepen, tot seer groot disreputatie van een volck, daer den viant noyt, als het tijt hadde om hem te begraven, eenych voordeel op heeft connen doen.

    Tot Lijffkenshouck sijn door de Slijcken over de drieduisent soldaten aengecommen ende bij den viant over de tweeduisent gevangen, tot Bergen vijff, seshondert; soodat het getal van degene, die werden vermist, op verre nae soo groot niet en is als het geruchte int begin heeft gepubliceert ende niet tot drieofte vierhondert en monteert ende daeronder geen officieren.

    In het gevecht hadden de onse haer seer mannelijck gequeten, alwaer hebben

    414

    verloren den lieutenant collonel Hinderson2, een Schotsmaior3 ende cappiteyn4, doch den lieutenant collonel Caluwart5 is met sesthien wonden, daeronder een seer dangereux in het hooft, tot Bergen gebracht ende den lieutenant collonel Boshuysen6, dwers door de schouderen geschoten, in den Hage. Caluwart loopt groot peryckel, sijnde een continuele coortse tot de quetsuyren geslagen ende is het hooft getrepaneert; het lant soude daeraen verliesen een man van courage ende van dienst.

    Graeff Willem7 sal het een dier Vlaenderen sijn, hebbende niet alleen verloren sijnen eenygen soon8, maer de gunste bij veele van het crijsvolck ende reputatie bij de ingesetene van het lant.

    Het gesalveerde volck wert naer de garnisoenen gesonden, daer de compangiën sullen werden versterkckt ende gewapent, andere in plaetse wederom in het velt gebracht, sijnde de intentie hetsij met offensie ofte diversie de geallieerden soo veel doenelijck de hant te bieden, hetwelck allerbest kon geschieden met het leger te brengen op den Vlaemschen bodem. Veele sal der hangen aen het succes van de Franse belegerynge, daer veele seer swaerhoofdych in sijn, nu de viant vrijder van sijne macht sal connen disponeren.

    Dat hertoch Barent9 meester sal worden van Brissac heeft men goede hope.

    Wt Dunckercke adviseert men ons, dat sij daer sterck equiperen, wel tot in de dertych scepen, met meenynge, soo het schijnt, onsen admirael10 aen te tasten, die hart aenhout om de fregatten, die voor hem werden geequipeert, bij hem te crijgen.

    Van de lantgravinne11 heeft men noch geen ander opinie als dat sij sal met den keyser12 verdragen, nietiegenstaende de offres bij Vranckerijck gedaen.

    Den secretaris Muller13 hebbe ick ten huyse van den heer Camerarius14, waer hij logeert, wesen besoucken met aenbiedynge van allen dienst; ende alsoo ick onder andere discoursen verstont, dat hij bij den hertoch van Weymaren hadde geresideert, soo viel mij in den sin, off bij occasie van sijne absentie onsen neeff15 qualijck soude doen de correspondentie wt die quartieren naer Sweden bij de hant te nemen; een middel om hem bekent te maecken ende te repareren quod antehac socordia possit esse peccatum. Uwe Ed. sal oordeelen, off hij daertoe dient aengemaent.

    415

    Neeff Johan Reigersberch16 vinde ick in allen deele goet, dat, soo haest als bequamelijck kan, wt Italien werde getrocken ende alsoo uEd. daertoe sal hebben de meeste cracht, soo wil ick uEd. die sorge hebben gerecommandeert.

    Mons.r Pels17 is nu hier, doch om wederom met den eersten naer Dansyck te vertrecken ende eenygen tijt te verblijven; hij heeft mij desen morgen geseyt sijn soon18 met de eerste gelegentheyt naer Paris te sullen senden ende aen uEd. selffs te schrijven, warom ick uEd. van de tijdynge wt die quartieren geen mentie en maecke. Het bijgaende schrift19 is bij den soon geschreven ende wert mij geseyt, dat hij de Italiaense hant seer veerdych heeft.

    Wat voorts belanckt de disputen bij Hollant tegens de Generaliteyt gemovert, wensche mede wel, dat die op vaster fondamenten gyngen; doch veele sijn bequamer om te sien, dat die autoriteyt haer schadelijck is als om te vinden, hoe verde ende op wat maniere desleve dient ingebonden.

    Met Rotterdam20 hope ick, wij haest de een off d'ander wtcomste vinden; de voorleden weecke hebbe ick die saecke bij goede occasie wederom ernstych gerecommandeert.

    Den conycnk van Denemarcken21 continueert in sijne lichtyngen, die hij sal gebruycken off om de keyserse wt Holsteyn te houden ofte tegens die van Hamburch. Tot noch toe heeft Gallus'22 volck noch in Holsteyn nochte het stift Bremen niet connen inquartieren ende is sijn volck seer verhongert.

    Het pacquet sal ick monsieur de Summaise23 seeckerlijck doen toecommen.

    Blijve hiermede uEd. dienswillyge.

    Desen 28 Iunij 1638.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot. Raet ende Ambassadeur van de coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.

    In dorso schreef Grotius: 28 Iunij 1638. N. Reigersberg.

    En boven aan de brief: Rec. 8 Iulij.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK. M 13h. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 480. Beantw. d. no. 3666.
    2 - James Henderson.
    3 - De sergeant-majoor Livingstone.
    4 - Kapitein Livingstone.
    5 - Levin de Caluart.
    6 - Willem van Boschuysen.
    7 - Willem, graaf van Nassau-Siegen.
    8 - Maurits, graaf van Nassau-Siegen.
    9 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    10 - Maerten Harpertsz. Tromp.
    11 - Amelia Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin van Hessen-Kassel.
    12 - Ferdinand III.
    13 - Georg Müller, Zweedse hofraad en secretaris.
    14 - Ludwig Camerarius, Zweeds gezant in Den Haag.
    15 - Cornelis de Groot.
    16 - Johan, oudste zoon van Johan van Reigersberch († 1632), die bij leven rentmeestergeneraal van Zeeland Bewester-Schelde was.
    17 - Paulus Pels.
    18 - Pieter Pels.
    19 - Ontbreekt.
    20 - Het betreft hier de pogingen namens Grotius ondernomen om diens achterstallig salaris alsnog uitbetaald te krijgen.
    21 - Christiaan IV.
    22 - Matthias, graaf Gallas.
    23 - Claude de Saumaise, hoogleraar te Leiden.