443
Mijn Heer,
Ick en can uE. niet genoech bedancken van de gestadige moeite, die uE. neemt in onse saecke. Wij moeten de resolutie verwachten, ende daernae sien wat te doen staet2. Dancke uE. mede van het particuliere verhael van 't gunt in Vlaendren is gepasseert. Ick beclaeg de ongelucken van graef Willem3. Soo den prins van Orangie4 in Vlaenderen comt, sal Vrancrijck seer verheugen. Om Duinkercke te bedwingen soude ick beter raed sien, indien de Engelschen daertoe off hielpen off immers sulcx mochten lijden. Nu dunct mij, dat de saeck difficulteit heeft.
Van de landgravinne5 sullen wij haest claer sien, wanneer d'heer Guntrode6 sijn rapport sal hebben gedaen.
Monsieur Muller7 roemt seer uE. beleefdheit, waervan ick uE. mede bedancke, wetende dat sulcx in mijne consideratie geschiet.
UE. bedencken op 't stuck van onsen oudste8 is niet quaed. Bij Neef Johan Reigersberg9 sullen wij devoiren doen volgens uE. begeerte.
De soon van monsieur Pels10 sal wel doen met den eerste over te comen ende sijne Italiaensche hant meer ende meer vast te stellen, niet om daermede te proncken, maer om een wel geformeerde letter sonder veel tijdverlies te schrijven. Werck sal ick hem genoeg geven.
Nopende de disputen met de Generaliteit oordeele ick met uEd.
Wij sullen sien, wat de lichtingen van den coning van Denemarcken11 sullen medebrengen ende waerheen Gallas12 sich sal wenden.
Monsieur de Saumaise13 heeft dese dagen aen eenige vrunden geschreven mijnen brief tot bedancking van sijn boeck De Usuris14 noch niet te hebben ontfangen. Hoope Sijne E. nu soo den brief als het pacquet bij uE. vermelt sal hebben becomen.
UE. gelieve sooveel mogelijck is te ondertasten, off de soon van monsieur Pels door het employ van sijn vader15 niet meer en sal dependeren van die meester
444
als van mij, 't welck de croon van Swede ende mij seer schadelijck soude sijn vooral most ick vast gaen, dat hij geen advysen van mij comende aen anderen in 't geheel ofte deel soude mededeelen.De Fransche saecken gaen beter. Mijn heer den prins van Condé16 heeft op de frontieren van Vranckrijck ende Spaignië ingenomen Iron ende een fort genaemt Passagie, op de riviere van Handai, aldaer becomen ses galions met veel stucken geschuts, sestigh coperen, eenige van ijser, ses andere schepen, twee galions niet ten volle opgemaect, die verbrandt sijn, de brugge bij Fontarabie genomen, de stadt beset, een stad sijnde gefortificeert met vijf bastions als sijnde frontiers.
Den Cardinael de la Valette17 heeft een convoy geslagen, dat veele vivres bracht nae 't leger voor Vercelles, waerdoor de beleggers voor een tijdt misschien niet minder als de belegerde sullen sijn geïncommodeert. Wat d'uitcomst aldae(r) sal sijn, is onseecker. De Spaignaerden aldaer hebben d'officiers, door welcker negligentie sij seggen het laetste secours in Vercelles te sijn gepasseert, doen straffen met de doot.
Den marescal de Chastillon18 heeft van 't laetste van de voorgaende maent begonst sijn approches tegens S.t Omer. Van een goed succes voor 't einde van Augustus twijffelt d'heer marescal niet nochte andere, die daer sijn.
't Schijnt den vijant Guise wil belegeren. Den marescal de Breszé19 heeft last om daertegen te sijn.
Alleen den hertogh van Wimar20 door het vertoeven van het Fransche secours heeft wat ongelucx gehadt, ende is genootsaeckt geweest, naedat sijn vierschepen tegen de brugge van Brisac niet en hadden gedaen de gewenschte operatie, sijnde belet door eenige droochte in den Rijn, op de comste van Gotz21, die veel stercker was, sijne trouppes door de garnisoenen seer sijnde vermindert ende de plaetsen, daer sijn volck ontrent Brisac hier ende daer gelogeert was, seer desadvantageux tot een bataille, sich te vertrecken nae Nieuburg, waerdoor den vijant middel heeft gehadt om seven ende twintich wagens, oock een schip, te brengen in Brisac, waerdoor de stad ende het garnisoen voor een tijdt middel sal hebben sich te onderhouden. Doch hoopt Sijne Fürst. Genade, wanneer den vicomte de Turaine22 bij hem sal sijn gecomen, 't belegh te hervatten, alsoo Goutz door honger, soo van menschen, als van paerden, nae de executie van dit desseing terugge is getrocken nae het Wittenberger landt.
In de Grisons sijn onlusten, de gemeente bewogen sijnde door de religie, de principalen door gelt, Vranckrijck ende Spaignië dingen tegen malcander, Spaignië vecht stercker.
Mijne gebiedenisse aen alle oprechte vrunden.
Den 10 Iuly 1638.
UE. dienstwillige
H. de Groot.
445
In margine heeft Maria van Reigersberch toegevoegd: Jegenwoordych geen meer tijdt hebbende moet ic uE. ten hoogsten bidden mij doch de resepte voor de teeringe te willen zenden, kosten de naemmen van de cruden int franssous ghesteldt werden, waere zeer goedt, bidde, dat het met den eersten mach gheschieden.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In Den Hage.
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den X Iuly 1638.
En: Hertoch Barent van Brisac vertrokken. Brisac gevictuailleert.