eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7365. 1645 maart 16. Van G. Keller.1

    Hochedler, gestrenger herr ambassadeur, hochgeneigter herr vnndt patron,

    Ess haben endtlich2 am verwichenen Sonnabend die herren käysserl. gesandten ihre anwesenheit alhier vblicher maassen denen königlichen Schwedischen herren legaten notificiren lassen,3 welche daruff heut vormittag die erste visite bey ihnen abgeleget haben.4 Zue Munster haben die käysserl. gesandten beraits eine antwort vff die Frantzösi-

    555

    sche proposition von sich gegeben,5 deren inhallt vornehmblichst dahin gehet:6 dass den ständen dess Reichss sowoll publico allss privato nomine zu den tractaten zu kommen von langen her vom keysser erlaubt vndt zugelassen,7 vnndt dahero dessfallss weiter nichts zuthuen wehre, dass sie aber solang aussblieben, daran wehren sie selbst, vndt nicht I[hre] keysserl. Ma[jestät] schuldig, so hette auch solchem nach man auf sie so hoch nicht zu sehen, weiln doch ohne dass die herren churfursten, in der persohn dess Beyerischen gesandten, vnndt dess bischoffs Frantz Wilhellmss von Ossnabruck - welcher letztere dass gantze churfürstliche collegium repraesentirte - albereits zur stelle weren. Die freystellung dess churfursten von Trier belangend,8 dass nemblich selbige alsoforth vnndt vor dem eingang der tractaten erfollgen sollte, bestehen sie daruf dass solchess dergestalt nicht geschehen könte, zumahln ess eine sach were, so nicht zu den praeliminarien, sondern viellmeher zue den tractaten selbst, oder deren schluss gehörete. Die Italianische sachen9 gehöreten erst, nachdem die Teutschen zu ende gebracht, vnter der mediation dess papsts vnndt der Venediger vorgenommen zu werden. Von der versicherung vnterm nahmen dess käyssers vnndt gesampter chur-fursten vnndt ständen dess Reichss were vor aussgang der tractaten nicht nothwendig;10 immittelst aber, gegebener anlass nach zuerinneren, dasselbige vf solchen fall auch Frantzösischen theils, vnterm nahmen dess königs vnndt der stände in Franckreich, ausszufertigen sein wurde, etc. Sonst soll käysserl. theils man sich verlauten lassen, dass, da Schwed-vnndt Frantzösischer seithen man sich der stände dess Reichss so eifferig annehmen wollte, solchess zu erhebung dess friedens grosse difficultäten geben würde.

    556

    Wir hoffen aber zu Gott er alles vf guthen weeg lencken werde, dessen starckem schutz Ew. Excellenz ich gantz getrewlich hiemit empfhele,

    Ew. Excellenz gehorsamber diener,
    G. Keller m.pa.

    Datum Ossnabruck, den 6. Martii anno 1645.

    Adres: A son Excellence, monseigneur Grotius, ambassadeur de Suede en France, à Paris. 16 st., tout 5 ll. 4 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 28 Martii.

    En in dorso: 6 Martii 164[5] Keller.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 131. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.
    2 - De keizerlijke gevolmachtigde Johann Maximilian, graaf Lamberg, was op 11/21 september 1644 ‘incognito’ in Osnabrück verschenen (nos. 7053 en 7067 (dl. XV)). Pas op 2 maart stuurde hij zijn secretaris naar de residentie van de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna met zijn complimenten en de notificatie van zijn aanwezigheid ter vredesconferentie (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 203-204; Diarium Lamberg, p. 47-48, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 523).
    3 - Op zaterdagavond, de 11de maart, herhaalde de keizerlijke secretaris de notificatie, ditmaal ook aan de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius (no. 7353, en Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 50).
    4 - Vijf dagen later (16 maart) brachten Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane de eerste visite. In zijn Diarium (p. 52) tekende graaf Lamberg op: ‘Donnerstag. Zwischen 9 und 10 uhr vor mittag haben mich die Schwedischen gesande, beyde mit 6 gutschen zu 6 pferden, haimbgesucht und sind gebliben biß umb halb 12 uhr, herr Crane ist dabeigewest’. Zie ook Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 224-225, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 542 en p. 549.
    5 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar legden op 6 maart de laatste hand aan hun antwoord op de Franse ‘propositio Ia’, dd. 24 februari 1645. De volgende dag overhandigden zij de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini hun repliek met de volgende aanbeveling: ‘Haviamo pensato diligente sopra la proposizione degli plenipotenziarii di Francia & la trovammo riempita di parole bellissime, però del resto molto lontana dagli mezzi proporzionati al negoziazione principale ...’ (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 288-293). Drie dagen later presenteerden zij de bemiddelaars de definitieve versie van hun antwoord (o.c., I, p. 293-296).
    6 - De Franse gevolmachtigden kregen op 10 maart het keizerlijke antwoord aangereikt (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 358-360 en p. 368-371, en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 169-178). Op hun beurt gaven zij hun ambassadesecretaris Henri (of Jean) Brasset de opdracht om een copie te vervaardigen ten behoeve van de Zweedse gevolmachtigden (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 181-183, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 534-535 en p. 542-543); zie ook no. 7379.
    7 - Het eerste punt van het keizerlijke antwoord (supra, n. 5 en 6) betrof de kwestie van de aanwezigheid van de vorsten en standen: de keizer had de ‘Ordines’ de vrijheid gegeven om zijn gevolmachtigden ter vredesconferentie ‘mit rath und that an die hand zu gehen’ (13 januari 1645). Bovendien was het college van de keurvorsten in Munster reeds vertegenwoordigd in de persoon van de keurvorstelijke gevolmachtigde Franz Wilhelm von Wartenberg, bisschop van Osnabrück, Minden en Verden.
    8 - De eis tot vrijlating van de Trierse keurvorst-aartsbisschop Philipp Christoph von Sötern (punt II) liep vooruit op de werkelijke onderhandelingen.
    9 - De verwijzing naar het belang van de koning van Frankrijk in een duurzame vrede met de keizer en het Rijk was uitermate ondoorzichtig (punt III). De Italiaanse zaken (punt V) waren op dit moment niet aan de orde.
    10 - De keizerlijken verlangden een duidelijker omschrijving van de ‘confoederati et adhaerentes’ van de Franse kroon (punt IV) en de toezegging dat de ‘assecuratio tractandorum’ (punt VI) wederzijds zou geschieden, dus niet alleen op naam van de keizer en de rijksstanden, maar ook op naam van de koning van Frankrijk en de ‘Etats’.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]