eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    562

    7371. 1645 maart 18. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Ick maecke mij gereed om mijn afscheid hier te nemen ende de coninginne van Swede te dienen daer het haere Majesteit zal gelieven.2 Van monsieur de Strade [twijfele ick niet] off hij heeft zijne last gevolgt die hij hadde van mijnheer den cardinael, met dewelcke zijne E. zeer wel staet; can hem vougen nae het hoff.3

    De vergadering van Francfort zal noch bij den anderen blijven.4 De discoursen over de zaecken van den prince Rakoczy ende den marescal Torstenson vallen daer verscheiden.5 De keiserschen houden voor zeecker dat den Grooten Heer hem daerin zal stilhouden, hebbende zijne desseings gekeert ter zee,6 waerover niet alleen die van Malta in vrese zijn,7 aen dewelcke de coninginne-regente vier galeien heeft geschoncken, maer oock die van Venetië in groote ombrage, omdat den Grooten Heer haer een haven in Candie geëischt hebbende, zij dezelve hem niet en hebben connen toestaen.8 De commercie tuschen de Turcken ende Venetianen is [op] eenige eilanden gebroocken.9 Men vougt daerbij dat in Dalmatië eenige plaetsen bij de Turcken op de Venetianen zoude zijn genomen. De

    563

    ambassadeurs van de Italiaensche princen zijn deze dagen geweest bij mijnheer den cardinael om op de inlandsche vrede van Italië wel te letten.10

    De voorszegde keisersche11 meenen dat zij nu, gesterckt zijnde met de Beierschen tot ontrent vijfduizent, zullen connen voorcomen den intocht van den marescal Torstenson in Moravië ende zijne conjonctie met den prince Rakoczy, die men daer gelooft gegaen te zijn met zesduizent paerden om Olmitz te ontzetten.12 Maer ‹eerst› op het stuck van de Beyerschen werdt geconsidereert dat die maer eerst geleent en zijn voor veertien dage, ter exspiratie van welcken tijd ydermael nieuwe continuatie van den vorst van Beieren moet werden verzocht, ende dat mischien denzelven hertogh niet en zal willen toelaeten dat zij zoo heel verre trecken van zijne landen.13 De Fransoisen zeggen dat dien hertogh tracht altijd groote forces bij zich te hebben om zich te zelver te connen conserveren, al waer het dat de zaecken quaelijck gingen met het huis van Oostenrijck ofte oock dat eenige princen, waertoe de Fransoisen arbeiden, van de ligue afbraecken. De Fransoisen zeggen vorder tot Francfort vannieuws geld gegeven te hebben aen Rakoczy14 ende dat denzelve Rakoc[z]y tweeduizent Duitschen zal hebben van den marescal Torstenson, ende den marescal Torstenson zesduizent man van den prins Rakoczy, zoodat zij meenen dat Oostenrijck haest beladen zal zijn met vijftichduizent man ende dat Rakoczy ende Torstenson elck een leger sullen commanderen, zoeckende waer yder can zijn advantage.15 Den keizer werdt gezegt uit Prage te gaen nae de quartieren daer de noodt zal zijn. Marsin brengt eenigh volck bij den marescal de Turenne,16 die te Spier is.17 Men spreect hier van tweehondert gulden te stellen op yders coetse.18

    564

    Den paus werdt gezegt bullen te zullen geven op de electie van bisschoppen, geschiet in Portugael.19 Gremonville, ambassadeur van Vrancrijck, was te Rome gearriveert20 met veel bewijs tegen den cardinael Antonio.21 Casal werdt bij de Fransoisen vannieuws gesterckt ende geprovideert.22 Anders gaet niet om, den crijgh aengaende in Italië. Uit Catelagne werdt quade tijding gevreest. Den marescal de La Motte-Odincourt blijft in 't casteel te Lions, maer in een ruime gevanckenisse met veele visiten zonder dat gesproocken werdt van hem rechters te geven.23

    Uit Engelant werden wij onderrecht dat de conferentie gebroocken is,24 doch met eenige hoope van hervat te werden. Dat de parlamentarissen hebben becomen Shrouwsbury25 ende Scarboroug,26 ende in deze plaetze twaelff schepen, vier stucken canons ende veele wapenen. Dat zij een nieuw leger maecken27 ende Plimuth28 ter zee hebben gesecoureert ende de belegeraers door een uitval merckelijck beschadight.

    18 Maert 1645.

    565

    Vorder hebben wij tijdinge dat den graef van Harcourt door Narbonne passerende zesduizent man uit die quartieren vooruit heeft gezonden nae Catelagne.29 Dat hertogh Carel tracht La Motte te ontzetten.30 Dat Mercy bij Sturgard let op de actiën van Rose,31 die van den marescal de Turenne weder was gecomen nae Tubingue. Den Grooten Heer meent tegen den eerste Mai zoo uit zijne provinciën, dat is uit Alger, Tunes, Tripoli,32 bijeen te hebben tweehondert galeien, driehondert oorlogschepen met veele tartanen, barques ende polaques,33 een deel bij Navaryn in Morea, een deel tusschen Malta ende Sicilië, waerover de Spaignaerden niet minder dan die van Maltha zijn beducht.

    Den coning van Engelant heeft gezocht vrijheit om te Londen te comen,34 oock suspencie van wapenen ofte afdanckinge van trouppes. 't Parlement zegt daerin te consenteren wanneer hij haere begeerte zal hebben toegestaen. D'ambassadeurs van de Vereenigde Nederlanden, als men meende dat zij afscheit zouden nemen van het parlement, hebben gesproocken van de religie, zeggende dat die zaecke gemeen was tuschen haer ende 't parlement, ende dat zij hoopten dat den coninck zoude zijn te bewilligen van te zullen toestaen al wat in een synode, canoniquelijck vergadert,35 oock ten overstaen van Duitsche ende Nederlandsche doctoren zoude werden goedgevonden. Dit en smaecte de parlamentarissen niet, die zeiden dat zij haer eigen religie best verstond[en]. Evenwel is Farfax sus-

    566

    pect van te wesen anabaptiste, 'twelck met zijne professie niet wel overeen en comt.36 De soldaten die onder den grave van Essex hebben gedient, zijn zoo quaelijck tevrede37 over de resignatie van de crijgsampten die Essex uit cracht van een resolutie van het parlement, eer hij daertoe wierd geperst, hadde gedaen, dat drie compagniën ruiters dienst hebben genomen bij den coning,38 andere trouppes Waller hebben gedwongen zich te salveren binnen het casteel van Farnham.39 's Conincx volck had Holt, een casteel in de provincie van Wil,40 becomen. In Ierland hadden de protestanten de steden Galwai, Droheda ende Dunkalke, oock den persoon van den viceroi met intelligentie meenen te becomen,41 ende alzoo zij de steden van Corken, Bandonbridge, Kinsal ende Yeoghil niet wel en conden beschermen, hebben zij die gepresenteert aen de Hollanders.42 De roomsche catholycken van Ierland belegerden sterck het fort van Duncanan,43 hebbende oock twee forten op de riviere gemaect om het secours te beletten.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    Onderaan de voorzijde schreef Grotius: Verte.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 18 Martii 1645 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40 p. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7370.
    2 - Koningin Christina van Zweden had Grotius in brieven van 30 december 1644/9 januari 1645 (no. 7242) opgedragen om zich ‘ad loca nobis propinquiora’ te begeven (no. 7366).
    3 - De Franse regering distantieerde zich van de toespraak van haar envoyé Godefroi d'Estrades tot de leden van de Staten-Generaal, dd. 25 februari 1645. In een schrijven van 10 maart waarschuwde kardinaal Jules Mazarin de envoyé voor een Zweeds protest tegen ‘le discours que vous avez fait à MM. les Estats touchant la guerre contre le roy de Danemark’ (Correspondance d'Estrades I, p. 233-236 en p. 240-242, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 183, p. 192-195, p. 213 en p. 235).
    4 - De laatste dagen van de Frankforter ‘Deputationstag’. Op 11 april 1645 bekrachtigde de keizer het besluit van de ‘translation des Deputationstags’ naar Munster (Urk. u. Act. I, p. 867-868, en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 113-117 en p. 173-177).
    5 - De meningen van de nieuwsagenten in Frankfort over de inval van het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson in de Boheemse landen liepen uiteen: ‘Quelques-uns neantmoins croyent tousjours que le dessein du Général Torstenson n'est pas de s'arrester en ce Royaume, mais de passer vers la Moravie et la Hongrie, pour se joindre au Prince Ragotsky’ [György I Rákóczi] (Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645).
    6 - Een Turks leger trachtte Stiermarken onder contributie te brengen. In het keizerlijke hoofdkwartier te Praag sprak men de verwachting uit dat de Sultan zijn soldaten zou terugroepen naar de Dalmatische kust (Dubrovnik en Vlorë).
    7 - Sultan Ibrahim bracht in de baai van Navarino (tegenwoordig Pylos, aan de zuidwestkust van de Peloponnesos) een vloot van 400 schepen bijeen (Gazette 1645, nos. 22, dd. 18 februari 1645). De geruchten over een Turks optreden tegen de Maltezers bleven aanhouden; vgl. de Gazette 1645, no. 30, dd. 18 maart 1645: ‘De Marseille, le 7 Mars 1645: On confirme tousiours les preparatifs que le Grand Seigneur fait à Navarrin pour assiéger l'Isle de Malthe; dont le Grand Maistre se prepare aussi autant qu'il peut à la defensive’.
    8 - De Venetiaanse ‘bailo’ Giovanni Soranzo di Lorenzo gaf geen gevolg aan het verzoek van de Sultan om gebruik te mogen maken van een bevoorradingspost op het eiland Kreta (Gazette 1645, no. 27, 11 maart 1645).
    9 - De eilanden Korfoe, Kefallinia en Zakynthos (Zante) (‘Brieven van den Consul Sonnevelt’, in Kronijk HG 17(1861), p. 425-429). Het meest bevreesd waren de Venetianen voor een Turkse aanslag op Zadar (Zara) (Gazette 1645, no. 37, dd. 1 april 1645, en Archivo de Simancas, Catálogo XXVI. Papeles de estado Venecia, p. 355).
    10 - De kardinaal betrok de nuntius Niccolò Guidi di Bagno en de Venetiaanse ambassadeur Giovanni Battista Nani in zijn zorgen over de politieke en militaire ontwikkelingen in Italië; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 201-202, en Lettres Mazarin II, p. 130-136.
    11 - Op 12 en 13 februari maakten de keizer en aartshertog Leopold Wilhelm een inspectieronde langs de eenheden die onder bevel van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen aan de Ohře (Eger) de strijd zouden aanbinden met het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson: 5000 keizerlijken uit de Hongaarse regimenten van Johann, graaf van Götz(en), 5000 Zwabisch-Beiersen onder bevel van Johan van Werth, 1000 Saksische ruiters en 2000 infanteristen uit het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, verschenen op het rendez-vous bij de Witte Berg (Praag).
    12 - Koeriers waarschuwden de keizer voor een inval van het leger van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi in Moravië (Brno en de Zweedse garnizoensstad Olomouc) (Doc. Boh. VII, p. 177-178 no. 519, en Gazette 1645, no. 33, dd. 25 maart 1645).
    13 - Hertog Maximiliaan I van Beieren had zijn campagne tegen het leger van de burggraaf van Turenne (infra, n. 16) afgestemd op een verenigd optreden van zijn bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth aan de Rijn. Op 1 april kwam in het Zwabisch-Beierse hoofdkwartier te Schwäbisch-Hall eindelijk de verbinding tot stand met de ruiters die hij in januari naar het front in Bohemen had gestuurd (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 151-153).
    14 - De Zweden hadden ingestemd met het Franse voorstel om ten behoeve van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi geld te lichten uit de Frans-Zweedse subsidiekas. In april trad de Franse gezant Antoine Fouquet, heer van Marcilly-Croissy, met de Zevenburgers in onderhandeling over een afzonderlijke ‘traité d'alliance’ met koning Lodewijk XIV (Hudita, Histoire des relations diplomatiques entre la France et la Transylvanie, p. 109-119).
    15 - De Gazette 1645, no. 32, ‘extraordinaire du XXIV Mars 1645’, doorbrak de gissingen over de troepenbewegingen in de Habsburgse landen met een bericht over een grote Zweedse overwinning bij Jankov (24 februari/6 maart).
    16 - De Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, had in Saverne tevergeefs gewacht op de komst van de Luikse lichtingen van de troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin).
    17 - In de tweede helft van maart schouwde de burggraaf van Turenne in Spiers opnieuw zijn troepenmacht: 5000 ruiters en 6000 infanteristen verschenen op het appel (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 39-41 en II, p. 337).
    18 - De belasting op koetsen werd serieus in overweging genomen; zie no. 7383, n. 22.
    19 - Paus Innocentius X gaf niet toe aan een verzoek om erkenning van de bisschopsbenoemingen van koning Jan IV Van Portugal (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 58-61). Een Frans pleidooi ten gunste van de Portugese gedeputeerde Nicolau Monteiro, prior van Cedofeita, richtte weinig uit; vgl. de Gazette 1645, no. 27, dd. 11 maart 1645, ‘De Rome, le 14 Février 1645 ... On fait toûjours ici de grandes instances pour la réception d'un Ambassadeur de Portugal: à quoi les partisans d'Espagne continuënt de s'opposer ouvertement’.
    20 - De Franse ambassadeur Nicolas Bretel, heer van Grémonville, was op 2 februari in Rome verschenen (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 173-175).
    21 - Het dossier bevatte vermoedelijk onthullingen van de Franse kardinaal Achille d'Estampes-Valençay over het beleid van paus Urbanus VIII en diens neven Francesco en Antonio Barberini (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 154-166).
    22 - De Mantuaanse vestingstad Casale Monferrato (ten noorden van Alessandria) was het belangrijkste steunpunt van het Frans gezag in Savoye-Piemonte: ‘Le Roy n'a point de dessein particulier de faire demeurer les François dans Cazal pour son intérest, qu'il désire seulement que cette place soit [si] bien assurée que les Espagnolz ne puissent s'en rendre Maistres ny Madame de Mantoue en abuser au préjudice du repos de l'Italie et de la Chrestienté’ (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 79-80).
    23 - De door de Catalanen verstoten onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, kreeg in de kerkers van het fort Pierre-Encise (Lyon) de tijd om na te denken over zijn misslagen.
    24 - De koninklijke commissarissen hadden de vredesbesprekingen te Uxbridge nog enige tijd willen aanhouden. Op 8 maart verlieten de afgevaardigden van het Parlement de conferentietafel (Gazette 1645, nos. 27 en 30, dd. 11 en 18 maart 1645, en The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 344-345).
    25 - Burgers en soldaten uit het leger van sir William Brereton overvielen op 22 februari/4 maart het koninklijke garnizoen van Shrewsbury (Briefw. C. Huygens IV, p. 134-135, en CSP Dom. 1644-1645, p. 327-328).
    26 - In opdracht van Ferdinando Fairfax, de parlementsgezinde gouverneur van York, had sir John Meldrum (DNB XXXVII, p. 218-219) de stad en de haven van Scarborough vrijgemaakt voor een aanval op de koninklijke burcht (CSP Dom. 1644-1645, p. 323-324, en ‘Brieven van den gezant in Engeland’, in Kroniek HG 25(1869), p. 38). Vijf maanden later erkende de garnizoenscommandant sir Hugh Cholmley zijn nederlaag en ging hij accoord met de capitulatievoorwaarden (DNB X, p. 268-269).
    27 - Het Parlement bekrachtigde op 15/25 februari de benoeming van Thomas Fairfax tot opperbevelhebber van ‘the new modelled army’ (CSP Dom. 1644-1645, p. 305-306, en The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 340-344).
    28 - De koninklijken van sir Richard Grenville vormden niet langer een bedreiging voor het garnizoen van Plymouth (CSP Dom. 1644-1645, p. 251-252). Misschien moet hier ‘Weymouth’ gelezen worden (no. 7359, n. 27, en The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 348).
    29 - Ondanks tijdingen over de opleving van de vijandelijkheden op de weg naar Tremp (ten noorden van Lérida en Agramunt) verloor de nieuwe Franse onderkoning Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, het belang van een plechtige intocht in de Catalaanse hoofdstad niet uit het oog. Op 22 maart brak voor hem de grote dag aan (Gazette 1645, no. 41, ‘extraordinaire du XIII Avril 1645: L'entree du Comte de Harcourt dans Barcelonne’).
    30 - De reddingsactie van hertog Karel IV van Lotharingen kwam te laat: de Franse bevelhebber Pierre de Magalotti had de omsingeling van het Lotharingse bolwerk La Motte reeds omgezet in een ‘formel belech’ (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 274-276 en p. 278, en Gazette 1645, nos. 27 en 34, dd. 11 en 25 maart 1645).
    31 - De Zwabisch-Beierse bevelhebber François de Mercy volgde de verkenningstocht van de Frans-Weimarse bevelhebber Reinhold von Rosen in het Württembergerland op een afstand: ‘Le Général Mercy s'est campé prés de Stutgard, pour observer le Général Major Rose: lequel apres s'estre abouché avec le Mareschal de Turenne à Philipsbourg, est retourné joindre ses troupes pres de Tubinguen’ (Gazette 1645, nos. 26 en 30, dd. 11 en 18 maart 1645).
    32 - Drie afgezanten van de Sultan waren in de haven van Tripoli verschenen. Een ‘chiaux’ (tschaousch (boodschapper)) bleef in Tripoli achter en onderhandelde aldaar over de levering van 4 galeien en 12 schepen; de twee anderen bezochten Tunis (7 galeien en 20 schepen) en Algiers (25 galeien en 40 schepen) (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 278). De kapiteins kregen een maand de tijd om hun schepen zeilklaar te maken voor het rendez-vous in de baai van Navarino (tegenwoordig Pylos, aan de zuidwestkust van de Peloponnesos (Morea)) en de wacht in de Siciliaanse wateren (Gazette 1645, no. 30, dd. 18 maart 1645).
    33 - Koopvaarders en vissersboten; in het Frans: ‘tartanes’, ‘barques’ en ‘polacres’. De Gazette 1645, no. 30, dd. 18 maart 1645, sprak over ‘un nombre prodigieux de Tartanes, de barques et de Polaques pour porter les munitions’.
    34 - De Londense correspondent van de Gazette 1645, no. 30, dd. 18 maart 1645, berichtte dat koning Karel I de onderhandelingen te Uxbridge (supra, n. 24) graag had willen voortzetten, ‘et a encor depuis proposé de venir au Parlement, à condition que chaque parti licentiéroit ses trouppes, et qu'il auroit assurance de sa personne en cette ville’.
    35 - De Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude hadden hun voorstel van ‘een Synode Nationael in dit Coninckrijck’ eerst voorgelegd aan de koning in Oxford. Op 24 februari/6 maart richtten zij het woord tot de ‘lords’ en ‘commons’: ‘Als wij een nationael sinode hadden voorgeslagen met assumtie van alle protestantsche kercken, soo worde ons onder de handt geseyt, dat het onaengenaem waer, waerom wij weder harwaerts [Oxford] sijn gegaen’ (Briefw. C. Huygens IV, p. 134-135; ‘Brieven van den gezant in Engeland’, in Kroniek HG 25(1869), p. 40-44; The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 345-346, en S. Groenveld, Verlopend getij, p. 119).
    36 - Puriteinse kritiek op de benoeming van Thomas Fairfax tot opperbevelhebber van ‘the new modelled army’ (supra, n. 27).
    37 - Het verzet tegen het op 17/27 december 1644 genomen besluit om leden van het Hogeren Lagerhuis in het vervolg uit te sluiten van civiele en militaire functies (‘the Self-Denying Ordinance’).
    38 - De ruiters van Robert Devereux, graaf van Essex, waren in opstand gekomen tegen hun nieuwe bevelhebber sir William Waller. Drie compagnieën scheidden zich van de anderen af en trokken de Theems over, roepende ‘for God and King Charles’ (Briefw. C. Huygens IV, p. 135-136, en Gazette 1645, no. 30, dd. 18 maart 1645).
    39 - De manschappen van sir William Waller rebelleerden in hun kwartieren te Farnham tegen het uitblijven van de beloofde soldij. Op 27 februari/9 maart besloot het Parlement de ergste nood te lenigen (CSP Dom. 1644-1645, p. 282, p. 303-304 en p. 320-321).
    40 - Holt in Wiltshire, ten noorden van Trowbridge (Gazette 1645, no. 30, dd. 18 maart 1645).
    41 - James Butler (1610-1688), graaf van Ormond(e), 's konings ‘lord-lieutenant’ in Ierland, ontdekte een complot van Ierse en Schotse protestanten tegen de katholieken van Dublin, Galway, Drogheda en Dundalk (DNB VIII, p. 52-60, en Gazette 1645, no. 30, dd. 18 maart 1645).
    42 - Dezelfde Gazette 1645 (supra, n. 40) bracht het nieuws dat de parlementsgezinde Murrough O'Brien († 1674), graaf van Inchiquin, gouverneur van Munster, het plan had opgevat om de protestantse ingezetenen van Cork, Bandonbridge, Kinsale en Youghal onder de bescherming te plaatsten van de Hollanders.
    43 - Sir Laurence Esmonde, garnizoenscommandant van Duncannon in het graafschap Wexford, had zich aan de zijde van de parlementsgezinde gouverneur van Munster geschaard. Op 19 maart, na een belegering van twee maanden, moest hij zijn vesting overdragen aan de katholieke legerleider Thomas Preston (Gazette 1645, nos. 30, 34 en 43, dd. 18 en 25 maart en 15 april 1645).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]