eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    540

    7359. 1645 maart 11. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Hier te Parijs hebben wij niet zonderling dan dat monsieur de Treville, een van de capitainen van de guardes van den coning, is gestelt in de Bastille,2 omdat hij een acte bij de coninginne in zijn faveur gedepescheert, alsoo den cancellier van Vrancrijck op eenige clausulen zwaericheit maecte om die te zegelen, in presentie van den gemelde cancellier heeft geworpen op het vier. Zijne vrunden, dien hij veele heeft, hoopen zijne verlossinge tewege te brengen. Hij is zeer bemind geweest van den overleden coning ende zeer gehaet bij den overleden cardinael.3 In Languedoc ende andere quartieren verloopt het volck zeer door de zwaere lasten4 ende werdt nae de vrede zeer verlangt bij dieghenen die de macht niet in handen en hebben. Hier loopt een schrift van den marquys van Saint-Chaumont tot zijne justificatie voor de electie van Pamphilio tot paus,5 die men zegt dat hij met een protestatie hadde connen beletten, gelijck de Spaignaerden die van Sacchetti hadden belet.6 Hij werpt de schuld op den cardinael Antonio, zeggende van hem bedrogen te zijn. Den cardinael Antonio, die zich zeer garen met Vrancrijck wel zoude stellen, legt de schuld van dezelve zaeck zoo op denzelve de Saint-Chaumont als op den cardinael Theodoli.7 Immers, elck zal daervan geloven dat hem goed dunct,8 maer monsieur de Saint-Chaumont zal hem wel wachten hier te comen. Den marescal de Motte-Odincourt is

    541

    noch in 't casteel van Lions;9 werdt van veele bezocht ende men spreeckt niet van hem terecht te stellen.

    Den marescal de Turenne is bij Savern, Marsin brengt hem bij vijftienhondert paerden.10 Hij verwacht dat de Hessische hem naerder ‹te› comen11 ende dat men voer voor de paerden can vinden in 't veld om een deel van de zijnen te gebruicken tegen de Beierschen12 ende met een deel te gaen tegen Frankenthael.13 La Motte werdt naerder gedruckt14 ende den hertogh Carel heeft den Lorrainschen adel ontboden om bij zich te comen.15 De keiserschen tot Francfort zeggen de bataille te zoecken,16 maer te meenen dat den marescal Torstenson alle zijn volck bijeen zal trecken ende gaen terugge nae 't lant van Misne ende voort nae Holstein. Den keizer tracht tewege te brengen dat de gedeputeerde van de leden van 't Rijck van Munster ende Osnabrug zullen zijn als gesubdelegueerde van de vergadering van Francfort,17 die men wil doen duiren, ende dat zij vandaer haere ordre zullen ontfangen.18 't Schijnt dat den keizer nae Rakoczy niet al te veel en

    542

    vraegt, meenende niet dat hij in staet is om eenige belegering te doen19 ende niet gelovende dat de desseings van den Grooten Heer voor deze tijd gaen op Hongrije, maer ergens ter zee,20 alzoo denzelve Grooten Heer bijeen heeft tweehonder[t] galeien, tweehondert andere schepen, ende eischt van die van Alger vierendetwintich galeien, veertich schepen, van Tunes zeven galeyen, twintich schepen, van Tripoli vier galeien, twaelf schepen tegen den vijftienden April.21 Die van Maltha over deze equippage niet zonder reden beducht zijnde,22 ontbieden alle haere ridders die in vremde landen zijn23 ende verzoecken hulp zoo te Rome als door heel Italië. Die van Venegie, vresende dat onder ander pretext den Grooten Heer eenige aenslagh zoude mogen hebben op Candyen,24 hebben in ordre gebracht zeventich galeien ende vier galeassen.

    De coninginne van Engelant raept hier bijeen zooveel gelds als zij door hulpe van de geestelijcken ofte princen die haer wel willen, can becomen.25 Ende nae men hier oordeelt, is tot de vrede in Engelant geene apparentie.26 Men zegt die van 't parlement beletten dat tot Wimuth geen vivres ingebracht en werden27 ende wil[len] vannieuws elffduizent Schotten in Engelant doen comen.28 Farfax te Londen zijnde gecomen, hoopt haest te

    543

    hebben onder zijn bevel eenendetwintichduizent man,29 Waller zesduizent.30 Daerentegen verheugen haer die voor den coning zijn dat driehondert Schotten bij Montrose in Schotlant zijn geslagen31 ende dat het volck, voordezen gedient hebbende onder den grave van Essex ende niet willende staen onder een ander, haere officieren hebben wechgejaecht.32

    Men gelooft hier dat Haezfeld heeft zestienduizent man,33 dat vijftienhondert Beyerschen zijn in Frankenthal34 boven deghene die nae den keizer zijn gegaen ofte die op de Fransoisen passen. Den Grooten Heere heeft zijne banditen35 thuis ontboden om dienst te doen. Van gelijcke heeft gedaen den viceroi van Naples.36 De parlamentarissen van Engelant belegeren Ponfroi in 't lant van Jorck.37

    11 Maert 1645.38

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raid in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 8 st.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den XV Martii 1645.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40 n. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7358.
    2 - De arrestatie van Armand-Jean de Peyre, graaf van Troisvilles (Tréville), commandant van de musketiers, in de avond van de 6de maart (Tallemant des Réaux I, p. 286-288 en p. 956-957). Op 4 maart had de graaf zich zo geërgerd aan de weigering van de kanselier Pierre Séguier om een aan hem toegewezen arrest van de ‘Conseil du roi’ van het koninklijke zegel te voorzien, dat hij de acte in het vuur wierp en zijn beklag ging doen bij de regentesse. De koningin duldde geen onruststokers in haar omgeving en stuurde de wachtcommandant van het ‘Palais-Royal’ op hem af (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 262-266).
    3 - Richelieu had de aanwezigheid van de graaf van Troisvilles (Tréville) aan het hof van koning Lodewijk XIII nooit goed kunnen verdragen. Tot op het laatst had hij aangedrongen op het ontslag van de musketier (nos. 5987, 6000 en 6017 (dl. XIII)).
    4 - De belastingoproeren in de Languedoc, Guyenne (Aquitania) en de Saintonge.
    5 - De ‘avec injure’ teruggeroepen Franse ambassadeur Melchior Mitte de Chevrière-Miolans, markies van Saint-Chamond (Chaumond), rechtvaardigde zijn beleid in een ‘Relation véritable de ce qui s'est passé en la création du pape Innocent X contre les faux bruits publiés au désavantage de M. de Saint-Chamond’ (H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 40-46).
    6 - De partijstrijd in Rome na het overlijden van paus Urbanus VIII († 29 juli 1644). Kardinaal Jules Mazarin steunde de kandidatuur van kardinaal Giulio Sacchetti (no. 7020 (dl. XV)). In zijn instructies aan de markies van Saint-Chamond (Chaumond) had hij reeds rekening gehouden met een Spaanse uitsluiting: ‘En cas que Sacchetti ne puisse réussir, Sa Majesté désire qu'on porte Altieri [kardinaal Giambattista Altieri], qu'elle considère aussi comme un sujet qui a toutes les parties requises à un bon pape’ (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 146-147).
    7 - De kardinalen Antonio Barberini en Mario Teodoli verloren tijdens de laatste stemming in het conclave de Franse belangen uit het oog en gaven hun steun aan de ‘Spaansgezinde’ kardinaal Giambattista Pamfili (paus Innocentius X) (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 19-22, en Mémoires de Fontenay-Mareuil II, p. 310-318).
    8 - De kwestie spitste zich toe op de vraag of de Franse ambassadeur de kardinalen Barberini en Teodoli op tijd inzage had verleend in zijn Parijse instructies: ‘Pour le cardinal Panfilio, Sa Majesté ne peut en aucune façon consentir que ses ministres concourent à son exaltation, et leur ordonne de s'y opposer par toutes les voies qu'ils aviseront, d'abord en secret, mais ouvertement pourtant s'il est nécessaire d'en venir là’ (Chéruel, o.c., p. 145).
    9 - De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, had het effect van de lastercampagne van de Catalaanse gezanten Gaspar Sala, abt van San Cugat del Vallés, en Isidoro Pujolar onderschat. Drie weken na zijn vertrek uit Barcelona (7 december 1644) werd hij in Lyon aangehouden en op last van de koning in de kerkers van het fort Pierre-Encise geworpen (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 266-269, p. 291-294 en p. 658-660).
    10 - Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, wachtte in Saverne tevergeefs op de komst van de Luikse lichtingen van de troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin). In de tweede helft van maart schouwde hij in Spiers opnieuw zijn troepenmacht: 5000 ruiters en 6000 infanteristen verschenen op het appel (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 39-41 en II, p. 337, en ‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 279).
    11 - De Frans-Weimarse ‘aide de camp’ Dirk de Groot had de Hessische deelname aan de campagne van de burggraaf van Turenne voorbereid (nos. 7323 en 7342).
    12 - De strategen verkenden de mogelijkheden voor een mars naar de kwartieren van de Zwabisch-Beierse bevelhebber François de Mercy te Schwäbisch-Hall, Nördlingen en Bad Mergentheim (Mergental) (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 40-41).
    13 - De belegering van de Spaanse vestingstad Frankenthal was een te zware opgave voor het uitgedunde leger van de burggraaf van Turenne.
    14 - De Franse bevelhebber Pierre de Magalotti bracht goed nieuws over het werk aan de omsingeling van het Lotharingse bolwerk La Motte: ‘On travaille tousjours aux tranchées de la Mothe, où plus de deux mille Lorains sont employez; les ponts sont achevez, et trois redoutes en estat de deffence’ (Gazette 1645, no. 27, dd. 11 maart 1645).
    15 - Hertog Karel IV van Lotharingen riep de adel op tot de krijgsdienst (heerban), ‘met dreygementen van, anders doende, onedel verclaert ende als vijanden getracteert te worden’ (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 278-279).
    16 - De strijd tegen het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson in de Boheemse landen. Nieuwsagenten in Frankfort ontvingen uit de keizerlijke kwartieren in Praag hoopvolle berichten over de wervingen van de keizer en aartshertog Leopold Wilhelm; vgl. Doc. Boh. VII, p. 175 nos. 509 en 511, en Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645.
    17 - De keizerlijke commissarissen te Frankfort, graaf Ernst von Öttingen-Wallerstein en dr. Johann Christoph Metzger, hadden de afgevaardigden op de ‘Deputationstag’ steeds afgehouden van een serieuze discussie over de Franse en Zweedse uitnodigingen ter vredesconferentie. Groot was dan ook hun teleurstelling toen zij in een keizerlijk schrijven, dd. 13 januari 1645, de opdracht ontvingen om de vorsten en standen vrij te laten in hun beslissing over de afvaardiging naar Munster en Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 221-222; R. von Kietzell, ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’, in Nassauische Annalen 83(1972), p. 118-119, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 344-348).
    18 - De laatste dagen van de Frankforter ‘Deputationstag’. Op 11 april 1645 bekrachtigde de keizer het besluit van de ‘translation des Deputationstags’ naar Munster (Urk. u. Act. I, p. 867-868, en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 113-117 en p. 173-177).
    19 - Koeriers waarschuwden de keizer voor een inval van het leger van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi in Moravië (Brno en de Zweedse garnizoensstad Olomouc) (Gazette 1645, no. 26, dd. 11 maart 1645).
    20 - Sultan Ibrahim bracht in de baai van Navarino (tegenwoordig Pylos, aan de zuidwestkust van de Peloponnesos) een vloot van 400 schepen bijeen (Gazette 1645, nos. 22, dd. 18 februari 1645).
    21 - Drie afgezanten van de Sultan waren in de haven van Tripoli verschenen. Een ‘chiaux’ (tschaousch (boodschapper)) bleef in Tripoli achter en onderhandelde aldaar over de levering van 4 galeien en 12 schepen; de twee anderen bezochten Tunis (7 galeien en 20 schepen) en Algiers (25 galeien en 40 schepen) (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 278).
    22 - Zes galeien van de Maltezer ridders hadden in september 1644 een van de mooiste en grootste galjoenen van de Turkse vloot overmeesterd. Sultan Ibrahim wilde de schade verhalen op de Johannieters en de Venetianen (Gazette 1645, nos. 25 en 27, dd. 4 en 11 maart 1645, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 175-176).
    23 - Vijftig Franse ridders zouden reeds gevolg hebben gegeven aan ‘La citation faite aux Chevaliers de Malthe pour s'opposer à l'invasion des Turcs’, dd. 24 januari 1645 (Gazette 1645, no. 31, ‘extraordinaire du XXII Mars 1645’).
    24 - De Venetianen hadden de Maltezers destijds een ankerplaats aan de zuidkust van Kreta (Candia) aangeboden. De doge vreesde een Turkse vergeldingsactie en stuurde een vlootversterking van 40 galeien en 6 galeassen (grote enterschepen) naar het bedreigde gebied (Gazette 1645, no. 27, dd. 11 maart 1645).
    25 - Koningin Henriëtte Maria van Engeland mocht rekenen op de steun van Bernard de Nogaret de La Valette, hertog van Epernon (CSP Ven. 1643-1647, p. 145 en p. 156). Haar onderhandelaars waren nog in gesprek over de bijdragen van Frederik Hendrik en hertog Karel IV van Lotharingen (Archives d'Orange-Nassau, 2me série IV, p. 119-129).
    26 - De koninklijke commissarissen hadden de vredesbesprekingen te Uxbridge nog enige tijd willen aanhouden. Op 8 maart verlieten de afgevaardigden van het Parlement de conferentietafel (Gazette 1645, nos. 27 en 30, dd. 11 en 18 maart 1645, en The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 344-345).
    27 - De koninklijken namen in de derde week van februari bezit van de haven van Weymouth (Weymuyen). De parlementsgezinden gingen onmiddellijk tot de tegenaanval over (Briefw. C. Huygens IV, p. 133 en p. 135).
    28 - Het ‘Committee of Both Kingdoms’ onderhandelde met het Schotse Parlement over de terugkeer van het expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven (CSP Dom. 1644-1645, p. 310 en p. 314-317).
    29 - Het Parlement bekrachtigde op 15/25 februari de benoeming van Thomas Fairfax tot opperbevelhebber over ‘the new modelled army’ (CSP Dom. 1644-1645, p. 305-306, en The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 340-344).
    30 - Sir William Waller had na het terugtreden van de ‘lord general’ Robert Devereux, graaf van Essex, het bevel overgenomen over de Parlementslegers in het zuidwesten (CSP Dom. 1644-1645, p. 282, p. 303-304, p. 307-308).
    31 - De Londense nieuwsagenten probeerden de overwinningen van de Schotse en Ierse koninklijken van James Graham, markies van Montrose, op het leger van de ‘solemn league and covenant’ onder bevel van Archibald Campbell, graaf van Argyll, te bagatelliseren (‘Brieven van den gezant in Engeland’, in Kroniek HG 25(1869), p. 38-39).
    32 - De ruiters van Robert Devereux, graaf van Essex, kwamen in opstand tegen hun nieuwe bevelhebber sir William Waller (Briefw. C. Huygens IV, p. 135, en ‘Brieven van den gezant in Engeland’, in Kroniek HG 25(1869), p. 38-39).
    33 - Keizer Ferdinand III en aartshertog Leopold Wilhelm hadden de Witte Berg (Praag) aangewezen als verzamelpunt van de keizerlijke, Beierse en Saksische versterkingen (16000 manschappen). Op 12 en 13 februari maakten zij een inspectieronde langs de eenheden die onder bevel van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen aan de Ohře (Eger) de strijd zouden aanbinden met het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson (Doc. Boh. VII, p. 175-176, nos. 509, 511 en 513, en Gazette 1645, no. 26, dd. 11 maart 1645).
    34 - Lees: ‘Frankenlant’ (Franconia).
    35 - De Maltezers verspreidden berichten over een oproep van de Sultan aan alle voortvluchtige bandieten: ‘ausquels il donne grace, à condition qu'ils servent en cette occasion’ (Gazette 1645, no. 27, dd. 11 maart 1645).
    36 - Dezelfde Gazette (supra, n. 35) maakte bekend dat de Spaanse onderkoning Juan Alfonso Enríquez de Cabrera, ‘almirante de Castilla’, hertog van Medina de Rioseco, de Napolitaanse gevangenissen langsging om soldaten te vinden voor legerdienst in Catalonië.
    37 - Ferdinando Fairfax, de parlementsgezinde gouverneur van York, brak in juli het verzet van de koninklijke garnizoenssoldaten in ‘Pomfret’ (Pontefract Castle) (CSP Dom. 1644-1645, p. 274, p. 329, p. 338-339 en p. 446, en CSP Dom. 1645-1647, p. 27 en p. 70-71).
    38 - De datum ‘18 Maert 1645’ is doorgehaald.