eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7020. 1644 augustus 27. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De Beyersche trouppen zijn door de attaque bij Fryburg2 zeer gemindert, men zegt tot zesduizent,3 ende van den keizer hebben zij geen hulpe te verwachten, die ellewaert genoech te doen heeft. De Hazfeldsche regiment[en] die in Franckenlant haer gehouden hebben, zijn mede vertrocken, te weten nae Lutzenburg,4 zoodat de Fransoisen in die quartieren cantz hebben. Den hertogh van Anguien,5 boven de tienduizent man die zijne Hoocheit tevoren hadde, verwacht duizent te paerd, drieduizent te voet bij haer gelaeten bij Metz tegen Beck,6 die weder is in Lutsenburg, zoo men zegt, met tweeduizent man te

    688

    voet, duizent te paerd. Eenige zeggen dat den hoochegemelte hertogh, latende Comofsky7 met eenigh volck voor Friburg, gaet off om Offenburg off om Friburg8 te belegeren ofte om een intocht te doen,9 waerover Swaben, Franckenlant ende Beieren in vrese sijn, ende den hertogh van Beieren, comende volck tecort, licht zooveel volcx uit Heidelberg ende andere plaetzen dat dezelve zeer quaelijck bevreest blijven. Hohentwiel blijft soberlijck gebloqueert.10 Monsieur Arnaud gaet om La Motte ernstelijcker als voordezen te bloqueren.11 Hertogh Carel hebbende zijn volck gelaeten bij don Melo is te Longui,12 madame de Cantecroi weder te Worms.13 Te Francfort, de gedeputeerde ziende dat de paix teruggegaet ende dat zij in 't oorlogh niet veel te zeggen en hebben,14 stellen ordre, zoo zij best vermogen, over de camer van Spier.15

    Den hertogh van Orleans is hier.16 Den hertogh van Elboeuf ende den marescal Gassion17 zijnde over de Aa18 trecken derrewaert veel van de Spaensche trouppen, waerdoor het belegh van 't Zas zal werden gefaciliteert. Hier zegt men dat don Melos is

    689

    bij Gent,19 Piccolomini tuschen Bourbourg ende Duinkercken, beide niet zonder groote becommering om de onsteltenisse van de gemeente.20 De coninginne van Engelant badet in de wateren van Bourbon21 ende zal vanhier ontfangen twaelffduizent croonen ter maent.22

    Van Engelant hebben wij dat tweeduizentvijfhondert Ieren waeren gecomen in Schotlant,23 dat oock in hetzelve rijck van Schotlant zich een partij voor den coning hadde geopenbaert, waeraver vier personen van qualiteit te Edimburg waeren onthooft. In Ierlant had de provincie van Munster24 zich gevoucht bij die van Ulster ten dienste van 't parlement van Londen, verzoeckende volck ende wapenen tot haer eigen mainctenement ende presenterende daervoor ostagers. Maer den coning had den marquis d'Ormont, die in Ierlant is vanwegen zijne Majesteit,25 belast off vrede aldaer te maecken ofte 't bestant te verlengen, opdat zijne Majesteit hulpe van die quartieren become. Den coning was bij prins Maurits gevoucht;26 prince Robert, hebbende vijftienduizent man bijeengeraept,27 zocht mede derrewaert zich te vougen ende Waller zulcx te beletten. In Cornuaille wierd dagelijcx gevochten, een deel van dat lant zijnde voor den coning, een deel voor het parlement te Londen, ende een stadt aldaer genoemt Foi becomen bij den

    690

    grave van Essex.28 Glemdam ende eenige andere heeren niet wel tevrede met prince Robert hadden haer geretireert nae Comberlant,29 blijvende evenwel in dienste van den coning van Engelant. Farfax bewaert Jorck, Mancester Derberschire30 ende Calander,31 hebbende becomen Holtespole, was verwachtende tienduizent man van Essex32 om de stadt van Neucastel te belegeren.

    Te Rome schijnt elck zich bereid tot gewelt ende hier werdt gelooft dat de Barbaryns de partij van Vrancrijck zullen aennemen33 ende dat de vloot die bij Marseille ende Toulon werdt gereedgemaect, gaet nae die custen.34 De Turcksche vloot had Stellabria geplundert ende wierd gevreest te Squillace.35 Prince Thomas, wiens huisvrouw nu te Parijs is,36 had twaelfhondert man vannieus bij zich becomen, verwachte anderen uit Vrancrijck ende Montferrat, oock eenige die onder den marquys de Ville37 den paus hadden gedient. Heeft twaelf stucken geschuts, veel schuppen ende andere gereedschap bij zich. Wij en hebben noch geene zeeckerheit dat hij 't casteel van Arona zoude hebben becomen,38 nochte oock van het bouwen van het fort bij Naville,39 'twelck volbracht zijnde gezegt werdt te zullen inbrengen twee millioenen jaerlijck uit het Milanees.

    691

    'tGunt hier op het pond vleisch gestelt was, hetzelve was niet zooveel als ick meende,40 maer tweederde paerten van een stuver; wij en weten noch niet hoe het gaen zal: tot noch toe laet men de beenhackers in ruste. Den hertogh van Elboeuf ende Gassion hebben becomen Hennuin ende Rebus in Vlaenderen.41 Men zegt hier dat de Beierschen het bloquus van Hohentwiel hebben moeten verlaeten met verlies van canon ende driehondert man, dat dezelve Beiersche door het marquisaet van Bade haer wegh nemen om de Fransoisen te volgen42 die nae Offenburg gingen. Den coninck van Spaignie heeft de commercie met Vrancrijck verboden. Den cardinael Montalto te Rome ende zijne aenhanck verclaeren haer voor Spaignie.43

    27 Augusti 1644.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 22 [sic] Aug. 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 27. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7019. Beginnend bij ‘Eenige zeggen dat den [hoochegemelte] hertogh [van Anguien]’, copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 9 september 1644).
    2 - De legers van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, en Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, hadden ten zuiden en ten oosten van Freiburg im Breisgau slag geleverd met de Zwabisch-Beiersen van François de Mercy en Johan van Werth (3, 5 en 10 augustus 1644).
    3 - De Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy had bij de aanvang van de strijd 15000 soldaten onder zijn orders staan. Toen zijn leger in de avond van de 10de augustus beschutting vond in Villingen, kon hij een staat van de verliezen maken: minstens 3000 doden en bijna evenveel gewonden had hij op de slagvelden moeten achterlaten (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 147).
    4 - De regimenten die de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen in Frankenland (Vogtland) had achtergelaten, zouden aan de Saale de achtervolging inzetten op het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck (Doc. Boh. VII, p. 113-114, nos. 311 en 313-314). Dit krijgsplan moest na de nederlaag van de Zwabisch-Beiersen herzien worden (Doc. Boh. VII, p. 123 no. 344, p. 130 nos. 370-371 en p. 132-133, nos. 381 en 383).
    5 - Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, gunde zijn uitgeputte manschappen enige rust in Denzlingen (ten noorden van Freiburg im Breisgau). Onderwijl zag hij er persoonlijk op toe dat de toegezegde troepen en hulpgoederen ook daadwerkelijk aangevoerd werden (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 360-371). Toch viel het resultaat tegen. Op 27 augustus ontving de hertog van zijn onderhandelaar in Parijs de waarschuwing: ‘On vous conte cela pour un grand secours, mais je l'estime très petit; sur trois mille hommes qu'on vous annonce, je voudrois estre asseuré qu'il vous en arrivât quinze cens effectif’ (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 370).
    6 - In de omgeving van Metz had de hertog van Enghien troepen achtergelaten die onder bevel van Pierre de Magalotti de bewegingen moesten volgen van de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck in het gebied tussen Maas en Moezel (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 311 en p. 370-371).
    7 - De ‘Weimarse’ kolonel Kanowski had naar het oordeel van de Franse legerleiders te snel ingestemd met de capitulatie van Freiburg im Breisgau (28 juli). Een herkansing werd hem niet geboden. Teleurgesteld verliet hij het leger en vestigde zich in Straatsburg (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 312-314).
    8 - Bij vergissing schreef Grotius ‘Friburg’, terwijl hij ‘Philippsburg’ bedoelde; vgl. no. 7021.
    9 - Op 16 augustus gaf de hertog van Enghien aan zijn manschappen het bevel om hun kwartieren in Denzlingen te verlaten. De volgende dag bracht hij nabij Kehl (een plaats op de route van Offenburg naar Straatsburg) de hereniging met de troepen van de Frans-Weimarse bevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, tot stand. In snel tempo rukten de twee legers naar Philippsburg op (aankomst op 25 augustus) (Aumale, o.c. IV, p. 372-374, en Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 26-27).
    10 - Nu de krijgskansen keerden, lieten de soldaten van de Zwabisch-Beierse kolonel Marimont hun wachtposten op de toegangswegen naar de vesting Hohentwiel in de steek (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 302, en Gazette 1644, no. 102, dd. 27 augustus 1644).
    11 - In Parijs waren reeds nieuwe orders uitgevaardigd: de belegering van het Lotharingse bolwerk La Motte (dep. Haute-Marne) kreeg geen hoge prioriteit meer. Op nadrukkelijk verzoek van zijn regering moest Isaac Arnauld de Corbeville († 1651) thans versterkingen overbrengen naar het leger van de hertog van Enghien (Lettres Mazarin II, p. 40-41).
    12 - Aangelokt door het Spaanse geld had hertog Karel IV van Lotharingen zijn leger van 4 tot 5000 geoefende soldaten ter beschikking gesteld van de Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo. Volgens de Gazette 1644, no. 102, dd. 27 augustus 1644, had de hertog zijn kwartieren te Longwy al weer verlaten: op de 18de augustus verscheen hij met zijn ruiterij in Cassel (Mont-Cassel).
    13 - Béatrice de Cusance, prinses van Cantecroix, wachtte in Worms op de terugkeer van haar ‘echtgenoot’ hertog Karel IV van Lotharingen. Haar verblijf in de hertogelijke residentie werd echter verstoord door de aankondiging dat de Franse legers in aantocht waren. Bijtijds vluchtte zij naar Frankfort (Gazette 1644, no. 109, dd. 10 september 1644).
    14 - Matthaeus Wesenbeck, Brandenburgs gezant op de ‘Deputationstag’ te Frankfort, beschreef de sombere stemming onder de afgevaardigden aldus: ‘Es scheinet fast, ob hätte man gar keine Absehen oder Gedanken mehr uf die Generaltractaten, sondern vielmehr, wie nur ein jedweder sich bei andringender Gefahr salviren möchte’ (Urk. u. Act. I, p. 857-859).
    15 - Op de ‘Deputationstag’ vroeg men zich af of het verantwoord was om het ‘Reichskammergericht’ nog langer in Spiers te laten zetelen. Zoals gebruikelijk bleef ook nu een definitieve beslissing uit; vgl. no. 6950, en Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 380-381.
    16 - De ‘generalissimus’ Gaston van Orléans werd bij zijn intocht in Parijs (23 augustus) met eerbewijzen overladen (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 209-211).
    17 - De nieuwe bevelhebbers Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, en maarschalk Jean, graaf van Gassion, gaven bij toerbeurt leiding aan de campagne in Picardië.
    18 - De Fransen versterkten de vestingwerken van Watten aan de Aa (Lettres Mazarin II, p. 47, en Briefw. C. Huygens IV, p. 52 en p. 54). De plaats bleek uitermate geschikt voor acties tegen de troepen die de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini nog bijeenhield te Bergues, Bourbourg, het fort van Mardyck en Duinkerken; vgl. Gazette 1644, no. 103, ‘extraordinaire du XXXI aoust 1644’: ‘La prise des forts d'Hennuyn et de Rebus en Flandre, par l'armée du Roy’.
    19 - Don Francisco de Melo trok zich terug uit de strijd met het Staatse leger in Zeeuws-Vlaanderen. Op 5 september ging de Spaanse garnizoenscommandant don Andrea de Prada y Muxica accoord met de ontruiming van het hoge en het lage Sas en het fort van Sint Anthonie.
    20 - De burgerij van Gent, Brugge en Antwerpen begon zich te roeren tegen het Spaans bewind in de Zuidelijke Nederlanden; vgl. Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 207, en Briefw. C. Huygens IV, p. 42-43 en p. 46.
    21 - Grotius vergist zich: koningin Henriëtte Maria van Engeland was nog niet aangekomen bij de wateren van Bourbon-Lancy (kuuroord ten oosten van Moulins). Van 23 tot en met 26 augustus kreeg zij een plechtige ontvangst in Orléans aangeboden (Gazette 1644, no. 103, ‘extraordinaire du XXXI aoust 1644’: ‘Les honneurs rendus à la Reine d'Angleterre, à son arrivée en France’, en Gazette 1644, no. 110, dd. 10 september 1644).
    22 - Het Franse hof verleende de koningin van Engeland een maandgeld van 12000 kronen (CSP Ven. 1643-1647, p. 127, en Mémoires de madame de Motteville II, p. 126).
    23 - Randal Macdonnell (1609-1683), graaf, naderhand markies van Antrim, stuurde een lichting van 1600 soldaten naar de Schotse royalist George Gordon, markies van Huntly. Bij aankomst ontdekten de Ieren dat de koningsgezinden de wijk hadden genomen naar de Hooglanden (DNB XXII, p. 190-194, en XXXV, p. 55-58; CSP Ven. 1643-1647, p. 128, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 365).
    24 - In juli 1644 keerde Murrough O'Brien († 1674), graaf van Inchiquin, zich tegen de katholieke ‘confederation of Kilkenny’. Zijn beslissing werd door het Parlement gehonoreerd met de benoeming tot gouverneur van Munster (DNB XLI, p. 320-327, en A new history of Ireland III, p. 308-309).
    25 - James Butler, graaf van Ormond, 's konings onderhandelaar in Ierland, herinnerde de ‘commissioners’ van de ‘confederation of Kilkenny’ aan hun toezegging om 10000 soldalen beschikbaar te stellen voor de strijd van de koning tegen het Parlement; vgl. nos. 6928 en 6940.
    26 - Koning Karel I van Engeland had zich in de omgeving van Exeter aangesloten bij de koninklijken van prins Moritz (Maurits) van de Palts en sir Ralph Hopton. De wapenvereniging haalde een streep door de krijgsplannen van Robert Devereux, graaf van Essex. Zienderogen verloor het Parlementsleger terrein in de zuidelijke graafschappen (CSP Ven. 1643-1647, p. 123 en p. 128).
    27 - Prins Rupert (Robert) van de Palts was na zijn nederlaag bij Marston Moor teruggekeerd naar de koninklijke steunpunten in Lancashire en Cheshire. In september vertoonde hij zich weer in het veld (CSP Ven. 1643-1647, p. 132-133).
    28 - Wachtend op assistentie van het Parlementsleger van sir William Waller werkte Robert Devereux, graaf van Essex, gestaag voort aan de verdediging van de zuidkust van Cornwall tegen een intocht van het koninklijke leger. De goederen die zijn soldaten bij de inname van Saltash en ‘Foy’ (Fowey) hadden buitgemaakt, liet hij overbrengen naar Plymouth (Gazette 1644, no. 102, dd. 27 augustus 1644, en Briefw. C. Huygens IV, p. 60).
    29 - In tegenstelling tot de koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle, bleef sir Thomas Glemham, gouverneur van York, de koning en prins Rupert (Robert) van de Palts bijstaan in de strijd tegen het Schotse expeditieleger. In augustus verplaatste hij zijn activiteiten naar Cumberland en Westmorland (CSP Ven. 1643-1647, p. 132-133, en DNB XXI, p. 426-427).
    30 - Het Parlement het Ferdinando Fairfax orde op zaken stellen in York. Tegelijkertijd moest Edward Montague, graaf van Manchester, in actie komen tegen de koninklijken in Derbyshire, Lancashire en Cheshire (CSP Dom. 1644, p. 399-400).
    31 - De Schot James Livingstone, graaf van Callander (Calender), veroverde de havenstad Hartlepool, ten zuiden van Newcastle (DNB XXXIII, p. 398-401, en CSP Dom. 1644, p. 385).
    32 - De nieuwe lichtingen uit het graafschap Essex waren reeds toegezegd aan sir William Waller (CSP Ven. 1643-1647, p. 115).
    33 - De partijstrijd in Rome na het overlijden van paus Urbanus VIII. Men verwachtte dat de kardinalen Francesco en Antonio Barberini tijdens het conclave de kandidaat zouden steunen die de Fransen het meest ‘papabel’ achtten. In eerste instantie dacht kardinaal Jules Mazarin aan kardinaal Guido Bentivoglio († 7 september 1644), maar bij nader inzien sprak hij een voorkeur uit voor zijn oude vriend kardinaal Giulio Sacchetti († 1663) (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 16-20, en Lettres Mazarin II, p. 249).
    34 - Het was de bedoeling dat de schepen een Franse vlootmanifestatie zouden uitvoeren in de haven van Civitavécchia (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 19).
    35 - Ongehinderd kon de Turkse vloot haar plundertochten voortzetten in Calabrië (de omgeving van Punta Stilo (Stellabria?)) en de Golf van Squillace.
    36 - Marie de Bourbon, prinses van Carignano, echtgenote van prins Tommaso Francesco van Savoye, werd op 18 augustus met groot eerbetoon ingehaald. De volgende dag nam zij haar intrek in het ‘Hôtel de Soissons, rue Coquillière’ te Parijs (Gazette 1644, no. 102, dd. 27 augustus 1644).
    37 - De Savoyaardse luitenant-generaal Guido Villa, markies van Cigliano en Volpiano, had tijdens zijn verblijf in Rome met troepenwervers onderhandeld over het aantrekken van soldaten ten behoeve van het leger van prins Tommaso Francesco van Savoye; zie no. 7008.
    38 - Het Frans-Savoyaardse leger slaagde er niet in om de burcht van Arona te bedwingen (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106-107).
    39 - Frans-Savoyaardse geniesoldaten waren begonnen met de bouw van een fort aan het Naviglio Grande (Navilla), een kanaal ten noorden en oosten van Abbiategrasso; zie no. 7007.
    40 - In zijn nieuwsbrief van [20] augustus (no. 7007) had Grotius aandacht geschonken aan het verzet van de Parijse slagers tegen de belastingmaatregelen van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’.
    41 - De verovering van de forten Hennuin en ‘Rebus’ (Fort-Bâtard), nabij Audruicq (ten zuiden van Gravelines); vgl. de Gazette 1644, no. 103, ‘extraordinaire du XXXI aoust 1644’: ‘La prise des forts d'Hennuyn et de Rebus en Flandre, par l'armée du Roy’.
    42 - De Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy brak zijn kwartieren in Villingen op en liet zijn manschappen langs de Neckar koers zetten naar Heilbronn (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 373-374, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 148).
    43 - Kardinaal Francesco Peretti Montalto diende de Spaanse partij in Rome; vgl. nos. 5536 en 5887 (dl. XIII).