eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6940. 1644 juli 2. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Uit Calis zal men nu in Hollant de tijding hebben dat de twee bruggen geworpen bij de Fransoisen over de buitengracht van de contrescarpe van Gravelinge d'eene is verbrandt, d'andere gebroocken met verlies van volck, dat de vijanden het leger hadden geattaqueert zonder vrucht,2 dat de stadt werdt beschoten met vier bateriën, 't Leger van Piccolomini3 werdt gezegt versterckt te zijn door den grave van Isenburg4 met dertich compagniën te paerd, acht regimenten te voet, dat tienduizent man zullen comen uit Vlaenderen, daer in 't lant gelicht, dat Beck verwacht werdt met zesduizent man, zoodat zij in alles hoopen te hebben dertichduizent man. Den hertogh van Orleans heeft door den hertogh van Elboeuf ontfangen tweeduizent man ende duizenttweehondert ruiters door Maugiron.5 Soo Beck nae Piccolomini6 treckt, schijnt dat oock den hertogh van Anguien zich zal moeten vougen bij den hertogh van Orleans7 ende dat overzulcx den marescal de Turaine zal gebracht ‹te› werden tot eene defensive.8 Zijne ruiterie zegt men beter te zijn dan de Beiersche. D'uitcomst heeft geleert dat de intentie van den gouverneur van Hohentwiel9 met voorstellen van verscheide conditiën niet anders en is ge-

    539

    weest als een middel om tijd te winnen totdat den gemelte marescal de Turaine zijn leger vol zoude hebben. Hertogh Carel is bij Worms ende schijnt zijn volck derrewaert te trecken. Plessis de Bezanson gaet noch gintsch ende weder met conditiën.10

    In Italië is de vrede vannieuws herstelt tuschen den paus ende zijne wederpartie.11 Prins Mauris van Savoie heeft Cassino12 becomen ende geplondert. Prince Thomas13 hout zich noch stil, waerop werdt gediscoureert. De Spaensche zijn in 't velt bij Milaen met negenduizent man.14 In de Switsersche bijeencomste tot Bade15 openbaeren zich nieuwe dissensiën tuschen de Cleine Cantons16 ende Zurich.17

    Hier is een al te advantageuse tijding geweest van Lerida,18 alsoff de Spaegnaerden gedwongen waeren geweest vandaer op te breecken, 'twelck zoo niet en is, maer blijft de stadt belegert ende in nood. Den marescal de La Motte-Odincourt verwacht volck gezonden van monsieur de Villeroi19 door Castalan, men zegt hier tot twaelffduizent, ick

    540

    gelove vrij wat minder. Den coninck van Spaegnie20 sterckt oock zijn leger.

    Men tracht vanhier den hertogh van Bouillon, die te Rome is, eenigh contentement te geven.21 Emery, een van de finantie, hebbende hooge woorden gehadt met mijnheer den prins,22 heeft daernae sessie becomen in den raed van state. D'heer de Chasteauneuf is wedergecomen te Montroux,23 hoopende eenige opening te vinden tot emploi. Veel broodt werdt gebacken te Metz.24 Den broeder van den cardinael Mazarini is gemaect eertsbisschop van Aix;25 hoopt mede cardinael te werden.

    Uit Engelant hooren wij dat den coning is te Worcestre,26 den hertogh van Jorck gebleven te Oxford,27 welcke stadt bij Wallers trouppen werdt bezet, Essex gaende nae Excester ofte nae Lima28 ende beschuldight van de ordre van het parlement niet te hebben gevolgt. Jorck loopt peryckel tenzij prince Robbert de stadt secoureert.29 Zoowel den

    541

    ambassadeur van Spaignie30 als den resident van den keizer,31 oock de gezanten van de Vereenigde Nederlanden, hebben allegader de vergadering van Westmunster erkent voor een parlement van Engelant32 ende gehandelt met de gedeputeerden van Engelant ende Schotlant,33 gelijck oock zoect te doen den ambassadeur van Portugael.34 Men gelooft hier dat den coning van Engelant de articulen van Ierlant heeft aengenomen.35

    Te Francfort werdt gelooft dat Rakozzy geresolveert is in wapenen te blijven, waertoe zal helpen het geld uit Vrancrijck gezonden36 ende de gevanckenisse van des keisers resident te Constantinople,37 omdat de lang verwachtede solennelle ambassade met het Hungarsche tribuit niet en comt. Waerom den grave van Jerin last heeft zich te spoeien, ende heeft alrede zijn volck ende bagage vooruitgezonden. De keisersche zoecken de vergadering tot Francfort bijeen te houden;38 clagen dat de Fransche volmacht tot de

    542

    vredehandeling gebreckelijck is39 ende de brieven van monsieur d'Avaux seditieux ende al dat men geduirende des conings minderjaericheit met Vrancrijck zoude mogen handelen, onzeecker. Evenwel de steden Norenberg, Strasburg, Ulm ende Francfort schijnen genegen nae 't exempel van Lubec ende Hamburg te zenden nae Munster ofte immers aen de Fransche ambassadeurs beleefdelijck te schrijven.40 Gotz had nae Cassou noch eenige plaetzen wederbecomen.41 Hazfeld bleef zich excuserende ende liet zijn volck gaen onder Zaradesky42 nae Hofen,43 alwaer nu Galas zich hiel.

    2 Iulii 1644.

     

    Den gouverneur van Cazal belegert het casteel van Ponzon44 met tweeduizent man te voet, twaelffhondert te paerd ende twee stucken geschuts.

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 2 July 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 21. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6939. Beginnend bij ‘In Italië is de vrede vannieuws herstelt’, copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 5/15 juli 1644).
    2 - In de nacht van de 25ste juni had het leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans een uitval van het Spaanse garnizoen van Gravelines (Grevelingen) afgeslagen (Gazette 1644, no. 76, dd. 2 juli 1644: ‘Continuation du siége de Gravelines, avec ce qui s'est passé de plus mémorable depuis le 19 jusques au 28 du mois de juin 1644’). Het nieuws dat manschappen van de Franse maarschalk Jean, graaf van Gassion, na een aanvankelijk mislukte poging toch de vestinggracht waren overgestoken, bereikte de Republiek pas op 4 juli (Briefw. C. Huygens III, p. 506-507).
    3 - Het leger van de Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo en diens ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini was nog steeds niet op volle oorlogssterkte gebracht (Briefw. C. Huygens III, p. 499).
    4 - Ernst, graaf van Isenburg, gouverneur van Namen, en de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck moesten versterkingen overbrengen. Zelfs van het front in Zeeuws-Vlaanderen werden soldaten naar Bergues (Sint-Winoksbergen) ontboden.
    5 - Kardinaal Jules Mazarin versterkte het leger van Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, gouverneur van Picardië, met 1200 ruiters onder bevel van Claude, graaf van Maugiron (Lettres Mazarin I, p. 761-762).
    6 - De Gazette 1644, no. 72, dd. 25 juni 1644, meldde dat de Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo uit Spanje de order had ontvangen om naar Brussel te gaan, ‘où il ne se doit méler que de la police, et non plus de la guerre’.
    7 - Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, had toestemming gekregen om zijn leger te versterken met de Luikse lichtingen van de Franse troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin). Nadat de vereniging tot stand was gebracht, moest hij voorkomen dat vijandelijke troepen naar Gravelines oprukten (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 278-279).
    8 - Het Frans-Weimarse leger van Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, kon niet verhinderen dat de Zwabisch-Beiersen zich opmaakten voor een aanslag op Freiburg im Breisgau.
    9 - Op 31 mei was Konrad Widerholdt, gouverneur van de vesting Hohentwiel, met de Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy een wapenstilstand overeenge- komen. Tot grote opluchting van de Fransen bleef het verdrag slechts een maand van kracht.
    10 - De Franse diplomaat Bernard du Plessis-Besançon had in Worms uitvoerig met hertog Karel IV van Lotharingen gesproken over een toenadering tot Frankrijk. Begin juni stelde hij zijn regering op de hoogte van het verloop van de onderhandelingen. Op 8 juni ontving hij een nieuwe opdracht. Tijdens een tweede onderhandelingsronde in Gemünden (ten zuiden van Koblenz) kon hij de hertog bewegen tot een ‘accommodement’ (24 juni) (Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 43-44 en p. 170-178).
    11 - De ondertekenaars van de vredesverdragen van Ferrara, de kardinalen Alessandro Bichi en Gian Stefano Donghi, werkten aan een betere verstandhouding van de ‘Barberini’ (paus Urbanus VIII († 29 juli 1644) en diens neven Francesco en Antonio Barberini) met de republiek Venetië, groothertog Ferdinando II van Toscane, Francesco I d'Este, hertog van Modena, en Odoardo Farnese, hertog van Parma (Gazette 1644, no. 75, dd. 2 juli 1644).
    12 - Maurizio (1593-1657), prins van Oneglia, broer van prins Tommaso Francesco van Savoye, liet zijn ruiters actie ondernemen tegen de inwoners van Cassine (ten zuiden van Alessandria) (Gazette 1644, no. 72, dd. 25 juni 1644).
    13 - Prins Tommaso Francesco van Savoye bracht het Frans-Savoyaardse leger weer in stelling tegen de Spaanse troepen in Piemonte. In de aanloop van zijn campagne verkende hij de mogelijkheden voor een aanslag op het fort van Breme (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106-107, en Gazette 1644, no. 72, dd. 25 juni 1644).
    14 - De Milanese gouverneur Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, hield zich bezig met de verdediging van Vercelli.
    15 - Zie no. 6912. De landdag te Baden kwam pas op 4 juli 1644 bijeen (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V 2 1, p. 1323-1327, en Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 58).
    16 - Ook onderling vochten de kantons Luzern, Uri, Schwyz, Unterwalden en Zug geschillen uit. In december 1643 ontstond er een conflict over de uitsluiting van de vertegenwoordiger van Uri, Johann Heinrich Zum Brunnen, van de conferentie van de katholieke kantons te Luzern (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 44-46, en Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V 2 1, p. 1311-1315).
    17 - Het aanhoudend streven van het protestantse kanton Zürich om in de landvoogdij Thurgau zijn gezag uit te oefenen stootte op verzet van de katholieke kantons (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V 2 2, p. 1580-1583).
    18 - Op 15 mei had een troepenmacht onder bevel van don Felipe de Silva het leger van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, uitgeschakeld. Een week later zetten de Spanjaarden de belegering van Lérida in. De val van de stad was niet te voorkomen; desondanks troostte de Gazette 1644, no. 73, dd. 1 juli 1644, haar lezers met de opwekkende woorden: ‘Le sieur du Saussay, gouverneur de la place, le sieur de la Valiére, et en un mot toute la garnison qui est en parfaite inteliigence avec les habitans, se portent en gens de coeur, et témoignent une grande résolution à se bien défendre’.
    19 - Manschappen uit het territoriale leger van Nicolas de Neufville, markies van Villeroy, moesten de uitgedunde gelederen van het Franse leger in Cataionië versterken. Zij kregen een geleide van de Franse brigadegeneraal Olivier de Castelan (Castellane) († september 1644) (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 255-257, p. 261-262, en Lettres Mazarin I, p. 720-722, en II, p. 69).
    20 - Koning Philips IV volgde in Fraga de belegering van Lérida (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 257-259).
    21 - Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, was met zijn gezin in Rome gearriveerd. Zijn zuster Charlotte, ‘demoiselle de Bouillon’, gaf hij volmacht om in Parijs te waken over zijn rechten op het prinsdom Sedan (Congar, Sedan et le pays sedanais, p. 336 en p. 343).
    22 - Op 16 juni, tijdens een vergadering van de ‘Conseil d'Etat’, kwam Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’, in botsing met Henri II de Bourbon, prins van Condé. Een verzoek om ook de regentesse te consulteren in een zaak over een ‘lieutenant-général des eaux et forests de Bourbonnois’ lokte bij de prins de woedende woorden uit: ‘Pourquoy parler à la reyne? Je ne le veux pas’. De volgende dag suste koningin Anna van Oostenrijk de verhitte gemoederen in haar raad (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 190-191).
    23 - De voormalige grootzegelbewaarder Charles de l'Aubespine (1580-1653), markies van Chasteauneuf, was na de dood van kardinaal de Richelieu uit ballingschap teruggekeerd. In de zomer van 1643 vestigde hij zich in Montrouge (een buitenwijk van Parijs) met de vaste wil om zijn rechten te laten gelden op de waardigheid van kanselier. Zijn aanzien daalde na de ontdekking van het complot van de ‘importants’ tegen kardinaal Jules Mazarin (september 1643). Als vertrouweling van Marie de Rohan, hertogin van Chevreuse, moest hij de wijk nemen naar zijn landgoederen. Eerherstel kreeg hij pas in 1650 (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 157-161 en p. 176, en IV, p. 42-43).
    24 - De plotselinge ijver van de bakkers in Metz zou kunnen wijzen op nieuwe ontwikkelingen aan het front in Champagne, mogelijk op een veldtocht van de hertog van Enghien in de richting van Trier (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 297).
    25 - Michel Mazarin († 1648) ontving op 10 juli 1645 de bevestiging van zijn benoeming tot aartsbisschop van Aix. In 1647 werd hij tot kardinaal verheven (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 89; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 391-409, en Archivo de Simancas, Catálogo XXVII. Estados pequeños de Italia, p. 115).
    26 - Koning Karel I en de prins van Wales waren Oxford ontvlucht. In de eerste dagen van de belegering van de stad door troepen van de parlementsgezinde legeraanvoerders Robert Devereux, graaf van Essex, en sir William Waller, hadden zij in Woodstock de ontwikkelingen afgewacht (begin juni). Een week later voegden zij zich bij het koninklijke leger in Worcestershire (CSP Ven. 1643-1647, p. 106-107 en p. 110-112).
    27 - Jacobus (1633-1701), hertog van York, bleef achter om de eer van het koninklijk garnizoen van Oxford te redden.
    28 - Na kritiek uit het Parlement over de wijze waarop hij de koning had laten ontsnappen, verbrak Robert Devereux, graaf van Essex, de samenwerking met het leger van sir William Waller. In de tweede helft van juni richtte hij zijn aandacht op het ontzet van de havenstad Lyme Regis in Dorset. Tegen het einde van de maand had hij de koninklijken van prins Moritz (Maurits) van de Palts al uit hun steunpunten gejaagd (CSP Ven. 1643-1647, p. 112-113).
    29 - De koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle, vocht voor het behoud van York. In brieven aan prins Rupert (Robert) van de Palts smeekte hij om diens overkomst uit Lancashire. Toen de prins voor de muren van York verscheen, hadden de Schotse belegeraars reeds de begeerde rugdekking ont- vangen van de Parlementslegers van Ferdinando Fairfax en Edward Montague, graaf van Manchester (Briefw. C. Huygens III, p. 502-504). Op 2/12 juli vond bij Marston Moor de beslissende slag plaats. De nederlaag van de koninklijken leidde de capitulatie van de stad op 16/26 juli in (CSP Ven. 1643-1647, p. 111-117 en p. 123).
    30 - Don Alonso de Cárdenas, de Spaanse ambassadeur in Engeland, was de eerste diplomaat die het Londense Parlement officieel om een audiëntie verzocht (Briefw. C. Huygens III, p. 504; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 311-312, en CSP Ven. 1643-1647, p. 111).
    31 - Omstreeks dezelfde tijd (24 juni) diende de keizerlijke resident Franz Paul, vrijheer van Lisola, bij het Parlement een klacht in over het ongeoorloofd openbreken van zijn Londense woning (CSP Ven. 1643-1647, p. 111). Zijn politieke voorkeur liet hij in dit adres niet blijken (A.F. Pribram, Franz Paul Freiherr von Lisola, Leipzig 1894, p. 48-50).
    32 - De brieven die de Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude de ‘lords’ en ‘commons’ aanboden, kregen voortaan het opschrift ‘Aen de Lords ende Communen vergadert in het parlement van Engelandt’ (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 116).
    33 - Het ‘Committee of Both Kingdoms’ was op 16/26 februari 1644 ingesteld (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 247-249: ‘Ordinance for appointing a Committee of both Houses, to join with the Scots Commissioners, for better managing the Common Cause’). Vier van de 25 zetels vielen toe aan Schotse ‘commissioners’ (CSP Ven. 1643-1647, p. 76).
    34 - De Portugese resident dr. Antonio de Sousa de Macedo wantrouwde het Parlement. In 1645 werd zijn aanwezigheid in Londen niet langer op prijs gesteld (Prestage, The diplomatic relations of Portugal, p. 104-111).
    35 - Koning Karel I had de ‘commissioners’ van de ‘confederation of Kilkenny’ slechts de toezegging gedaan dat in Ierland nader overleg zou plaatsvinden over een verdrag (A new history of Ireland III, p. 308-311).
    36 - De Fransen begonnen oog te krijgen voor de problemen van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi. Behalve geld (uit de Frans-Zweedse subsidiekas) wilden zij hem ook diplomatieke steun verlenen. Aanvankelijk besloten zij de missie naar Zevenburgen te laten uitvoeren door de edelman Du Bois de Cargrois (no. 6872), maar bij nader inzien werd de instructie op naam gesteld van de raadsheer Antoine Fouquet, heer van Marcilly-Croissy; zie Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. LXXXIII, p. 182-192 en p. 277-285.
    37 - Sultan Ibrahim minachtte de keizerlijke resident Alexander Greifenklau von Wollrath en de krijgsraadsecretaris Sattler. Deze maand zond keizer Ferdinand III de ervaren diplomaat Hermann, graaf van Czernin, naar Constantinopel. Aan hem viel de taak toe om de Sultan te vereren met een kunstig bewerkte zilveren fontein (Doc. Boh. VII, p. 103 no. 278, p. 114 no. 317 en p. 124 no. 352, en Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 64-67).
    38 - De keizer, de hertog van Beieren, de keurvorst van Saksen en de keurvorst-aartsbisschop van Keulen adviseerden de Frankforter ‘Deputationstag’ om de uitnodiging die de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien op 6 april 1644 hadden laten uitgaan, onbeantwoord terug te sturen. In de discussie over het zenden van vertegenwoordigingen naar Munster en Osnabrück waren zij de mening toegedaan dat dit onderwerp alleen ter sprake gebracht mocht worden wanneer overeenstemming was bereikt over de tekst en inhoud van de Franse volmacht. Voor- lopig hield dit argument stand tegenover de wens van de ‘Fürstenrat’ om de vergadering in Frankfort te ontbinden (Urk. u. Act. I, p. 852-854, en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 167-169).
    39 - De keizerlijke kritiek op de Franse volmacht van 20 september 1643: 1. de tenaamstelling van de volmacht op de minderjarige Lodewijk XIV, zonder ondertekening van de regentesse; 2. in de inleiding was een rechtvaardiging van het optreden van koning Lodewijk XIII tegen de keizer opgenomen; 3. de volmacht bevatte het voorschrift dat de Franse gevolmachtigden alleen in overleg en met instemming van de bondgenoten over een vrede mochten onderhandelen (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 204-205; Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 114-121, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 349-361, p. 376-382, p. 399-409 en p. 423-426).
    40 - Tot nu toe hadden alleen hertog Friedrich van Braunschweig-Lüneburg-Celle, hertog Adolf Friedrich van Mecklenburg-Schwerin en de stad Straatsburg op de Franse uitnodiging gereageerd (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 280-281).
    41 - Keizerlijke soldaten onder bevel van Johann, graaf van Götz(en), namen in de tweede helft van juni het Zevenburgse garnizoen van Kośice (Kaschau) onder vuur. Het offensief moest ten gevolge van de slechte weersomstandigheden gestaakt worden (Doc. Boh. VII, p. 112 no. 309).
    42 - Aangekomen in Zeitz kreeg het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, versterking van 5 regimenten uit het leger van veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (22 juni). Omdat de veldmaarschalk niet gedisponeerd was om persoonlijk op het rendez-vous aanwezig te zijn, nam generaal-majoor Vaclav Zahrádecký (Zahrádky) diens taken over (Doc. Boh. VII, p. 110-111, nos. 301-303).
    43 - De stad Hof, ten noordwesten van Cheb (Eger). Het keizerlijke expeditieleger was over Adorf en Plauen naar het noorden getrokken.
    44 - De Gazette 1644, no. 75, dd. 2 juli 1644, berichtte over de belegering van het kasteel van Ponzone door garnizoenssoldaten van Antoine de Stainville, graaf van Couvonges, Frans-Savoyaards gouverneur van Casale.