eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7007. 1644 augustus [20]. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Wij zullen hier de vaste houden buitenstijds: de vleischhouders van Parijs,2 alzoo vier stuvers vannieus gestelt was op een pond vleisch ende dat recht vercocht aen een partisan die groot proffijt daermede hoopte te doen, hebben te zamen gecomplotteert geen vleisch te vercoopen ende, in den raid van den coning ontboden zijnde, hebben daerbij gepersisteert. Wij zullen nu zien wie van beide zal wijcken. Eenige pachters zijn oock hard geslagen.

    Den 28 Iulii is Friburg overgegaen.3 Den tweeden Augusti is den hertogh van Anguien met zijn leger gecomen bij den marescal de Turenne, ende hoewel het leger van de Beyerschen lagh op twee bergen, waervan de eene hooger was als d'ander, wel geretrencheert ende bezet met afgehouden boomen, zoo hebben de Fransoisen hetzelve geattaqueert den derde ende vijfde, ende haerzelve meesters daervan gemaect, hoopende oock Friburg weder te becomen.4 Den vijant heeft wel tweeduizent man daer verloren;

    668

    eenige van voetvolck hebben haer gesalveert binnen Friburg, de ruiterie heeft haer gesalveert op eenige verder gelegene bergen. Van de Fransche zijde zijn verscheidene personen van qualiteit gebleven ende gequetst.

    Men verwacht hier den hertogh van Orleans,5 dewelcke den hertogh van Elboeuf zal laeten bij Grevelingen om de stadt in poincte te stellen van defensie ende monsieur Gassion aen een groot fort dat bij de Fransoisen gebouwt werdt te Watten tusschen Borborg ende Sint Omer6 in een importante situatie om de intocht te doen in Vlaenderen, waerom men meent dat veele die getrocken waeren tegen mijnheer den prins van Orangie7 terugge zullen moeten comen.

    Hertogh Carel heeft doen weten in Vrancrijck dat hij door de trage resolutie uit Vrancrijck over zijne voorslagen genoodzaect is geweest zich met de Spaignaerden te vougen,8 doch bereidt alsnoch te luisteren wanneer hem redelijcke conditiën zullen werden gepresenteert. De Fransoisen gaen weder blocqueren La Motte.9 Beck is wedergekeert in Lutsenburg. Den hertogh van Anguien, van die frontiere vertreckende, heeft eenige ruiterie daergelaeten.10 Men versterckt oock de guarnisoenen van Champagne, Picardië, Messin tegen alle de inval.

    De Fransoisen om haer te troosten over het verlies van Lerida zeggen dat zij Tarragona willen belegeren.11 Men meent dat den marescal La Motte-Odincourt zal teruggegeroepen werden, zijnde zijn steunsel quijt doordien monsieur de Noyers, zijne verwant,12 is buiten affairen. De nuntius alhier, hoewel de paus doot is ende noch geen tij-

    669

    ding en is van nieuwe verkiezing, is hier onthaelt als nuntius van de Stoel van Rome.13 De cardinalen zouden den achtste dezer vergadert zijn in conclave, maer wilden eerst dat het vremde crijgsvolck zouden vertrecken die uit Napels, Florenza, Parma in de stadt waeren gecomen.14 De Barbaryns stercken haer ende hebben den hertogh van Bouillon aen haere zijde.15 De vloot van Turckie, Alger, Bizerta werdt noch gezien zoo bij Otranto als bij Sicilië.16 Prince Thomas nae 't nemen van Sartirana17 hadde eenigh volck gezonden om zich te fortificeren op de Navilla, een canal gaende nae Milan,18 eenige om Bremo te bloqueren. Den gouverneur van Milan, om zich in 't velt te stellen, was volck verwachtende uit Florenze ende Modena ende vijfhondert ruiters uit Venetië.19

    De coninginne van Engelant20 ende de princesse van Carignan hebben den andere gezien tot Saumur, vanwaer de princesse hier is gecomen,21 de coninginne gegaen nae de Bourboonsche wateren, waervan de baden goed zijn tegen de paralysie. De vrede in Engelant schijnt terugge [te] gaen, omdat den coninck in vergelding van zeven Ieren,22 in oorlogh becomen, gehangen bij de parlamentarissen, veertien gevangene parlamentarissen in gelijcken maniere heeft getracteert. Oock en is de confidentie niet recht tusschen die van het parlement ende d'ambassadeurs van de Vereenigde Nederlanden.23 Den co-

    670

    ninck ende prins Mauris, beide met haere trouppes, waeren bij Excester;24 men meende prince Robert, die weder eenige schade in zijn arrière-garde had gelede[n],25 mede daernaetoe ginge. Denzelve prince wierd vervolgt bij Lesle, gesterckt met eenige trouppes van d'heer Manchester, die zelve was te Douncaster.26 Calander belegerde de stadt Neucastel met twaelffduizent man.27 Waller ende Braun waeren bij Oxford, in welcke stadt oneenicheit was ende pest.28 Farfax was te Jorck.29 Den graef van Essex had d'heer Rinfel30 eenigh volck afgeslagen, Plimuth zoo men te Londen zeide ontzet31 ende eenigh volck gezonden in Cornuaille. 't Leger dat gecommandeert is geweest bij den grave van Neucastel was verstroit,32 de roomschgezinden weder nae haere huizen getrocken.33 Onder de papieren van dezelve grave van Neucastel waeren gevonden eenige brieven van eenige lords van het parlement, dewelcke oorzaeck hebben gegeven van suspiciën tuschen de communes ende de lords,34 van welcke lords oock eenigen in den Tour zoude zijn gestelt. Twaelffduizent man wierden vannieuws bij 't parlement gelicht ontrent Londen.

    Wij hooren dat don Melos tot Gend in perykel is geweest vanwegen de gemeente.35

    671

    Wij hooren oock dat prince Thomas noch eenigh volck heeft voor het casteel van Arona,36 hebbende de stad becomen. In Provence werdt een vloot gereedgemaect.

    De vleischouders continueren noch vleisch te vercoopen,37 omdat gisteren als het vleisch quam van Poissi die nieuwe impost niet en is afgenomen, 'twelck zoo men zeit men doen wil Vrijdagh toecomende door macht van veele musquetten ende harquebuzen tegen de bijlen van de beenhackers.

    27 [sic] Augusti 1644.

     

    Wij hooren hier dat vier regimenten van Hazfeld38 zijn bij de riviere van de Sale ende wachten noch eenige die haer gehouden hebben ontrent Noremberg.

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 27 Aug. 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 37m. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Vermoedelijk tezamen met no. 7006. Beginnend bij ‘Men verwacht hier den hertogh van Orleans’, copie (zonder adres en ondertekening, maar met de dagtekening 20 augustus 1644), afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 25 augustus 1644). Grotius voorzag de brieven die hij tussen 6 augustus en 10 september 1644 schreef, van dagtekeningen die niet altijd overeenkwamen met de datum van verzending.
    2 - Het verzet tegen de belastingmaatregelen van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’. Volgens het Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson (I, p. 207-208) zouden de slagers op 18 augustus hun messen hebben getoond: ‘les bouchers battirent deux partisans pour la levée du sel [= sol] pour livre de vendeurs que l'on vouloit établir à Poissy et contraindre les bouchers à s'en servir. Les bouchers assurent qu'ils ne fourniront point de viande la semaine prochaine’.
    3 - De Frans-Weimarse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, was doorgedrongen tot de voorstad Krozingen (tegenw. Bad Krozingen). Hij kwam echter te laat om zijn garnizoen in Freiburg im Breisgau te ontzetten. Op 28 juli ging kolonel Kanowski accoord met de capitulatievoorwaarden (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 12, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 146).
    4 - Het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, had zich op 2 augustus aangesloten bij de Frans-Weimarsen van de burggraaf van Turenne. Op 3 augustus bonden de verenigde legers de strijd aan met de Zwabisch-Beierse legermacht van François de Mercy en Johan van Werth. Tegen het einde van die dag bereikten de Fransen de top van de strategisch gelegen Schönberg ten zuiden van Freiburg im Breisgau. Twee dagen later werd de strijd hervat. Het bloedigst waren de gevechten om het bezit van de Lorettoberg (toentertijd: Josephberg) op de 5de augustus. Nadat de vele doden en gewonden geborgen waren, verlieten de legers het slagveld; vgl. Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 608-612; Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 10-27; Lettres de Turenne, p. 403-404, en Gazette 1644, no. 97, dd. 19 augustus 1644: ‘Les avantages remportez par le duc d'Enguien sur l'armée de Bavière’.
    5 - In het Franse hoofdkwartier te Gravelines (Grevelingen) had de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans reeds zijn terugkeer naar Parijs aangekondigd (aankomst op 23 augustus). Het bevel over de legers in Picardië droeg hij over aan maarschalk Jean, graaf van Gassion, en Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, gouverneur van Picardië.
    6 - Watten, plaats aan de Aa, op de weg van Saint-Omer (Sint Omaars) naar Bourbourg (Gazette 1644, no. 99, dd. 20 augustus 1644). De actie werd ondernomen om te voorkomen dat de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini zijn aandacht zou richten op het Staatse leger in Zeeuws-Vlaanderen.
    7 - Frederik Hendrik, die de belegering van Sas van Gent met de dag zag vorderen, werd door een afgezant van de hertog van Orléans op de hoogte gesteld van de Franse krijgsplannen (Briefw. C. Huygens IV, p. 39-40, en Correspondance d'Estrades I, p. 199-203).
    8 - Hertog Karel IV van Lotharingen verbrak de onderhandelingen met de Franse diplomaat Bernard du Plessis-Besançon (Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 48-49, en Lettres Mazarin II, p. 45). Aangelokt door het Spaanse geld stelde hij zijn leger van 4 tot 5000 geoefende soldaten ter beschikking van de Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo. De eerste Lotharingse versterkingen vertoonden zich in de tweede week van augustus aan het front in Zeeuws-Vlaanderen (Gazette, no. 98, dd. 20 augustus 1644, en Briefw. C. Huygens IV, p. 24, p. 34 en p. 40).
    9 - De Fransen hadden versperringen aangelegd op de wegen naar het Lotharingse bolwerk La Motte (dep. Haute-Marne) (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 451, en Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 366).
    10 - Pierre de Magalotti hield in opdracht van de hertog van Enghien het oog gericht op de bewegingen van de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck in het gebied tussen Maas en Moezel (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 311 en p. 370-371).
    11 - Kardinaal Jules Mazarin had de val van Lérida (30 juli) zien aankomen. Een alternatief krijgsplan lag al gereed in het hoofdkwartier van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt: de verovering van Rosas of Tarragona. De keuze viel op Tarragona. De aanval werd op 8 augustus ingezet (Gazette 1644, no. 99, dd. 20 augustus 1644, en Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 261).
    12 - Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, had zijn hoge waardigheid in Catalonië te danken aan zijn oom François Sublet (1578-1645), seigneur de Noyers, de in april 1643 ontslagen staatssecretaris van oorlog; zie nos. 6167 en 6179 (dl. XIV), en Tallemant des Réaux I, p. 297-299.
    13 - De door paus Urbanus VIII († 29 juli 1644) aangewezen nuntius Niccolò Guidi di Bagno was op 26 juli in Parijs gearriveerd. Enkele scherpslijpers tilden zwaar aan het feit dat zijn geloofsbrieven waren opgesteld door een paus die inmiddels overleden was, maar koningin Anna van Oostenrijk schoof alle bezwaren terzijde en ontving de nieuwe nuntius op de 14de augustus in audiëntie (Gazette 1644, no. 99, dd. 20 augustus 1644).
    14 - De partijstrijd in Rome na het overlijden van paus Urbanus VIII; zie nos. 6997 en 6999. Het conclave nam op 9 augustus een aanvang (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 15-18).
    15 - De kardinalen Francesco en Antonio Barberini hadden in de laatste levensdagen van paus Urbanus VIII de benoeming van Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, tot generaal van het pauselijke leger doorgedreven (Gazette 1644, no. 99, dd. 20 augustus 1644).
    16 - De Turkse vloot voerde nog steeds plundertochten uit in Sicilië, Calabrië en de Golf van Squillace.
    17 - De Frans-Savoyaardse troepen van prins Tommaso Francesco van Savoye hadden Sartirana, ten zuidoosten van het fort van Breme, veroverd. Daarentegen verliep de aanval op Arona minder naar wens (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106-107).
    18 - Naviglio Grande, kanaal ten noorden en oosten van Abbiategrasso, de belangrijkste vaarroute van de Ticino naar Milaan.
    19 - De Milanese gouverneur Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, wachtte op het resultaat van de wervingen onder de soldaten die groothertog Ferdinando II van Toscane, Francesco I d'Este, hertog van Modena en de republiek Venetië na de voltrekking van de vrede van Ferrara hadden afgedankt.
    20 - Op weg naar de wateren van Bourbon-Lancy (kuuroord ten oosten van Moulins) bracht koningin Henriëtte Maria van Engeland op 16-17 augustus een bezoek aan Saumur (Gazette 1644, no. 103, ‘extraordinaire du XXXI aoust 1644’: ‘Les honneurs rendus à la Reine d'Angleterre, à son arrivée en France’).
    21 - De Gazette 1644, no. 54, dd. 21 mei 1644, had het bericht gepubliceerd dat koning Philips IV van Spanje de gijzeling van Marie de Bourbon, prinses van Carignano, echtgenote van prins Tommaso Francesco van Savoye, had opgeheven. Pas op 2 augustus kwam in Parijs de tijding binnen dat de prinses in Bordeaux was gearriveerd (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 202).
    22 - Zeven Ierse soldaten van het koninklijke leger waren in Dorchester door de parlementsgezinden opgehangen. De koninklijken namen in Wiltshire wraak op 12 (14) lakenhandelaars (CSP Ven. 1643-1647, p. 126, en Gazette 1644, no. 99, dd. 20 augustus 1644).
    23 - De Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude waren op 22 juli tot de vergadering van de ‘lords’ en ‘commons’ toegelaten. De beantwoording van hun vredesvoorstellen liet echter op zich wachten, omdat het Parlement eerst advies wilde inwinnen van een speciale commissie (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 116-117; Briefw. C. Huygens IV, p. 23, en CSP Ven. 1643-1647, p. 124 en p. 126-129).
    24 - Koning Karel I van Engeland had zich in de omgeving van Exeter aangesloten bij de koninklijken van prins Moritz (Maurits) van de Palts en sir Ralph Hopton (Gazette 1644, no. 99, dd. 20 augustus 1644).
    25 - Na zijn nederlaag bij Marston Moor keerde prins Rupert (Robert) van de Palts terug naar de koninklijke steunpunten in Lancashire en Cheshire. Slechts 7000 soldaten volgden hun bevelhebber (CSP Ven. 1643-1647, p. 123).
    26 - Schotten uit het expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, aangevuld met eenheden uit het Parlementsleger van Edward Montague, graaf van Manchester, zuiverden de nabije omtrek van Newcastle, York en Doncaster van koninklijke troepen (CSP Ven. 1643-1647, p. 123).
    27 - De Schot James Livingstone, graaf van Callander (Calender), was met zijn nieuwe lichtingen de Tyne overgestoken. Zijn kwartier vestigde hij aan de kust ten zuiden van Newcastle. De stad capituleerde op 19/29 oktober (CSP Ven. 1643-1647, p. 114, p. 116, p. 123 en p. 150).
    28 - Sir William Waller en de ‘sergeant major’ (generaal-majoor) Richard Browne hadden in de talrijke schermutselingen met het koninklijk garnizoen van Oxford veel manschappen verloren. In Londen moesten zij het Parlement bewegen om meer troepen beschikbaar te stellen voor de achtervolging van het leger van koning Karel I (CSP Ven. 1643-1647, p. 118 en p. 128).
    29 - Ferdinando Fairfax plaatste een garnizoen van het Parlement in York. Zijn leger hield hij gereed voor het beleg van Scarborough (CSP Ven. 1643-1647, p. 125).
    30 - Robert Devereux, graaf van Essex, ontweek de koninklijke legers in de zuidelijke graafschappen en trok nog verder westwaarts. Bij Bodmin in Cornwall stootte zijn leger op 3000 infanteristen van de koningsgetrouwe sir Richard Grenville (Grinfil) (1600-1658) (DNB XXIII, p. 124-127, en CSP Dom. 1644, p. 407).
    31 - De havenstad Plymouth was maandenlang omsingeld geweest door lokale koninklijke troepen.
    32 - Teleurgesteld over de strategie die prins Rupert (Robert) van de Palts had gekozen voor het ontzet van York, was de koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle, naar Hamburg uitgeweken (CSP Ven. 1643-1647, p. 121 en p. 123).
    33 - De rooms-katholieke soldaten in het leger van William Cavendish, markies van Newcastle; zie no. 6102 (dl. XIV).
    34 - Brieven die de markies van Newcastle op het slagveld van Marston Moor had achtergelaten, wezen uit dat sir John Hotham, de voormalige gouverneur van Hull, en diens zoon kapitein John Hotham betrokken waren in een complot tegen het Parlement. Vader en zoon beklommen in januari 1645 het schavot; zie no. 6446 (dl. XIV); DNB XXVII, p. 408-411, en The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 286.
    35 - Kardinaal Jules Mazarin liet door soldaten en kooplieden pamfletten verspreiden waarin de Zuidnederlanders werden opgeroepen om in opstand te komen tegen het Spaans gezag. Reizigers kwamen spoedig met het nieuws dat er in Gent, Brugge en Antwerpen tekenen waren van algehele ontevredenheid met het bestuur van don Francisco de Melo (Gazette 1644, no. 99, dd. 20 augustus 1644; Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 207, en Briefw. C. Huygens IV, p. 42-43 en p. 46).
    36 - Supra, n. 17. Het leger van prins Tommaso Francesco van Savoye kon de burcht van Arona niet bedwingen.
    37 - De opstand van de slagers (supra, n. 2) verliep snel; vgl. no. 7020.
    38 - De regimenten die de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen in Frankenland (Vogtland) had achtergelaten, zouden aan de Saale de achtervolging inzetten op het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck (Doc. Boh. VII, p. 113-114, nos. 311 en 313-314). Na de nederlaag die de Zwabisch-Beiersen ten zuiden van Freiburg im Breisgau hadden geleden, moesten alle krijgsplannen weer herzien worden (Doc. Boh. VII, p. 123 no. 344 en p. 130 no. 370).