eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    646

    6997. 1644 augustus [13]. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Spero bene processurum tibi trans Mosam iter.2 De arca miror quae dicis.3 Nam mea uxor pro certo affirmat illos pulvillos ex illa arca fuisse exemptos.4 Et tunc Petrum sibi dixisse esse eam arcam domi vestrae. Qui pulvillos illos de arca exemit, scire debet ubi arca sit et clavis arcae.

    Videntur legati Batavi mandata habere timidiora quam res exigat;5 magnam amittunt occasionem.6

    Anthologiam quaeso extrudas.7 Cum ego valedixi Batavis et Belgis,8 hoc significavi me factum gentis alterius, quid illi de me dicant aut sentiant non curare,9 neque ullum habere revertendi animum. De Hogerbetio miror. Appellandum illi erit ad Curiam Superiorem.10 Velim scire an quis collegerit ea quae ad scribendam vitam domini Oldenbarneveldii pertineant.11

    647

    Ilerda dedita creditur,12 Friburgum exemptum obsidio. Papa mortuus est. Metuuntur et ibi factiones et hic aliae.

    Deus te cum tua tuisque servet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    20 [sic] Augusti 1644.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 970 App. no. 719. Antw. op no. 6984, beantw. d. no. 7014. Grotius voorzag de brieven die hij tussen 6 augustus en 10 september 1644 schreef, van dagtekeningen die niet altijd overeenkwamen met de datum van verzending.
    2 - Willem de Groot had in zijn brief van 30 juli (no.6984) aangekondigd dat hij tijdens het zomerreces een bezoek wilde brengen aan gene zijde van de Maas, mogelijk aan het Land van Voorne.
    3 - De speurtocht naar de boekenkist waarin Grotius op 22 maart 1621 uit zijn Loevesteinse kerker was ontsnapt. Willems echtgenote Alida Graswinckel verkeerde in de veronderstelling dat Maria van Reigersberch de kist had meegenomen; zie nos. 6956 en 6984.
    4 - Tijdens haar laatste bezoek aan de Republiek (1639-1640) was het Maria van Reigersberch opgevallen dat de kussens van de kist op de kamer van haar zoon Pieter lagen; vgl. no. 6971.
    5 - Grotius wachtte op een afschrift van de instructies die de Staten-Generaal hadden opgesteld voor hun vredesmissies naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina. Het verslag van de aankomst van de Staatse ambassadeurs in de havens van Göteborg en Helsingør (no. 6985) boezemde hem weinig vertrouwen in.
    6 - Naar het oordeel van Grotius hadden de Staten-Generaal zich nooit mogen onttrekken aan de verplichtingen die zij in het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640 waren aangegaan.
    7 - Willem de Groot moest bij de Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu informeren naar het in juni besproken plan om de Franse protestant Samuel Sorbière in te schakelen bij het persklaar maken van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534).
    8 - In de inscriptie ‘Ad Grotium cum libro’ in het presentexemplaar van zijn Momenta desultoria, poëmatum libri XI, edente Vaspare Barlaeo, Leiden (Elzevier) 1644, had Constantijn Huygens geen acht geslagen op de juiste titulatuur. Grotius zal dit verzuim in een - nimmer teruggevonden - epigram hebben gecorrigeerd; zie no. 6984.
    9 - Waarschijnlijk komt Grotius hier tegelijkertijd terug op het bezoek dat ‘neef’ Jacobus van der Hooge en de zoon van de raadsheer mr. Gerard van Crommon in het najaar van 1643 aan de Zweedse ambassade hadden gebracht. Ondanks een aanbeveling van Willem de Groot viel de jonge neef niet in de gratie bij ‘zijne Excellentie’ (nos. 6439 en 6543 (dl. XIV) en no. 6625). Daarentegen lette de ‘tourist’ Willem van Crommon beter op het protocol. In juli ontving hij de uitnodiging om secretariaalswerkzaamheden te verrichten op de Zweedse ambassade in Parijs; zie no. 6959.
    10 - Het Hof van Holland zag af van de behandeling van een rekest dat Adriaen Hogerbeets had ingediend in de zaak van het postume eerherstel van zijn vader Rombout Hogerbeets. De vraag was of tegen deze afwijzing beroep mogelijk was bij de Hoge Raad van Holland en Zeeland.
    11 - Toen de remonstrant Johannes Wtenbogaert bezig was met het verzamelen van documenten voor zijn Kerckelicke historie, vervatende verscheyden gedenckwaerdige saecken in de Christenheyt voorgevallen, van het jaer vierhondert af, tot in het jaer sesthienhondert ende negenthien, 1646-1647 (BG no. 892), kreeg hij van een onbekende het manuscript met de Historie van het leven en sterven van Heer Johan van Oldenbarnevelt toegestuurd. De tekst van deze Historie lag sinds 1623 gereed voor de drukker, maar een uitgave kwam pas in 1648 tot stand (Fruin, ‘Over de Historie van het leven en sterven’, in Verspreide Geschriften VII, p. 470-517).
    12 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van [13] augustus.