eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6984. 1644 juli 30. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Tribus tantum litteris ad te scribo, hac sola de causa ne mireris nihil a nobis ad te stato die mitti.2 Litteras tuas XXIII Iulii scriptas iam nunc accipio, quibus illico respondeo, stans in procinctu ad iter Transmosanum, in quo per has ferias septimanam unam atque alteram impendam.3

    De arca diligenter inquiram, interim certo certius scio eam domi meae nunquam fuisse; cogitet uxor annon eam dum hic Hagae esset4 domi cognatae Hugeniae5 habuerit; pulvillos scio ante adventum uxoris fuisse domi nostrae tinearum plenos, a quibus eos purgavit uxor.

    Legatos nostros in Daniam et Suediam missos nihil magnae rei effecturos putem,6

    621

    atque ita operam et impensam perituram. Princeps fossam quae Gandavo7 Hontam8 illuit cum castris transiit; quid porro acturus sit alii iam, aut ego cum rediero, docebunt.

    Hugenius9 ubique fere obscurus est,10 et hoc non putat esse in vitio, nimis enim tritum est ab omnibus intelligi. Tuum epigramma Hugeniano oppositum cur triste illud vale contineat nescio, et quid hoc responsi sit ignoro.11 Hogerbetius a Curia impetrare non potuit mandatum citatorium, sed redditi sunt ipsi libelli supplices sine rescripto aut responso.12 O tempora, o mores!13

    Vale, frater optime, et nos ama,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXX Iulii 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 16 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 9 Aug.

    En in dorso: 30 Iulii 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 317. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6971, beantw. d. no. 6997.
    2 - Willem de Groot hervatte zijn wekelijkse correspondentie weer op 15 augustus (no. 7003).
    3 - In maart was Willem de Groot aan het stadhouderlijk hof ontboden om Frederik Hendrik van advies te dienen over de bepaling van de loop van de Oude Maas; vgl. no. 6765. Maakte hij een inspectiereis, of verliet hij Den Haag voor een korte familievakantie in het Land van Voorne? Zie no. 6360 (dl. XIV).
    4 - De speurtocht naar de boekenkist waarin Grotius op 22 maart 1621 uit zijn Loevesteinse kerker was ontsnapt. Tijdens haar laatste bezoek aan de Republiek (1639-1640) moest Maria van Reigersberch de gastvrijheid van Grotius' ouders in het huis van de graven van Hohenlohe te Delft ontberen: in 1638 waren Jan de Groot (1554-1640) en Aeltgen Borre van Overschie (1561-1643) ingetrokken bij hun zoon en schoondochter Alida Graswinckel (1593-1669) in Den Haag. Gelukkig stelden andere familieleden hun huis voor haar open; vgl. no. 3531 (dl. IX) en no. 4291 (dl. X).
    5 - ‘Nicht’ Huygens (H.C. Rogge, Brieven van en aan Maria van Reigersberch, p. 165-166). De broer van Constantijn Huygens, Maurits (1595-1642), secretaris van de Raad van State, was gehuwd met Petronella Campe, dochter van de Veerse burgemeester Jacob Campe en Martha van Reigersberch (NNBW I, kol. 1191).
    6 - Willem de Groot zocht nog naar een afschrift van de instructies die de Staten-Generaal hadden opgesteld voor hun vredesmissies naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina.
    7 - Het Staatse leger had op 25 juli de aanval op Sas van Gent ingezet. Op de 27ste juli sloegen 300 vrijwilligers een brug over het kanaal (Briefw. C. Huygens IV, p. 12-14, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 343-345).
    8 - De ‘Honte’, oude naam voor de Westerschelde.
    9 - De uitgevers van de Epistolae Quotquot hebben waarschijnlijk censuur toegepast in de brief van 23 juli 1644 (no. 6971). Ongetwijfeld zal Grotius nog iets hebben opgemerkt over Constantijn Huygens' Momenta desultoria, poëmatum libri XI, edente Caspare Barlaeo, Leiden (Elzevier) 1644; vgl. Briefw. C. Huygens IV, p. 82-83 en p. 89.
    10 - Eerder had Grotius de dichter voorgehouden dat zijn stijl hem sterk deed denken aan de hobbeligheden van de Romeinse filoloog ‘Santra’ in Martialis 11, 2, 7: ‘lectores tetrici salebrosum ediscite Santram: nil mihi vobiscum est’; vgl. no. 5761 (dl. XIII), en zijn Rivetiani Apologetici ... discussio in de Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 739 r. 45B - p. 740 r. 59A: ‘Laudandi sunt boni poetae, ferendi forte et mediocres; malos miserari aequum est, non in eos exardescere’.
    11 - Het Huygens-epigram is niet overgeleverd. Vermoedelijk nam Grotius afstand van de inscriptie ‘Ad Grotium cum libro’ in het hem toegezonden presentexemplaar van de Momenta desultoria (A. Eyffinger, Inventory of the poetry of Hugo Grotius, Assen 1982, p. 231).
    12 - Adriaen Hogerbeets was naar Den Haag teruggekeerd om het proces te bevorderen dat hij in het najaar van 1642 tegen de Leidse stadsbestuurders had aangespannen om langs die weg genoegdoening en postuum eerherstel van zijn vader Rombout Hogerbeets te verkrijgen. Eindelijk vernam hij dat de raadsheren zijn rekest niet in behandeling wilden nemen; zie no. 5959 (dl. XIII).
    13 - Cicero, Catil. 1, 1, 2.