eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1150. [1627] mei 28. Van Maria van Reigersberch1.

    Alderliefste,

    Zonnedach voorleeden wesende den eersten Pinsterdach2 zijn wij hier3 gheariveert hebbende zeer qua wech en geen goedt weer ghehadt. Wij hebben eenen nacht in een herreberge gheslapen, dan den anderen dach commende bij den man, die onse pasporten most bezorgen4 en heeft hij gans niet ghewilt wij anders als bij hem zouden logeren zeggende hij ons anders geen pasporten en wilde doen hebben, zulcx dat wij naer veel exkusen ons logement bij hem hebben moeten nemen, te weeten mijn suster ende ick. Neef de Bie ende monsieur Vet5 zijn in de herreberge ghebleeven, dan commen hier dickmaal eten. Den heer en heeft ons van hier niet willen laeten gaen dan heeft ons gheseidt, dat wij morgen gaen zullen om tegen den ommeganck tot Andtwerpen te zijn6, die men zeidt dat werdt ghezien is.

    In de herberge, daer wij een nacht gheslapen hebben, waeren die van Orange7 ghelogeert, die mij thoonden gans geen contentement te hebben, hetwelcke uE. van haer int breede sult connen verstaen. Onsen Neef8 zeggen zij dat wel bij den Man9 staedt, dan dat den Man niet gaeren en heeft, dat men 't weet. Dengeenen, die men zeide dat daer commen zoude10, en meenen zij niet dat zoo wel staedt. Zij hebben mij ghezeidt, dat zij verstaen hebben, dat die reis af is, alzoo Verus11 gheschreven heeft, dat hij niet goedt en vindt, datter iemandt compt12.

    132

    Van hier zijn ghedeputeerde naer Rosendael om met eenighe van ons landt te handelen op eenighe ghevangens. Zommighe hier meenen, dat men daer wat voorder sal sprecken, dan Masnier13 meendt, dat daer niet aen en is. Hij houdt zeeker, dat het huylijck niet te maecken en sal zijn ofte de huylicxse voorrewaerde zoude al meer tot naedeel van de dochter ghemackt moeten werden, hetwelcke ick zegge, dat de vooghden in haer maght niet en hebben14. Het schindt den vrier15 hem vri wat trots houdt, overmidts hij meendt, zij niet beeter en magh; dan Constans16 heeft ghezeidt, dat hij hem licght bedroogen zoude vinden en datter andere zijn, die al meede zin in 't meisken hebben, dat zij licght resolveeren zoude een ander te nemen en dat het dan te laet zoude commen en dat hij het dan zonder twijfel zoude beklagen. Men advouweert mij dat wel meede, dan men zeidt Nerva17 het anders niet en verstaedt. Wat de zaeck van Constantius18 belangt, hebbe mijn best ghedan om te hoeren, wat men van hem houdt. Men ment, hij in grooten waerde bij Nerva zonde connen commen, bijaldien hij hem met Augustus19 wilde vougen, daer geen aparentie toe en is, en buten dat en kan 't niet veel zijn, ghelijck wel te beduncken is. Sal zien, wat ick naerder kan hoeren en hebbe die man, daervan gheschreven was, niet ghesproocken, overmidts hij hier niet en is.

    Ick hebbe hier verhaeldt van het boucxken, dat een Engelsman20 ghemackt heeft, daerin staedt, dat het contraremonsstrans ghevoelen nooidt in Engelandt ghelooft en is gheweest en noch niet ghelooft en werdf en met Godts hulpe nooidt ghelooft en sal werden en misschien, zeidt hij, dat ghij wilt sprecken van het tgene over zee ghepasseert is21. UE. sult nu wel weeten, wat boucxken ic meene. Mijn weerdt heeft zeer ernstich op mij begerdt uE. hem met den eersten wilde den tytel daervan schriven, opdat hij dernaer moght laeten zien. Ick bidde uE. dit tock niet te vergeten, oock Thommaes22 te laeten vermaenen van de patroenen, daer zijn meesterkneght een memorie van ghelaeten hebbe.

    Ick verlange te verstaen, hoe ghij het al mackt en bidde uE. toch niet melankolyck te zijn, sal mij zoo zeer haesten alst mogelijck is. Als ghij tot monsieur Dors23 gaedt eten, zoo laet Jakes24 thuys blijven en teickent al de reisen aen, alwaer dat se uE. noode. Schrijft mij eens, hoe het de vrier25 al mackt, of hij uE. zomwijlen compt bezoucken en wat ghij van hem verstaedt. Thoondt hem altijdt

    133

    goede myne en zegdt aen de kinderen, dat se schappelijck zijn. Ick sal se wat meede brengen.

    Hier meede sal ick blijven

    UE. altijdt ghetrouwe
    Marie Reigersberch.

    Naer ick hoor, zoo en sal den minnebroer, die van Paris hier ghevangen ghebracht is, geen swarigheyt hebben, maer meenne hij haest wt sal commen. Ick zende uE. door den voerman, die mij hier ghebraght heeft, twee hammen met een stuck gherockt vleis, Den voerman heedt Jan Lerocy. Laetter Jakes binnen thien ofte twalf dagen eens naer zien. UE. moetter geen vraght van geven, maer wel een glas wijn, als se den voerman thuys brengt. Adieu.

    Schrijft mij oock, hoe het Femme26 al mackt en doet mijn ghebiedenisse aen alle de goede bekende. Als uE. brieven op Hollandt aen mij wilt zenden, meugd se wel hier over senden27, sullen wel besteldt werden.

    Mijn suster doet hare ghebiedenisse alsmeede Cornelia. Ick hebbe hier zeer veel vriendtschap ontfangen; als uE. schrijft, mocht den goeden heer wel bedancken, want hij ons zeer wel ghetrackteert heeft. Het gherockt vleis compt van hem.

    Den XXVIII May.

    In dorso schreef Grotius: 28 Mey 1627. M. Reig. en: 28 Mey 1627 M. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. 30An. no. 2. Eigenh. oorspr. Gedrukt Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1892, p. 99; Rogge, Br. van en aan Maria v. Reigersb., p. 126. Voor de annotatie van deze brief is een ruim gebruik gemaakt van de noten van Rogge t.a.p.
    2 - 23 mei. Maria was blijkens no. 1148 op of kort na 12 mei op reis gegaan. Zij was in gezelschap van haar dochter Cornelia, haar zuster Suzanna, wed. Bloncke, terwijl de ook in no. 1141 genoemde neef de Bie, vermoedelijk Abraham, een zoon van Joris de Bie, en Adriaan Veth de reis meemaakten.
    3 - In Brussel.
    4 - Willem van Oldenbarnevelt, heer van Stoutenburg; zie II, p. 281 n. 6.
    5 - Adriaan Veth, dezelfde van wie het praatje ging, dat hij Cornelia het hof maakte. Hij was de zoon van Jan Veth, (zie II, p. 376 n. 7) en werd later raadpensionaris van Zealand.
    6 - Op zondag na Pinksteren, Drievuldigheidszondag, werd te Antwerpen een processie gehouden.
    7 - Er was in 1627 een drukke correspondentie tussen die van Orange en Frederik Hendrik, maar J. de la Pise, Tableau de l'histoire des princes et principauté d'Orange. La Haye 1639 en A. de Pontbrian, Histoire de la Principauté d'Orange Paris-La Haye 1891 spreken niet van gezanten. Maria noemt ze in no. 1165: raedtsheeren; zij bezochten Grotius te Parijs volgens een afspraak met haar. Een van hen is Julien, in no. 1152 genoemd (zie aldaar p. 134, n. 4); zie verder nos. 1227, 1242, 1256, 1273 en 1336.
    8 - Frederik Hendrik.
    9 - Lodewijk XIII.
    10 - Fr. van Aerssen.
    11 - Schuilnaam voor Frankrijk.
    12 - De Franse gezant d'Espesses gaf in mei kennis aan de Staten-Generaal, dat zijn regering thans de tijd verstreken achtte, waarop een buitengewoon gezant uit de Verenigde Provinciën aangenaam zou zijn.
    13 - Meusnier, een oude dienaar en vertrouwde van Stoutenburg. Na diens dood trok Grotius zich zijn belangen bij de erven aan; zie de brief aan Willem de Groot dd. 16 maart 1635, Epist. p. 851 no. 339.
    14 - Het huwelijk is de vrede, de dochter is de Republiek en de voogden zijn de Staten.
    15 - De regering van Brussel. Onder de ‘andere, die al meede zin in 't meisken hebben’ staat Frankrijk bovenaan.
    16 - Maria.
    17 - Spanje.
    18 - Grotius.
    19 - De Rooms-Katholieke Kerk.
    20 - Richard Montagu; zie no. 1048, p. 9 n. 1.
    21 - De zaken van de Oost-Indische Compagnie, waarmee Grotius zeer vertrouwd was? Aldus meent Rogge, t.a.p. Misschien beter; over zee = in Engeland.
    22 - Zie no. 1145, p. 127 n. 4.
    23 - François d'Or.
    24 - Knecht van Grotius.
    25 - Een bejaard, katholiek Frans edelman, die Cornelia echter niet aanstond; zie ook Rogge, Br. Maria v. Reigersb., p. 163.
    26 - Dienstbode van Grotius.
    27 - Zij bedoelt: door tussenkomst van Stoutenburg.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]