eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1242. 1628 maart 24. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Ick sende dese op Seelant, off misschyen uE. daer noch waer. Ick en heb nu in twee weecken geen tijding gehadt.

    269

    Onse ambassadeurs2 hebben dese weeck twee audientiën gehadt, eene op Maenendagh, eene op Woonsdagh. Sij wilden comen tot de handeling van de paix met Engelant, 's conincx commissarissen tot sluyting van het tractaet. Ende alsoo de onsen wat vast bleven op dye ordre, daertoe zij oock de overgesonden resolutie van de Staten-Generael wilden appliceren - hoewel dye sulcx niet mede en brenght - wyerden gevraecht, off zij dan sonder de paix met Engelant de alliantie met Vrancrijck voor haeren staet onmondigh achteden. Arsens3 seyde, dat zij voor dees tijd den coning om geen geldt lastigh en vyelen; wilde oock sustineren, dat ons landt een perpetuelle alliantie hadde met Vrancrijck van den jaere 1608, 't welck soo niet en is, alsoo deselve was gesloten onder conditie, soo de paix met Spaegnie wierd aengegaen, welcke paix daernae zijnde verandert in een trefves, is de alliantie alleen voor dyen tijdt gemaeckt, doch als dye alliantie soude plaets hebben, soo soude notoirlijck ons landt Vrancrijck oock jegens d'Engelschen moeten assisteren gelijck oock uyt crachte van het daernae gevolchde tractaet van Compiègne4. De onsen dringen om te mogen blijven neutrael seggende, dat haer sulcx bij d'Engelschen in het tractaet van Suydhamton5 is toegelaeten, waermede nochtans de practijcke strijdt, alsoo in sulcken gevalle de Engelschen de traffycq op Vrancrijck souden moeten vrijlaeten. De onsen seggen, dat Langerac6 buyten sijn lasten is gegaen ende alleen op welbehaegen. Ick mercke, dat eenige meenen dese neutraliteyt, als dye wel wyerd gehouden, Vrancrijck niet naedeeligh en soude zijn, andere meenen, dat ons landt sich behoort te verbinden voor beyde de rijcken tot defensie ende dat Vrancrijck wel doet haer stellende in gelijckheyt met Engelant, daer zij ons sooveel goeds gedaen hebben ende d'Engelschen dagelijcx sooveel quaeds doen. Op dit alles is aen den cardinael7 geschreven om advys; de onsen seggen oock geschreven te hebben om naerder last.

    De schippers, welcker schepen bij den cardinael in de haven van Rochelle zijn gesoncken, zijn bij mij geweest om recommendatie tot remboursement, daertoe ick haer sal helpen sooveel mij mogelijck is.

    Vosbergen's soon8 is bij ons geweest ende scheydende heeft mij geseyt, dat zijn vader mij garen soude besoucken, maer dat hij sulcx lyet om redenen, dye mij waeren bekent; 't welck ick onbeantwoordt heb gelaeten, alleen seggende, dat ick wensche hem dyenst te connen doen, soodat ick meene de saecke daerbij sal blijven. Wij hebben hyer oock bij ons gehadt monsr. Dimmer9, dye met huysvrouw ende kinderen weder nae huys gaet, seggende, dat de heer van Valckenburgh10 een nieuwe compaignie licht, hem meest houdt op het casteel, in de stadt niet en comt dan wel bewaect. 't Gerucht gaet hyer sterck, dat hij hem meester wil maecken, 't welck, indyen 't waer is, eyntelijck de principauté sal doen vallen

    270

    in handen van Vrancrijck, waertoe mij dunckt eenige propoosten gestreckt te hebben, dye Juliaen11 tegens mij heeft gehouden. 't Is een quaed spel.

    Veele van de religie selff houden Rochelle voor verloren, hoewel men seyt sij noch voor vyer maenden coren hebben, maer het verlyes van traffycq sal divisie inbrengen ende de coning sal ten uyterste volharden; doch een groote vloot uyt Engelant can veel veranderen, om welcke onseeckerheyt te voorcomen den cardinael een aenval bij nacht heeft doen doen op het fort de Tadon ende op een poorte van Rochelle, daer hij selff bij is geweest, doch is misluckt met eenigh verlyes. Onse ambassadeurs doen daerin wijsselijck, dat zij bij de commissarissen van Rochelle niet en spreecken, houdende evenwel dagelijcx groote communicatie met dye van de religie.

    's Keysers resident12 heeft mij doen zyen den bryeff, dye zijne meester aen den coning heeft geschreven, zeer beleefd versouckende reparatie van de nieuwicheden tot Verdun sonder eenige dreygementen, de schuldt leggende op de officiers. Vrancrijck soeckt uytstel, doch sal den resident moeten aenhouden tot verclaering. Men houdt hyer, dat de keyser oock eenige pretensiën vordert op Bern ende Genève. 't Is apparent, dat hij het voordeel sal willen gebruycken van soo groote legers, dye het niet te pas en comt altijdt te onderhouden.

    't Meeste quaed is, dat den hertogh van Mantua13, sooveel can mercken, bij den hertogh van Savoye14 sal worden geattaqueert over het Montferrat, 't welck men hyer seyt, dat hij becomende den coning van Spaignie sal overgeven ende Cremoona inplaetse nemen, Sooveel is 't, dat den hertogh van Savoye t'eenemael is aen de zijde van Spaignie ende sulcx door zijn ambassadeur aen den coning nu twee dagen geleden zeer rondelijck heeft doen verclaeren seggende daerin gevolcht te hebben de raed van de ministres d'estat van Vrancrijck, waerover de coning vrij wat was ontstelt. Denselven coning was van mening geweest op Sonnendagh te vertrecken, maer alsoo men seyt de hertogh van Lorraine15 hyer comt, is de reys wat uytgestelt.

    In Dauphiné is wat moeyte: eenige edelen gebandeert tegen d'impositie van het sout, bij 't parlement een decret de prinse de corps gegeven tegen monsr. de Créquy16, madame le connestable17, dye gevangen was bij den coning, ontslaegen. De gevanckenisse van Vendosme18 is verlicht met hoope van vorder vrijheyt.

    Bij mij is geweest eene Guillaume Bernard, juge de St. Esprit, een stedeke van Languedock naebij Orangie; hij seyt catholyck te zijn ende dat hij garen hadde een van de plaetsen vacerende in den Raed van Justitie van Orangie, voorgevende, dat hij soude middel weten om Tilet, een stedeke eertijds gedemembreert van de principauté van Orangie ende nu beseeten bij den prieur de St. Esprit,

    271

    weder daerin te brengen. Van zijne qualiteyten ende off dese ouverture apparentie heeft ofte niet, can ick seggen dan heb aengenomen advys daervan te geven aen mijne vrunden.

    Vosbergen heeft dese dagen met Steyntge19, een edelman van Langerac, gesproocken van mij ende hoorende veel goeds van mij seggen, seyde hij, dat het aen mij stondt, dat ick in 't lant niet en quam. Ick denck, dat hij mij daer wel in wilde hebben gelijck hij mij eertijds uyt de gevanckenisse wilde helpen. Maer Godt sij gelooft, ick ben nu niet gevangen ende heb niet alleen Vrancrijck, maer oock andere landen open ende wil in ons landt op zijn comphaires niet comen.

    D'Espesse's20 rappel schijnt Defiat21 selve noodigh te vinden, oock veel anderen. Monsr. de Hayes22 wordt bij velen gedraegen, doch Baugy23, Hauterive24, Rotelyn25, Chastelet26 hebben mede haere vrunden. Wij hebben hyer twee neven Campen27, d'eene om hyer te blijven, den ander om nae Hollant te gaen.

    Den 24 Martij XVIcXXVIII.

    UE. dyenaer
    H. de Groot.

    Adres: E. Erntfeste Hoochgeleerde Heere Mijn Heer Mr. Nicolaes Reigersberg, Raet ordinaris in den Hooge Raid in Hollant.

    te Middelburgh.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. H10h. Eigenh. oorspr.
    2 - Zie no. 1213, p. 222 n. 6.
    3 - Fr. van Aerssen.
    4 - Zie no. 1067, p. 40 n. 8.
    5 - Het was als offensief en defensief verbond in 1625 gesloten op de 17e september.
    6 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak.
    7 - De Richelieu. Ter zake van de schepen zie no. 1235 in fine.
    8 - Maurits van Vosbergen, zoon van Caspar; vgl. no. 1296.
    9 - Dirk Dimmer; zie over hem no. 1159, p. 148 n. 9.
    10 - Jan de Hertoge van Osmael, heer van Valkenburg; zie II, p. 261 n. 1.
    11 - Een van ‘die van Orange’, van wie sprake is in no. 1150; zie ook aldaar p. 131, n. 7 en no. 1152, p. 134 n. 4.
    12 - Zie no. 1200, p. 206 n. 5. Voor de brief II aan Lodewijk XIII zie no. 1231 en bijlage no. 3, p. 451.
    13 - Carlo Gonzaga.
    14 - Carl'Emanuele.
    15 - Zie no. 1200, p. 206 n. 6.
    16 - Zie no. 1211, p. 221 n. 1.
    17 - Marie de Rohan, duchesse de Chevreuse; zie no. 1200, p. 207 n. 2.
    18 - Zie no. 1078, p. 54 n. 6.
    19 - Niet nader geïdentificeerd.
    20 - Zie II, p. 334 n. 3.
    21 - Zie no. 1061, p. 29 n. 10.
    22 - Zie no. 1200, p. 203 n. 4.
    23 - Nic. de Baugy (gest. in 1640). Hij kwam dit jaar als gezant naar Den Haag.
    24 - Zie II, p. 104 n. 1.
    25 - Zie no. 1094, p. 68 n. 1.
    26 - Paul Hay du Chastelet (1592-1636), pamflettist, maître des requêtes.
    27 - Jacob en Maximiliaan, zoons van Mr. Jacob Campe, in leven burgemeester van Veere; hij was in 1625 overleden en sedert 1620 weduwnaar geweest van Maria's zuster Martha; vgl. 1247, p. 281 n. 15.