eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1354. 1628 december 23. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Wij comen nu soo daetelijck van de entrée van den coning ende ter plaetse,

    438

    daer wij hem tot contentement zeer magnifiquelijck hebben zyen passeren, daer is ons uE. brieff behandight van den Xen deser, waervoor ick uE. bedancke. 't Schijnt, soo veel ick uyt alle rapporten can oordeelen, dat men het hyer ernstelijck meent met den hertogh van Mantua2. Den hertogh van Guise3 heeft de galeyen gereedt ende arresteert alle andere schepen in de Middellandsche zee, soo men voorgeeft, om een tocht in Barbarije, maer in der waerheyt om de trouppes, dye onder den mareschal d'Estrée4 zijn vergadert, te doen passeren in Italiën. Men versouckt den hertogh van Savoye5 om hem passagie te geven voor deghenen, dye over landt souden mogen passeren, waervan het beleyd werdt gedestineert aen monsr. de Créquy6. 's Conincx broeder7 heeft het commandement over alle de trouppes versocht, soo om hemselve te doen estimeren door de wapenen, als om de affectie, dye hij opentlijck draeght aen de princesse Marie8, niet connende hemselve disponeren tot het voorgeslagen huwelijck van Florence9. Den cardinael10 socht hem hyervan te diverteren, verthoonende het interest, dat daervan had in zijne persoon ende het peryckel, dat in dese saeck was gelegen ende dat hij 't beginsel van zijne reputatie most nemen van yet, dat meerder seeckerheyts hadde. Hij nae eenige discoursen seyde, dat hij wel merckte, dat de cardinael den coning niet raeden en soude om sijne intentie goed te vinden, maer dat men hem niet en conde beletten met twaelff edelluyden 's conincx trouppes te volgen ende dan te zyen, off yemant soude pretenderen over hem te commanderen, waerop den cardinael seyde, dat hij hem niet en wilde antwoorden hem zyende in cholère.

    De paix met Engelant seyt de cardinael dat gemaeckt sal zijn binnen twee maenden ende 't schijnt, dat de saecken haer daertoe disponeren tot groote oneer van de Engelschen.

    Van Montauban ende andere steden noch niet seeckers. Rohan11 fortificeert Emargues ende eenige andere plaetsen soo zeer hij can.

    Ick heb noch op huyden gesproocken een persoon van qualiteyt ende mercke, dat Orangie peryckel loopt ende dat d'heer van Valckenburgh12 hyer eenige correspondenten heeft, waertegen dyent gewrocht. 't Waer mij zeer leedt, dat d'heer van Valckenburgh soodaenigen cours naem, soo om 't notoir onrecht als omdat ick wensche, dat de reputatie van mijnheer den prins overal ende oock hyer werde gesterckt, waervan ick oock wat hadde geroert in de propoosten met Verdoes13. Messieurs de Thou14 bedancken haer van uEd. ende van de vrunden bij uE. haer gegeven. Sij seggen mij, 't welck ick oock van andere canten had verstaen, dat getracht werdt monsr. Saumaise15 te Leyden te brengen op

    439

    Scaligers16 qualiteyt ende gaegie ende dat sulcx ten aenhouden van Justel17 beleydt werdt door Arsens18, dye nu curateur soude zijn, dat ick niet en wiste. Wilt nae de waerheyt vernemen, alsoo mij dunckt, dat ick dye wel dyene te weten, te meer omdat Justel ende Saumaise sulcx voor mij verholen houden, hoewel ick wel weet, dat Justel ende Saumaise noch onlancx bij de ambassadeurs19 zijn geweest. Monsr. Saumaise is in de questiën van theologie van ons land recht gevoelende ende verschilt van mij niet. Maer door 't interest van 't corps van dye van de religie alhyer, meen ick, dat hij ons tegen is ende te meer soude zijn, als hij door dye handt wierd geadvanceert; mijns oordeels en can het sonder kennisse van de Staten van Hollant ofte immers van de Gecommitteerde Raiden niet passeren.

    Mevrouw van Chastillon20 heeft mijn huysvrouw weder gesproocken van accommodement van onse saecken, waerop mijn huysvrouw met couragie heeft geantwoordt, gelijck sij uE. ten naeste sal adverteren, hebbende nu de gelegentheyt niet.

    Ick bid uE. mij te laeten weten, watter is van Sweden, alsoo men verscheydelijck hyer daervan spreeckt.

    Ick had aen mijn broeder versocht21, dat hij mij noch een off twee van de wormen met schilpen uyt het houdt gewassen wilde senden, gelijck hij voor desen heeft gedaen, opdat ick dye mochte geven aen Moustier22, een schilder, dye groot acces heeft bij den coning ende coninginnen23 ende mij dyenst can doen. Alsoo ick nu niet aen hem schrijve, sal uE. hem dyenen te vermaenen, al soude het mij wat costen, soo moet ick allerley personen obligeren. Wat den inhoudt van den uwen belanght, ick ben blijde te mercken de asseurantie van Numerianus24. Sij moeten de goede gemeente door schriften ende aengenaeme personen doen onderrechten. Mij dunckt, soo op de electie van de magistraten van andere steden wel waere gelet, dat men dye groote tweespalt in de vergaderinge van Hollant wel hadde connen verhoeden. Daer dyent noch op gelet. 't Is heel seecker, dat van Ernst25. 't Volck van Aurelianus26 ende Valens27 seggen opentlijck, dat men aen Gallus28 niet en is verbonden, alsoo hij sijn belofte niet en houdt, dye sij duyden nae haer gevalle. De voet met Anthemius29 is goedt. Wij sullen zyen, wat vruchten daerop sullen volgen. Men beschuldight den cardinael 't onrecht aengaende de intentie in de demolitie van de fortificatiën van Rochelle, aengezyen hij 't gouvernement van Rochelle soowel had connen becomen als dat van Brouage. Ende 't ander voornemen tot demolitie van de sterckte binnen het rijck is buyten

    440

    twijffel goedt, alsoo het nergens toe en dyent, dan om eenige grooten ontsichchelijck te maecken aen het rijck.

    Onse ambassadeurs werden niet gebruyckt in de paix met Engelant, maer soo dye gemaeckt werdt, sullen paert aen den danck willen hebben. 't Voornemen van de Camer van Asseurantie behaeght mij wonder wel ende sal 't landt stellen in reputatie. Van mijn werck van Grol30 maeck ick uE. ende mijn broeder de Groot meester, alsoo ick hyer geen middel en heb gevonden, om 't selve te doen drucken.

    Mijn huysvrouw doet haer gebiedenisse.

    Den XXIII December XVIcXXVIII.

    UE. dyenaer
    H. de Groot.

    Adres: Mijn heer Mijn heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant.

    In 's Gravenhage.

    Port.

    In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot tot Paris den 23 Decemb. 1628.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. H13i. Eigenh. oorspr. Beantw. d. no. 1360 (dl. IV).
    2 - Carlo Gonzaga.
    3 - Charles de Lorraine, duc de Guise; zie no. 1102, p. 76 n. 3.
    4 - François Annibal, duc d'Estrées; zie no. 1235, p. 260 n. 6.
    5 - Carl'Emanuele.
    6 - Zie no. 1211, p. 221 n. 1.
    7 - Gaston, hertog van Orléans.
    8 - Maria Louisa Gonzaga.
    9 - Margherita de Medici; zie no. 1200, p. 206 n. 6.
    10 - De Richelieu.
    11 - Henri de Rohan, aanvoerder der hugenoten.
    12 - Zie no 1349, p. 431 n. 5.
    13 - Mr. Jacob van der Does, raadsheer van prins Frederik Hendrik.
    14 - Twee van de zonen van Jacques Auguste de Thou; zie no. 1308.
    15 - Cl. de Saumaise (Salmasius); zie over hem no. 1051, p. 12 n. 1. Hij werd in 1631 te Leiden benoemd.
    16 - Joseph Justus Scaliger was in 1609 overleden.
    17 - Zie no. 1204, p. 212 n. 8.
    18 - Fr. van Aerssen.
    19 - Fr. van Aerssen en Caspar van Vosbergen.
    20 - Zie no. 1273, p. 323 n. 4.
    21 - No. 1337.
    22 - Zie no. 1337, p. 408 n. 14.
    23 - Maria de Medici en Anna van Oostenrijk.
    24 - Amsterdam.
    25 - Ernst Casimir; vgl. no. 1343. De naam staat in de tekst in code.
    26 - Fr. van Aerssen.
    27 - Caspar van Vosbergen.
    28 - Frederik Hendrik.
    29 - Nic. de Baugy.
    30 - Zie no. 1304, p. 371 n. 1.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]