eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1607. 1631 maart 22. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Wij sullen den tijdt bij uE. ons voorgestelt verwachten ende Godt bidden ons tot het beste te stuiren. Vooral will letten op de conservatie van de eer, daervoor wij soo veel geleden hebben ende afsnijding van verder tijdverlies. Wil Gallus2 wel, hij can. Maer souden 't voorslagen sijn als onlancx aen Bieseman3 ofte eertijds aen mij, doe Aurelianus4 hier eerst quam, dat en soude mij niet behagen. Soo het Neef5 gelieft reden te verstaen, mij dunct, dat hij licht can begrijpen, dat hij wel sooveel rechts ende machts heeft tot bewaering van 't recht van Volusianus6 ende de privilegiën, als Gallus' broeder7 dede om alle 't selve verpletten. De Hollanders hebben reden van hem meer als van andere te verwachten, sijnde een ingeboren. Maer alle dese redenen connen niet helpen, soo daer eenige belofte voor de-

    363

    sen sijn gepasseert, ne acta Caesaris refundantur8, ofte soo daer eenigh ander desseing schuilt. Laet ons claer sien.

    Hier en hebben wij noch geen oorlog. De coninginne-moeder9 is seer sieck ende oversulcx blijft noch te Compiègne. 's Conings broeder10, die 't gerucht had laeten gaen van den coning te Estampes tegen te willen comen, heeft die opinie gebruict om te beter door een andere cant onbelet uit de stadt te raecken ende heeft sich begeven oft te Dombes, sijnde eene souveraineté, doch onsterck, die sijn dochter11 toecomt, ofte nae Bellgarde, beide niet verre van de Franche Comté, daer hij hem schijnt te willen retireren, soo hij verder geperst werdt. UE. sal sien uit het bijgaende12, hoe hij aen den coning schrijft, gelijck hij oock af het stadthuis te Orléans voor sijn vertreck heeft hem geprotesteert van zijn dienstwillicheit tot den coning ende dat hij den coning niet dan alle broederlijcke affectie toe en vertrouwde, maer dat hij gedwongen wierd te wijcken voor den cardinael13. Men seit hij ontrent 800 paerden bij hem heeft.

    UE. sal oock sien, hoe crimineel sijne actiën werden geduit ende hoe men hem aen alle canten soeckt in het ongelijck te stellen. Eenige willen seggen, dat den hertogh van Guise14 hem declareert. Men houdt voor seecker, dat den prins van Condé15 last heeft gehadt om hem te vangen, waerom hij te Avignon quam bij den prins, veel meer gevolcht als den prins. Dat en waer geen goed swagerschap, sijnde de dochter van den prins16 belooft aen den soon van Guise, den prinse de Jainville17. Den cardinael laet niet meer ende meer te bestaen, soo verre dat men het parlement hier verbodt gedaen heeft van niet meer de Cameren tesamen te vergaderen, gelijck men in alle politycke ende swaere deliberatiën gewoon was te doen. Maer sij hebben de Cameren bijeen vergadert niettegenstaende de interdictie, haer vertrouwende op de oude coustume, geboren met het Rijck.

    Vale, den 22 Martij 1631.

     

    Men soeckt mevrouw van Valckenburgh18 hier te quellen. Men heeft begonnen met arrest van haer coffers om het testament van haer man hier te doen openen, daer haer ten hoochste is gelegen, dat sulcx niet en geschiede. Wij sullen alle middelen aenwenden om haer uit de moeite te helpen. Aelius19 heeft het op haer

    364

    niet groen. Alsoo van haeren man nae 't overlijden gesproocken wierd, seide hij: ‘ceste chiene de femme’ - denoterende haer Ed. - ‘l'a perdu’. Des te meer behoort sij wel aengesien te zijn, daer zij nu comt.

    Ick heb weder brieven gecregen uit Engelant; oock van Wotton20.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant.

    Port In s'Gravenhage.

    In dorso met andere hand: Den 22 maert 1631.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. H 15c. Eigenh. oorspr.; niet ondertekend.
    2 - Frederik Hendrik.
    3 - Chr. Biesman; vgl. no. 1600, p. 357 en de verwijzing in n. 3 aldaar.
    4 - François van Aerssen.
    5 - Frederik Hendrik.
    6 - Holland.
    7 - Prins Maurits.
    8 - Sedert 45 v. Chr. legden de magistraten in het Romeinse Rijk de eed af: se nihil contra acta Caesaris facturum; zie verder Appianus, Bella Civilia II 106; Suetonius, Tib. 26, 3; Tacitus, Ann. I 72, IV 42, XIII 11, XVI 22. Zie ook Theodor Mommsen, Römisches Staatsrecht. Erster Band Zweite Auflage Leipzig 1876, p. 600, Zweiter Band Zweite Auflage Leipzig 1877, pp. 868 vv., pp. 1068 vv. De tekst bij Appianus l.c. luidt: Καὶ τὰς ἀϱχὰς εὐϑὺς ϰαϑισταμένας ὀμνύναι μηδενὶ τῶν ὑπὸ Καίσαϱος ὁϱιζομένων ἀντιπϱάξειν.
    9 - Maria de Medici.
    10 - Gaston Jean-Baptiste de France, hertog van Orléans.
    11 - Anne Marie Louise d'Orléans, hertogin van Montpensier (1627-1693).
    12 - Niet meer aanwezig.
    13 - De Richelieu.
    14 - Charles de Lorraine, duc de Guise; zie no. 1581, p. 323 n. 6.
    15 - Henri de Bourbon, prins van Condé.
    16 - Anne Geneviève de Bourbon (1619-1679).
    17 - François de Lorraine, prins van Joinville (1612-1639), oudste zoon van Charles de Lorraine, duc de Guise.
    18 - Josine de Bie, weduwe van Jan de Hertoge van O(r)smael, heer van Valkenburg; vgl. no. 1600, p. 357 n. 2.
    19 - Schuilnaam voor De Richelieu.
    20 - Sir Henry Wotton; zie no. 1518, p. 229 n. 7.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]