Mijn Heer,
Ick hebbe gisteren gescreven onder couvert van Sr Joost van Overbeeckt2 accuseerende die van den eersten ontfangen te hebben.
107
Het is buyten disputen, dat de groote machten, die naer Westfalen sacken, vele plaetsen sullen innemen; evenwel sullen de principaelste steden al wat tegenhouden ende de troupes van Gronsfelt3 ende Ysenburch4 haer hindernis geven. Tensij de Staeten haer assisteren, konnen sij daer evenwel niet blijven, overmits op andere oorten in Duytslant het voordelijch voor de keyser5 gaet ende Frietlant6 groote levees maeckt, die hij, soo haest doenlijck is, sal emploijeren.
Van den trefves is niet seeckers te scrijven, ende naer ick hoore hebben de Brabantsche gedeputeerde7 eerst den 7en deser van desen met de anderen beginnen te tracteren; het sal noch al wat aenlopen, eer alles vereffent sal sijn.
Die wt Vranckrijck kommen brengen mede, dat den koninck eenige troupen gelicentieert heeft; dat soude verre vandaen sijn om oorloch in Duytslant te voeren.
Hier kan men niet verstaen, dat Polen geen assistentie soude doen aen den keyser, al waer het maer om den keyser te obligeren in tijt ende wijl hetselfde aen hem te doen.
Corvus8 heeft mij gescreven; wenschte wel te weten, ofte hij het met Aquarius9 hout, heeft geen goede opinie van Virgo10 saecken. Ick hoore wel, dat Octavianus ende Nisus11 veel bij Aries12 kommen, maer of het is om Ursa minor13 wegen ofte Arsaphylaq14, twijffele ick.
Ick prijse seer de resolutie van den heere borgemeester de Graef15; soo behooren alle vrome luyden te doen.
Indien hier in dese landen trefves valt, sal ongetwijffelt op de commercie gelet werden, want de coopluyden niet anders en sullen te doen hebben.
Hyades16 heeft vele vrienden, Perseus17, Eustachius18, Eridanus19, Hydra20 ende, soo ick kan mercken, Camillus21, doch die kenne ick noch niet wel, hebbe hem gisteren besocht, maer hebbe van Hyades niet gesproocken, om redenen dat ick die saecke met Lyra22 door Eridanus tracteere, hoewel Camillus
108
het nootsaeckelijck moet weten als sijnde nu in23 't meeste credit24; is seer cloeckt.De Françoisen, waer ende op wat voet dat sij sijn, konnen haere insolentiën niet laeten, als onlangs gebleecken is, dat een edelman van monsieur25 in de kamer ende presentie van haer Hoocheyt26, pater Carel27, broeder van den hertoch van Aerschot, capucijn, een voetien sette en hem dede vallen, waerover groote murmuratie is geweest onder de principaele van dit lant, middelbaere ende gemeente, soodat niet veel moeytens soude sijn haer te brengen tot wechjaeging van de Françoisen. Immers raede ick den voorseyde eedelman niet te voorschijn te kommen, alhoewel pater Carel voor hem intercedeert.
De oorsaeck van de disgracie van Chasteaunoef28 wert soo verscheyden verhaelt, dat daer geen fondement op te maecken is, maer men gelooft, dat Haulterive29 geluckich is wt Vranckrijck te sijn; in Hollant soude hij apparentlijck niet vrij sijn; het is een hoverdigen hoop. Ick gelove niet, dat Maurier30 daerom het water laijen sal.
Euridanus heeft mij daetelijck geseyt gesproocken te hebben met Lyra - die het met de andere voornoemt ongetwijffelt sal gecommuniceert hebben - van de saecken van Hyades gesproocken te hebben. Alle vallen om hem te emploieren31, maer hebben begeert te weten van Pleiades32, met hoeveel Hyades sich ter maent33 soude contenteren. Waerin Pleiades niet heeft begeeren te treden sonder te vooren te weten de begeerte van Hyades, die hij mach overscrijven, ende sal alles daer naer gedirigeert werden. Van de Aquarius sal geen swaricheyt vallen, naer mijne opinie, ofte moste van Taurus34 kommen, dat ick niet gelove; van eer35 moet niet getwijffelt werden.
Hierop sal ick uEds antwoort verwachten ende moet considereren, dat hier naer diensten36 extraordinaris reco(m)pencen37 vallen.
Ick bidde God uEd. te verlenen de volle begeerte van sijn contentement ende blijve,
Mijn Heer,
UEd. ootmoedichste dienaer,
W.d.B.
Den 16 Maert 1633.
109
In margine schreef Grotius: 16 Maert. 1633. Stoutenburg.
en bovenaan de brief: Rec. 31 Martij n. st.