eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    2024. [1635 maart 23]. Aan N. van Reigersberch1.

    De predikanten alle vier van Charenton zijn bij mij geweest, daarboven

    383

    Faucheur, predikant van Nismes, ook de broeder van den heer Rivet2. Ik ben een goed man naar hun zeggen; willen mij in hunne communy wel hebben. Ik maak daarin ook geen swarigheit. Maar ik wil, dat zij weten, dat ik het houde met Melanchton3, en laatstmaal, als ik mijn dochter voor haar overlijden zocht te sterken en te troosten4, wist ik geen ander fondament te vinden dan dat Christus voor allen was gestorven. Dit staan nu de geleerdste predikanten alhier toe en zeggen, dat zij niet alleen op de tolerantie, maar op de questiën zelfs zich nader bedacht hebben. Die konnen niet wel anders, terwijl zij gepresenteert hebben de lutherschen - de remonstranten zijn maar half lutherschen - in hunne communie te ontfangen. De synode van Dordrecht is hier vergeten, 't zijn passiën geweest, zeggen zij.

    Notes



    1 - Gedeelt. gedrukt Brandt-Cattenburgh, Leven II, p. 24. Ik baseer de datering op het feit, dat Grotius op de 23ste over dezelfde aangelegenheid aan Vossius schreef (no. 2025) en er in zijn brief van 30 maart aan Reigersberch (no. 2042), aan wie hij gewoonlijk wekelijks schreef, met geen woord van repte, hoewel hij er in zijn schrijven aan Willem van die datum uitvoerig op in gaat (no. 2038).
    2 - Zie betreffende Faucheur (Lefaucheur) en Rivet no. 2038, p. 400 nn. 1 en 7; de namen der overige vier predikanten ibid., nn. 2, 4, 5 en 6.
    3 - Over Melanchton zie IV, p. 183 n. 2.
    4 - Grotius' dochter Maria was op 16 maart 1635 overleden.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]