eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    2049. 1635 6 april. Van M. le Blon1.

    Mijn Heer,

    Beyde uE. aengenaeme van den 20. end 27en marti zijn mij met d'incluse van uw vrouve d'ambasatrice seer wel geworden. Verblijde mij te verstaen, hoe uE. g'axeptert en naederhandt van den coninck2 selfs gewellecomt wierd, also mij de voorreden geschreven waeren van de difficulteyten, die men gemaect hadde uE. t'axepteren voor dengeenen, die ghij waert. Van de reste mogen wij t'beste hoopen.

    D'overcomste van Zijn Exelentie de heer Rijchscantzeler3 had ick over 8 daegen in mijn advisen van Paris verstaen t'arrest van heer Spierinck4. Maect den ouden heer voorsichtich in dat stuck, d'welc in dese occurentie wel noodig is. Ick

    414

    wenschte van hertten te verstaen deur uE., oft den heer Rijchscantzeler begeert, dat ick mij te Cales tegens Zijnne comste sal instellen ofte niet. Oock wenschten ick wel te weten, off hem mijnne wekentlijcke brieven overcomen zijn, naedemael ick verstae, dat secretaris Bender5 overleden is, aen wien ick deselve verschreven hebbe.

    Den heer ambasadeur Skytte6 wert hier metten eersten goeden windt uyt Den Haege verwacht, also hij reysvaerdig stondt. Vermeent hieromtrent een paer maenden te doen te hebben ende vanhier naer Vranckrijck te gaen. Vermeene in Holland deur haer onvermogen end hier deur hunnen ongenegenen wille en in Vranckrijc deur hun lancksaemheyt evenveul optineren sal. Heeft hij in Holland van de subsidie vermaent, so hebben zij van den afslach in de tollen gesproken, end soo voorts.

    De verscheyde advisen, die mij uE. heeft gelieven mede te deelen, zijn mij sunderlinge waerd geweest. Wenschten somwijllen - alsser wat waerdigs passeren - een woordeken van uE. secretaris7 te mogen genieten, gelijck ick vanhier sal doen, t'eerste, dat den coninc8 ter jacht ofte op een ballet sal gaen, d'welck toecomende dysdach sal geschieden, also de coniginne9 haer voorgaende ballet hem wederomme vertoonen wilt ten aensien van den Franssen ambasadeur extra ordinari10. Dats al dat men vanhier te schrijven weet. Ditto heer ambasadeur heeft voorleden Sondach zijn publycke audientie gehad en dysdachs een secrete off particuliere ende nu donderdach bij de gedeputerde. Zijn versoeck is t'gene den ambasadeur ordinari11 voor desen versocht en geproponerd heeft, te weeten een naedere alliantie met Vranckrijc en Holland in te gaen tegens t'huys van Oostenrijck etc. Als hij dat optineren soude, gelijc men contrarie vreest, so soude hij aenhouden om een wervinghe van 10.000 mannen, voor hun eygen geldt. Vermits zij aen die snaere niet roeren en derven wetende, dat dit leste het eerste en al de rest verderven en overhoop sou smijten.

    Van de scheepsarmade is te noteren, datt men groote geruchten maect van een dingen, dat noch niet ontfangen - ick geswijge gebooren - sal worden. Deese faeme comt uyt de gemeene, dewelcke tot dien eynde uytgeperst worden boven alle ordinaire en extra ordinaire subsidiën, onder pretext van een treffelijcke vloote te prepareren tot dienst van de croon ende de gemeenten. Daerover elckeen getaxert wordt omtrent en boven hun vermogen, d'welck eenen middel is om eene notable somme vor den coninck op te brengen tot sijn merckelijc behoef, sonder te moeten gehouden wesen een parlement te vergaederen, een trec van frimantie. Maer de vloot, die der gepreparert word van omtrent een dartich scheepen, so coninx als andere ende gereet moet worden tegens t'ee(r)ste van mey toecomende, in hebbende omtrent 6 à 7000 mannen ende provisie voor een half jaer. Wort gepreparert om dry reden: t'eerste om alle de werelt te toonen, in hoe cortten tijt desen coninc sijn tanden en macht can toonen en doen blijcken oft het van noode

    415

    waer ten aensien dat elckeen ter see toerust, so Spagnien als Vranckrijc en Holland; ten derde hebbende de Françoisen een ordonnantie ontfangen niet alleen voor d'Engelsche coninx schepen niet te strijcken - gelijc sij dat elckeen afdwingen willen, alsoo meester alleene van de see waeren - maer deselve selfs te doen strijcken, indien sijlieden starck genoech sijn; d'welc om voor te comen men niet minder heeft cunnen oft mogen doen als dese vloote in see te brengen om Zijn eygen seehavens te vrijden van alles dat hun mocht overcomen. Dats van alle dese vlooten t'heele secrete, daer sich uE. op verlaeten mach. En also monsr. Ogier12 - agent van E(n)ge(l)andt tot Parijs - ontboden heeft, dat den heer Grootvaeder13 alrede omtrent Parijs ofte den coninc was ende niet maer allenelijck was overleggende, hoe men hem best tracteren en audientie soude verleenen. End dat ick vreese, dat hem mijn schrijven, d'welck ick nu senden mochte, niet ter hand sou cunnen comen, so bid ick uE. hem den tegenwoordigen te communiceren, soot niet te laete is.

    Den soone van den heer ambasadeur Skytte14 is hier daedelijck g'arivert, dien ick stracx van een caemer en wat gelegenheyt g'acomodert ende versien hebbe. Is willens, dat ick hem bij den coninck soude brengen, om hem eenige brieven van sijn heer vaeder te mogen overleveren, daertoe ick morgen vlijt aenwenden sal om hem te cunnen believen. t'Is dengeenen, die bij uE. geweest is en nu uyt Vranckrijc comt finnalementte, off Zijn Exelentie van uE. vertrocken waere en uE. hem den tegenwoordigen niet communiceren en conde. Mocht uE. hem ten minsten desen bijgaende naerseynden bij de haestighe en beste gelegenheyt, die der bij der hand can waergenomen worden.

    Indien hij daer noch is, is de vraege, of men met den heer ambasadeur Pau15 niet en sal moeten spreken om eenige staetsche oorloogsschepen metten eersten t'ontbieden, die Zijn Exelentie in sekerheyt overbrengen conden, daer al mede tijt toe van noode is en gevoordert wordt.

    Meer niet, heer en waerdigsten vrienden, als mijnne onderdaenige gebiedenissen, alsmede aen mevrou d'ambasatrisse ende uE. beyde kinderen. t'Gene gij begeert, sal ick commende weeke met kennis sien te seynden en schrijven.

    Ondertuschen blijff ick

    U Exelenties
    g'affectionerden diener
    M. le Blon.

    Londen, 6 april/26 maert 1635.

    In dorso schreef Grotius: 6 April le Blon 1635.

    Bovenaan de brief: acc. 11o apr. n. st. 1635.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA., Eerste afd. coll. Hugo de Gr. Aanw. 1911 XXIII no. 17. Eigenh. oorspr. Michiel le Blon (1587-1656), goudsmid en etser te Amsterdam; hij was sedert februari 1635 resident in Engeland voor Zweden en de met Zweden verbonden Duitse vorsten.
    2 - Lodewijk XIII van Frankrijk.
    3 - De Zweedse rijkskanselier A. Oxenstierna.
    4 - Petter Spiring Silvercrona; zie no. 1971, p. 304 n. 3.
    5 - Niet nader geïdentificeerd.
    6 - Johan Skytte; zie no. 1923, p. 242 n. 2.
    7 - Niet nader geïdentificeerd.
    8 - Karel I van Engeland.
    9 - Henriette Marie (1609-1669), dochter van Hendrik IV van Frankrijk en in 1624 gehuwd met de prins van Wales, de latere koning Karel I.
    10 - Henri, sieur de Sennecterre - St. Nectaire - († 1662); zie no. 2017, p. 374 n. 16.
    11 - Jacques d'Angennes, markies van Pougny of Poigny; zie no. 2037, p. 399 n. 3.
    12 - René Augier of Oger; zie no. 2033, p. 393 n. 9.
    13 - Misschien de Engelse gezant burggraaf John Scudamore?
    14 - Bengt; vgl. no. 2043, p. 406 n. 2.
    15 - Adriaen Reyniersz. Pauw; zie no. 2031, p. 390 n. 5.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]