eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    2379. 1635 december 6. Van N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Ick hope den wint, die wederom wayt, beter sal dienen als de twee voorgaende reysen, dat uEd. soon2 op wech is geweest.

    Tsedert ons neeff3 van Amsterdam is gegaen, hebben wij geen tijdynge; vreese hij den heer rijxcancelier te Wismar off daerontrent niet sal hebben gevonden, alsoo hier schrijvens [is], dat sijn Ex.tie stont om naer Sweden, daer den rijxdach gehouden wert, te gaen.

    Eenyge hebben hope, het fort Schenck4 desen winter sal wesen te vermeesteren, dan dat hanckt aen het opperwater; soo dat haest comt, is alles wat dit iaer is gedaen, tevergeeffs ende sal men met de lente van nieuws alles, off er niet begonnen waer, wederom bij de hant nemen. Den viant schijnt garen nieuw volck ende provisie in het fort soude brengen, om hetwelcke te beter te beletten geseyt wert sijn Ex.tie5 noch tot Aernhem te blijven, alwaer de gedeputeerde oock noch sijn, ende het gaen ende commen naer ende van Turnhout van de heer griffier Musch6 wert gecontinueert, tot weynych contentement van beyde de Franse soo extraordinaris als ordinaris ambassadeurs7, iegenwoordych alhier. Haer dessein moet wesen, dat men in Vranckerijck ons handelynge sal connen met een handelynge praeveniëren, ofte ander middel weten om de conclusie te beletten. Anders meen ick niet sij het soo stil, dewijle daerin misneijgen hebben, alles als sij noch

    375

    doen souden aensien. Eenyge in desen staet tonen miscontentement, namentlijck de stat van Leyden, de vergaderynge soo weynych openynge wert gedaen, waerin, naer de forme van onse regierynge, sij geen ongelijck en hebben; nochtans d'ervarentheyt leert, dat sulke saaken onder veele niet wel connen werden beleyt. Den viant schijnt te volgen sijn oude spoor ende Spaense maxime, met remisen ende longeur het werck slepende.

    Van de ambassade naer Engelant8 is weder gewack, alsoo advisen wt dat rijck seggen, men voor cleynachtynge interpreteert het lange wtstellen, te meer alsoo alreede nominatie is gedaen. Dan het schijnt, dat alles, wat hier wert gedaen, daer qualijck wert geïnterpreteert bij degene, die den Spaengaert9 gunstych sijnde in het hoff van den conynck10 meer credyt vinden als de crone van Vranckerijck oft desen staet dienstych is.

    Naer Spaengen sent den conynck van Engelant een ambassade, daertoe gedestineert is Arondel11, Dorsset12 ofte Carlisle13, ende naer Rome gaet vanwegen de coningynne14 een resident15, op costen van den conynck. Een praeparatoir van grote consequentie ende dat metter tijt in dat rijck meerder vervremdynge voor desen staet soude connen causeren, die Godt verhoede. Den affkeer, die de biscoppen hebben van de puritainen, geeft vreese, dat sij in een ander extremiteyt inclineren.

    Den ceurvorst16 is vertrocken, tot wiens receptie groote praeparatiën in Engelant werden gemaeckt; vreese, dat een goet onthael de eenyge vrucht sal wesen van sijn reyse.

    De nieuwicheyt van de veranderynge van de magistraten buyten tijt ende oude forme geschiet in Vrieslant bij ordre van Staten, wt miscontentement van de electiën, bij den stathouder17 ende eenyge raden te eensijdych, soo men seyt, gedaen. Sacame18 is voor de veranderynge ende verstaen de Vriesen niet, dat de Staten-Generael haer des hebben te bemoyen, als raeckende yder provintie het oppergesach in hetgene gebleven is buyten de Unie, gelijck vanwegen de vergaderynge van de Staten van Vrieslant de Staten-Generael is aengeschreven.

    De Françoisen sijn alle mede in garnisoen gebracht, waerin bij veele steden wat difficulteyt is gemaeckt, niet alleen om haer grote dartelheyt, maer oock excessen, daer sij haer de sterckste vinden. Voor haer vertcreck wt de Betuwe hebben sij de dorpen, daer [sij] logeerden, gespolieert.

    De proceduyren tegens de capitainen19 continueren; dan mishagen veele die

    376

    gecommitteert sijn ende andere de forme van delegatie van rechters. Den heer pensionaris Brasser20, een van de gedelegeerden, is sieck.

    Tsedert het schrijven, dat mijn neeff21 mij heeft gebracht, heb ick geen ontfangen; sal seer verlangen, wat daer passeert. Dat men niet ten besten op desen staet daer is gesint, vrese ick seer, want ick mercke affkeer bij de Fransen begint te vallen, die alles bij den haren treeken om qualijck te interpreteren ende particuliere actiën soo duyden, alsoff een geformeert dessein waer tegens den conynck22 off den cardinael23. Als bij exempel de heer maréchal de Bresé24 niet soo promptelick ende wel bij den magistraet van Aernhem van logement werdende versien, heeft int particulier geseyt, dat hij merckt, men hem qualijck wil, omdat hij is parent van den cardinael, denwelcken men in desen staet haet, daer nochtans van de Staten van de heer cardinael loffelijck wert gesproocken ende gevoelt. Soo gaet het, als men met sijn machtyger hem te seer verbint: in plaetse van meerder vrienschap groijen nieuwe simulteyten. Ik vreese, wij alle onse swaricheden noch niet en sijn te boven, want binnen ende buyten een groot misneijgen is et sqallorum invidia a paucis peccatur25.

    UE. dienstwillygen broeder
    N.v. Reigersberch.

    Desen 6 Decemb. 1635 op den middach.

    Adres: Mijnheer Mijnheer De Groot, ambassadeur van de coninginne ende croon van Sweden bij de alderchristelijckste conynck.

    In dorso schreef Grotius: 6 Dec. 1636 (sic). N. Reigersb.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., M 6 1. Eigenh. oorspr. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 234.
    2 - Diederik, die voor zijn studie in het vaderland had vertoefd, begaf zich op last van zijn vader naar Parijs.
    3 - Grotius' oudste zoon Cornelis, door hem naar Duitsland gezonden om er o.m. de Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna te ontmoeten.
    4 - Betreffende Schenkenschans zie no. 2241, p. 175 n. 1.
    5 - Frederik Hendrik.
    6 - Cornelis Musch; vgl. no. 2350, p. 336 en n. 5 aldaar.
    7 - Resp. Urbain de Maillé, markies van Brezé, en Hercule Girard, baron van Charnacé.
    8 - Hierover herhaaldelijk in de brieven van Nicolaes van Reigersberch; tenslotte is Cornelis van Beveren uit Dordrecht benoemd.
    9 - Philips IV.
    10 - Karel I van Engeland.
    11 - Thomas Howard, graaf van Arundel.
    12 - Edward Sackville, graaf van Dorset (1591-1652).
    13 - James Hay, graaf van Carlisle (1580-1636). Gezonden werd lord Walter Aston of Forfar (1584-1639); reeds eerder - van 1620 tot 1625 - was hij gezant in Spanje geweest.
    14 - Henriette Marie, dochter van Hendrik IV van Frankrijk.
    15 - Sir William Hamilton.
    16 - Karl Ludwig van de Palts; vgl. no. 2317, p. 285 en n. 3 aldaar.
    17 - Hendrik Casimir, graaf van Nassau-Dietz (1612-1640).
    18 - Dr. Joannes Suffridi Sacama; zie IV, p. 65 n. 1.
    19 - Zij werden eerst op 15 maart 1636 berecht; vgl. Van Reigersberchs schrijven dd. 16 maart 1636 en dat van G.J. Vossius van 17 maart in deel VII.
    20 - Govert Brasser, pensionaris van Delft.
    21 - Grotius' oudste zoon Cornelis, op doorreis naar Duitsland; vgl. no. 2355, p. 343.
    22 - Lodewijk XIII van Frankrijk.
    23 - De Richelieu.
    24 - Urbain de Maillé, markies van Brezé.
    25 - De herkomst van deze woorden is mij onbekend; zij schijnen ietwat gemoduleerd te zijn naar Tacitus, III, 53, 4: Unius (sc. principis) invidia ab omnibus peccatur.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]