284
Mijn Heer,
Wt twee mijn voorgaende2, den eenen met mons.r Van Sorge3, den anderen over drie, vier dagen om te beantwoorden uEd. schrijven van den 28 Septemb., hetwelck het leste is, dat ick hebbe ontfangen, sal uEd. hebben connen sien, hoe verde het met Serranus4 is verlopen. UEd. sal indachtych connen wesen, van wat tijt Irenaeus5 heeft voorseyt, waerop het was aengeleyt; dan loopt den tijt sulckx dat Manlius6 geluckych sal wesen, soo hij met een disgratie7 mach volstaen8. Redres9 is buyten hope. Die10 hem sal succederen11, soo yemant s[u]ccedeert12, sal beswaerlijck beter varen13.
Philotas14 schijnt dat de reyse van de Lely15 sal aennemen. De tijdynge wt Ceulen16 van de deffaicte van hartoch Barent17, met iteratieve brieven geconfirmeert, wert bevonden daer gedicht te sijn, hoewel seecker is, dat Gallas18 hem sooseer met al sijn macht heeft getalloneert, dat hij, om sijne troupes te salveren, 18 stucken geschuts met veel bagagewagens achter heeft moeten laten.
Wt den Nedersaxisen creyts horen wij niet dan dat seecker is, dat den lantgrave19 met den keyser20 mede is veraccordeert. Den ceurvorst van Saxen21 nadert het Sweetse leger sooseer, dat, soo het niet allenskens retireerde, men al tot hostiliteyt soude hebben gecommen. De heer rijxcancelier22 continueert noch te handelen; off met hope van accommodatie, off om tijt te winnen tot het secours wt Pruissen aencomt, sal den tijt leeren.
285
Wat tot Brussel door Masini23, tot Weenen24 ende elders door andere wtgerecht wert, hoort men niet; soo uEd. van eenyge handelynge ende hoe verde daerin is gegaen verneempt, sal hetselffde mede garen weten.
Den paltsgrave25 vertreckt met den eersten wint naer Engelant. Dat den prins-cardinael26 Gennep wil fortificeren, kan men noch niet mercken. Dat bij Aristoteles27 geruchten lopen van Alcaeus28, sal uEd. hebben gehoort; Zosimus29 heeft daervan den alarm, op wat fondement is onbekent, doch sal sijn selven haest openbaren. Cimon30 is bij Gracchus31. Scipio32 heeft van de(s) cardinaels volk gesprooken33.
Caesar34 is noch niet gevoordert. De sterfte neemt noch dagelijckx toe; binnen Leyden sijn de voorgaende weecke gestorven over de 1400 hondert (sic), hier 130.
Bidde om mijn ordinaris gebiedenisse, ende aen de heer Saumaise35.
Desen 17 Octob. 1635.
Laet mij eens weten, wat discourssen daer vallen over hetgene van Alcaeus wert geseyt.
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot tot Paris.
Op de adreszijde schreef Grotius: rec. 1 dec.
En in dorso: 17 Oct. 1635 N. Reig.
Op het sluitstrookje: Dorp affscheyt .. d .. e