Mijn Heer,
Uwen lesten is van den 22 Feb., die ick op eenen tijt met die van den 82 ende 143 van deselve maent den vijffden deser hebbe ontfangen. Soo wanneer den wint dient, soo dunckt mij, dat aen onse adresse geen faute en valt: daerom continuere ick den ouden voet.
Waerwt het comt, dat Eusebius4 over Constans' gesels5 advysen claecht, can ick niet wel bevroeden, doch weet Iovinianus6 wel, dat hij geen oorsaecke daertoe heeft gegeven, want hij hetgene hem wert vertrouwt soo circumspect menageert, dat hij seer selden yet communiceert ende dat niet als aen seer confidente. Doch de luyden sijn seer ombrageux, speculeren diep ende sijn vol inventiën, soodat mogelijck wt opinie oordeelen, die sij verstercken, soo wanneer sij sien, wat persoonen van maximes, de hare contrari, best simboliseren. Off oock Valerius7 daer ten deele geen oorsaecke van is, weet ick niet; dat weet ick, dat eenyge liberalijck communiceert hetgene van Felix8 comt. Irenaeus9 sal wel sorge dragen, maer het ware somtijts goet, dat hij Calaber10, Numerianus11,
18
Fabius12 ende sulck slach conde tonen, dat Iustinus13 Aristotelem14 niet en vergeet; waertoe hij hem nochtans sonder goetvinden niet durft inlaten als seer sober.Van Alcaeus15 hoort men geen meer gewach. D'intentie is niet alleen alle compangiën in dienst te continueren, maer oock deselve compleet te maecken ende prompte ordre te stellen op hare maentelijcke betalynge, met precise monsterynge op alle tijden, soo in legers als daerbuyten; daertoe presenteert sijne Ex.tie16 de hant te bieden. Op de achterstallen soude met de solliciteurs werden gehandelt, welcker dienst voor het toecommende onnodych soude wesen, soo wanneer de cappitainen souden weten, op wat cantoir sij haer betalynge precise op den verschijndach souden vinden.
Op 't redres van de zee vallen serieuse deliberatiën ende beginnen de onse couragie te toonen. Tsedert het exploict van die cappitainen wt Zeelant17 hebben twee fregatt(en) van de cruycers van Vlissyngen twee van de clouckste fregatten van Dunckercke mannelijck bevochten, d'eene aen strange d'ander in Engelant geiaecht; hadden elck op twintych stucken. In het Texel is een fregatte ingebracht.
Van Luyck hooren wij, dat de pistolen meer cracht op Ian de Waert18 ende sijne troupen als de musquetten hebben gedaen ende hij weder over de Mosel was getrocken.
Den heer Beveren19 heeft affscheyt alhier genomen, wacht op den wint tot Dordrecht; voor sijn vertreck heeft sijnen dienst aen uEd. gepresenteert.
Van Manlius20 is weder een versouck gecommen, doch noch niet gelesen; bijaldien hij niet een absoluyt affscheyt neemt wt sijn dienst, meen ick niet, dat het van eenyge operatie wesen sal21. De veersen - soo hielt sijn brieff - op de veranderde inscriptie te Romen22, die Pauw seyde van den ambassadeur van Engelant23 hadde ontfangen ende bij den ambassadeur van Sweden24 waren gemaeckt, heeft hij hier overgesonde(n), daer veel copiën van lopen. Wenste wel uEd. mij in het toecommende oock van diergelijcke stoffe mijn deel dede hebben ende van alles, wat daer raers off remarquabels occurreert.
19
Van betalynge van de scepen van Rochelle25 spreeckt men niet meer. Wt Brasil hebben wij niet. De rebu(s ....) sal ick schrijven bij beter gelegentheyt.
De advisen van Julian(us)26 sijn bij Numerianus van grote consideratie, die oock oordeelt, goet waer, dat yemant van Aristoteles met Tuchydides27 confereerde. Van Catullo28 hoort hij garen yet citeren.
Den heer burgemeester Bicker29 doet sijn gebiedenisse. Turnus30 heeft aengenomen, dat, waer het mogelijck, desen dach bij Caesar31 yet soude nader geschieden.
Desen (10) Martij 1636.
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot tot Paris.
In dorso schreef Grotius: 10 Martij 1636 N. Reig.