eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    2651. 1636 juni 30. Van N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Wij hebben hier soo weynych, dat, bijaldien ick niet en sochte den ordinaris dach te onderhouden, ick de penne op het papier niet soude hebben gestelt.

    De buissen zijn in zee; hoe de Engelschen haer daertegens comporteren, weten wij niet, maer men seyt veerthien scepen daer naer toe waren. Hier is men besych met equiperen, want, soo men het recht, dat men met schriften over de zee pretendeert, met wapenen wil mainteneren, soo sal sulckx met goede oogen niet connen aengesien werden.

    Die van Rotterdam - ick spreecke van de gemeene ingesetenen - meenen, dat de court haer sal connen dienen voor guarant ende dat sij aen laquenen (?) connen verhaelen de schade, die sij in netten souden verliesen. Hoe de magistraet dat soude beletten, weet ick niet. Men meent de licenten2 den sesten van de toecommende maent werden geopent, alsoo den viant door de Engelsche crijcht al wat hem wt dese landen niet toe en comt.

    Den adv.t Graswynckel3 heeft sijn werck onder handen, maer wat uEd. heeft gerescribeert, weet ick niet.

    Al wat Aelianus4 ende Caesar5 raeckt heb ick Constans6 geschreven.

    Luyck loopt seer groot peryckel, soo het volck, dat daer voor is, gelijck men hoopt, bij de keyser7 elders niet moet werden gebruyckt.

    Sijn Ex.tie8 heeft veerthien dagen seer van het flerecijn gequelt geweest ende is daer noch niet van genesen.

    Desen dach is Renes9 ende die met hem Doctor van der Gal10 heeft gemeent uyt het lant te voeren, bij den Raet van State gecondemneert geweest, maer de Staten Generael, dat is de gedeputeerden, hebben gegeven surceantie van de executie. Dat geeft discourssen, oock van den gepasseerden tijt. Mij dunckt sulckx vremt, al waer het niet in soo een saeck van soo groten consequentie. UEd. gevoelen wensche ick wel te weten.

    233

    Ick werde gedistraheert, darom schrijve ick met haest.

    UEd. dienstwillygen broeder
    N. v. Reygersberch.

    Desen lesten Junij 1636.

    Adres: Mijnheer Mijnheer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croon van Sweden bij den Alderchristelijkste Conynck.

    In dorso schreef Grotius: 30 Iuny 1636. N. Reig.

    En boven aan de brief: Rec. 22 Iul.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., M 8 h. Eigenh. oorspr. Tesamen met o.a. nos. 2633 en 2663 beantw. d. no. 2686. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 284.
    2 - In margine heeft Grotius geschreven: licenten.
    3 - Theod. Graswinckel; het betreft diens antwoord op Seldens Mare clausum in opdracht van de Staten-Generaal; zie no. 2588, p. 143 en aantekeningen.
    4 - Schuilnaam voor Petter Spiring Silvercrona, raad van financiën van Zweden.
    5 - Codenaam voor Rotterdam; het betreft de pogingen door Grotius en namens hem ondernomen om zijn achterstallige salaris als pensionaris van Rotterdam alsnog uitbetaald te krijgen.
    6 - Pseudoniem van Grotius zowel als van Maria van Reigersberch; de bedoelde brief zal no. 2633 van 16 juni zijn.
    7 - Ferdinand II.
    8 - Frederik Hendrik.
    9 - Jhr. Frederick van Renesse van Baer.
    10 - Dr. Gillis van der Gall; zie voor de aangelegenheid no. 2570 dd. 28 april.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]