eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    308A. 1613 december 12. Van G.M. Lingelsheim.1

    Amplissime vir, s[alutem dico].

    Litteras tuas binas V Sept[embris] et XXI Oct[obris] datas2 cum gratissimo munere scripti tui pro Ordinibus3 recte accepi; Grutero4 ac Sculteto5 exemplaria sua tradidi.

    Summa cum voluptate iterum atque iterum relegi scriptum, in quo multa praeclara didici, ac video te apte et decore caussam agere. Et quamvis dolendum sit lacerari ecclesiam, tamen intemperies istorum hominum extorsit hanc necessariam apologiam. Nostris ministris verbi videtur inclementius tractari sui ordinis homines et Scultetus noster pollicitus est libere ad te perscribere, quando ita vis, quae in eo improbet.6 Spero ego te os obturaturum istis hominibus, ne sperent porro proterviam suam etiam εἰς ἄρχοντας impunitam fore.

    110

    Sed quando videbimus historiam tuam, quam impatienter exspecto?7 Lutetia ad me scribitur typis illic evulgatam esse censuram Romanam in historiam Thuani.8 O mores! Ita iacere libertatem Gallicam! Sed te aliosque haec exempla incitare potius debent ad perseverandum in instituto et quamvis insaniant maligni, tamen posteritati consulere, quae rectius iudicabit.

    Quae praeterea petis de constitutione nostrarum ecclesiarum9 mitto descripta; si quid porro expetis, faxo habeas. Cupio enim tibi quam promptissime gratificari, qui variis abs te beneficiis adfectus sum, et hoc unum quaero, ut referre gratiam possim. Quodsi porro ad nos litteras dare volueris, planissima via erit si eas Sweertio nostro10 Hagam commendaveris; is principum nostrorum res gerit et occasiones habet mittendarum assidue litterarum.

    Salutat te amanter magnus praefectus comes Solmensis, admirator virtutum tuarum,11 itemque Gruterus et Scultetus. Vive valeque beatissime,

    t[uus] omni studio et observantia,
    Georg Michael Lingelshemius.

    Heidelberga, XII Dec[embris] 1613.

    Adres: Amplissimo et clarissimo viro, domino Hugoni Grotio, iurisconsulto et Ordinum Hollandiae et Westphrisiae advocato fisci, etc., domino suo colendo, Roterodamum.

    Bijlage:12

    Seer achtbare heer,

    Uwe twee brieven, gesonden den 5 September ende den 21 October, hebbe ick met het seer aangename geschenck van u schrift voor de Staten wel ontfangen. Ick hebbe Grutero ende Sculteto hare exemplaren gegeven. Ick hebbe het schrift met lust door- ende weer doorlesen. In hetwelcke ick veel treffelijcke dingen geleert hebbe ende sie dat ghij

    111

    de sake opentlijck ende eerlijck verdedight. En hoewel het te beclagen is dat de kerck geschuert wordt, nochtans heeft de ongestuymigheydt van dit volck dese noodtsakelijcke verantwoordinge afgedrongen. Ick hoope dat ghij die luyden soo den mondt stoppen sult dat se voortaan niet hebben te hopen dat hare dertelheyt oock tegen de overheden ongestraft blijven sal. Leeft ende vaert wel, seer gelucksalige.

    Tot Heydelbergh, den 13 December 1613.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, KB, 135 D 23, eigenh. oorspr. Copie Kopenhagen, Bøll U 2, f. 11. Vermeld in Brandt-Cattenb., Leven I, p. 61. Gedrukt in Hugo Grotius, Ordinum pietas (ed. E. Rabbie), p. 510-511. Gedeeltelijke Nederlandse vertaling (bijlage) in Jacobus Taurinus, Van de onderlinge verdraagsaamheydt. Het tweede deel, Utrecht [1616] (Knuttel, Cat. van pamfl. no. 2265), cap. VII, 25. Georg Michael Lingelsheim (1556/8-1636) was werkzaam als raad van de Paltsische keurvorsten Frederik IV en Frederik V.
    2 - Zie voor de genoemde brieven nos. 278 en 292 (dl. I).
    3 - Grotius had Lingelsheim exemplaren van zijn Ordinum pietas toegestuurd, met een begeleidende brief dd. 21 oktober 1613 (no. 292 (dl. I)). Mogelijkerwijze gaf hij deze brief, zoals in correspondentie met hooggeplaatsten wel gebruikelijk was (H. Grotefend, Taschenbuch der Zeitrechnung des deutschen Mittelalters und der Neuzeit, Hannover7 1935, p. 25), een datering naar de oude stijl. In dat geval zouden de voor Lingelsheim bestemde exemplaren, evenals enkele jaren later die van De satisfactione, ongeveer gelijktijdig met de boeken voor andere relaties verstuurd zijn en niet, zoals tot nu werd aangenomen, ongeveer tien dagen eerder. Vgl. H. Grotius, Ordinum pietas (ed. E. Rabbie), p. 52-53, en De satisfactione (ed. E. Rabbie), p. 26-27.
    4 - De Heidelbergse jurist en filoloog Janus Gruter (1560-1627) reageerde op 13 april 1614 op de toezending van het boek (no. 325 (dl. I)).
    5 - Abraham Scultetus (1566-1625), predikant en, vanaf 1614, hofpredikant van de Paltsische keurvorsten te Heidelberg (ADB XXXIII, p. 492-496).
    6 - Een reactie van Scultetus is niet bekend.
    7 - Grotius' Annales et Historiae de rebus Belgicis waren nagenoeg voltooid, maar zouden pas in 1657 verschijnen (BG no. 741).
    8 - De Thou's Historiae sui temporis werden op 9 november 1609 met andere boeken op de Index geplaatst. Zie F.H. Reusch, Der Index der verbotenen Bücher II-1, p. 192-195. Voor een gedrukte versie van de veroordeling (en van een tweede, dd. 30 januari 1610), zie Parijs, Bibliothèque Nationale, coll. Dupuy 409, f. 68-69; vgl. ibidem, f. 66-67 voor een ongedrukte ‘Censura in Jacobi Thuani Historiam Parisiensis editionis 1604’ van Antonio Caracciolo en kardinaal Roberto Bellarmino. Een overzicht van de op 9 november 1609 veroordeelde publicaties (‘Edict à Rome sur la censure de plusieurs livres’) verscheen ook in de eerste aflevering over de jaren 1605-1610 van de periodiek Le Mercure françois, ou, la Suitte de l'histoire de la paix, Parijs, ‘Par Jean Richer ...’, 1611, p. 376-377, heruitgegeven te Cologny, ‘De l'imprimerie de Pierre Albert’, 1614, p. 268.
    9 - Grotius had Lingelsheim gevraagd om gedetailleerde informatie over de kerkorde in de Palts (nos. 271 en 292 (dl. I)). De door Lingelsheim verzamelde documenten kwamen Grotius later van pas bij de redactie van De imperio summarum potestatum circa sacra (BG no. 894). Vertalingen van deze documenten worden nu bewaard in 's-Gravenhage, ARA, arch. Johan van Oldenbarnevelt, inv. nos. 2547-2559; zie voorts L.J. Noordhoff, Beschrijving van het zich in Nederland bevindende en nog onbeschreven gedeelte der papieren afkomstig van Huig de Groot, Groningen etc. 1953, p. 44 en 53.
    10 - Dr. Roeland Sweerts de Weert (Sweertius, Swaertius) (1566-1624), advocaat-fiscaal van de Raad van Brabant en agent van Louise Juliana, gravin van Nassau, weduwe van Frederik IV van de Palts; hij diende vaker als tussenpersoon in Grotius' briefcontact met Lingelsheim (nos. 489 en 492 (dl. I); Reifferscheid, Quellen, p. 132, en C.Ph.L. van Kinschot in Genealogische en heraldische bladen 7 (1912), p. 16-20).
    11 - Johann Albrecht († 1623), graaf van Solms-Braunfels, wiens dochter Amalia met Frederik Hendrik zou trouwen.
    12 - In Jacobus Taurinus, Van de onderlinge verdraagsaamheydt aangekondigd als een brief ‘van een raadsheer ... van zijne kuervorstelicke Genade den Palsgrave van den Rhijn’.