Mon frere,
Ick schrijve alleen om te beantwoorden den uwen van den IX2 ...3, dat is op den behoorlijcken tijt, wel is behandycht. Dat de onse ... bijwijlen traech werden bestelt, comt mijns oordeels door het winter ... nachten ende groote stormen, daerdoor de schepen duckmael niet connen ... Wij bevinden de Haegsche brieven wt die oorsaecke altemet acht ende ... out sijn. Op Hollant gaen de boden van Antwerpen meest te lande. D(ese winter) hebben wij extraordinarie veel ende geweldyge stormen gehadt, meest altijt we(ste)- ende zuytweste winden, tot groote schade van beyde de compangiën, Oost- ende Westindische. Die van Oost-Indiën hebben in het Exel4 drie weecken (ge)leden een schoon schip, dat wt meende te seylen naer Batavia, verloren, groot tusschen de vijff-, seshondert last; het volck ende gelt is gebercht. Den Admirael ende Vice-admirael van West-Indiën5 sijn beyde seer beschadycht hier voor Rammekens6 gecommen, alwaer sij met den contrariënwint werden gehouden. De reste van de vloote heeft soo hier soo daer de havenen ende reën van Engelant moeten kiesen, soodat se seer is verstroyt. Onse astrologi meenen dat wij vandage (of)te morgen vorst, consequentelijck veranderynge van wint mogen hoopen; dat seer te wenschen staet, want te vreesen is dat die van de Baya7 secours van doene sullen hebben, alsoo naer gissynge haer provisie verde gaet ende hier wt der zee tijdinge comt dat de Portugeesche schepen wtgeloopen sijn ende de Spaense oock wt souden loopen. Godt wil de arme luden die daer sijn courage ende hulpe geven.
238
Mansvelts8 volck leyt oock noch voor Rammekens, hebben over de thien, elff weecken schepe gelegen, sijn seer gematteert,9 sterven veele. De coopluden hebben tijdingen dat tot Calis tweedusent paerden sijn geweest, maer dat se wederom dieper in het lant sijn getrocken. Andere seggen dat se daer sullen werden gescheept ende herrewaerts gebracht. Die dat meenen sijn van opinie dat al het volck wt Engelant hier oock sal commen.10 Mijn oordeel staet om verscheyde consideratiën stille. Dat is seecker, dat hier seshondertdusent guldens vannieuws bij de provintiën is geconsenteert, tweehondertdusent promptelijck ende de reste binnen corten tijt, tot lichtynge ende betalynge van tweedusent lichte paerden, vijffdusent voetknechten, te gebruicken tot het ontset van Breda;11 bij wat middel gisse ick bijnaer, maer durve het geen brieven vertrouwen, alsoo daer te veel aen gelegen is. De desseinen sijn groot; Godt wil die segenen. Het oorlooch wert nu soo gevoert, dat het niet lange sal connen duiren.
Breda is noch voor lange versien; men heeft vannieuws een reveue gedaen, ende is meer provisie gevonden in de husen van de affgestorven als hadden aengegeven. Men twijfelt niet ofte de stadt kan het noch wel ses maenden houden. Sij hebben boven haer cooren, honynck, olye ende stockvis noch eenyge koyen ende wel sevenhondert paerden. Voor de paerden is noch drie maenden voeder; als dat ontbreeckt sullen die slachten ende souten. De borgerije is wel eendrachtych ende gemoet. De soldaten werden wel betaelt. Het opstoppen van de riviere doet noch niet veel mirackels. Desen morgen sijn hier overloopers gecommen, seggen de quartieren van den viant drooge sijn, dat den marquys twee hooge baterijen hadde gemaeckt ende in de stadt seer schoot. Voor eenyge dagen hadden sij een baterije aen de riviere, daermede sij de schotdeuren, daermede die van de stadt het water butensluiten, beschoten ende hadden die soo geraeckt dat in de sta(dt groot)e vreese was van overloop van water. Dan hebben dat met een dam be(let) ...12 ende met een contrari baterie des viants baterije omverde ge... Men heeft geseyt den viant den dijck van de Swaluwe13 doorgesteecken ... om daerdoor het water dat de onse opstopten te exonereren ... en is niet aen. Men seyt noch dat den viant arbeyt het ... leyden. Yet seeckers connen wij niet weten, alsoo seer weinych tijdingen ... (Gecom)mitteerde Raden commen, ende men in Hollant oock weinych weet ... (p)asseert, soodat men daer weinych met kennisse kan seggen.
Hetghene ... gelieft te weten van onse troupes heeft mijn broeder aengenomen te versorgen.14 (Het) affsterven van Caron,15 de pretendenten tot sijn plaetse heeft uE. misschien verstaen. (W)itsen,16 bij Hollant voorgeslagen, presenteerde de charge te aenvaer-
239
den, mits dat hij die moede sijnde, sijn soon daermede soude mogen versien. Vosberge17 werdt bij sijn Exc.tie daertoe gerecommandeert; heeft in sijn faveur aen die van Zeelant geschreven, die oock Mannemaecker18 ende Schotte19 deputeerden, met last om hem vanwegen die van Zeelant daertoe te helpen. Den pensionaris Pauw20 dede oock devoir.Desen morgen ontfangen tijdinge dat Joachimi den ambassade heeft geëmporteert ende eerstdaechs derrewaerts reyst.21 Wat den wagenmeester Doublet22 daer is overcommen sal uE. daer best hebben gehoort. Men weet hier niet off hij bij den ambassadeur van Vlaenderen gehouden wert ofte ergens is vermoort. Langerack23 schrijft dat den ambassadeur, daechs naer Doublet is g(e)mist, bij den conynck is wesen expostuleren. Men gist off se met tourmenten yet wt D(ou)blet hebben connen trecken, dat haer van Mansvelt[s] desseins verder soude verclaren.
Broeder Campe24 heb ick uE. schrijvens noch niet gecommuniceert, alsoo hij tot Vlissingen ter bruloft is, dan is heel genegen sijn soon uE. tegens Paesschen toe te senden om daer in humanioribus litteris, philosophia et studii iuris rudimentis eenygen tijt te besteden, dan voorts naer Bourges te reysen om daer te studeren. De onseeckerheyt, daer uE. van schrijft, beken ick, is fascheux; hoope uE. alles te boven sult commen. Geloof dat het hier vrij een becommerden tijt is; mogen wij den staet behouden, wij sullen sonder twijfel onse particuliere swarycheden wel te boven commen. Men seyt prins Henderic in Den Hage is ende eerstdaechs sonder eenyge solemniteyt sal trouwen.25 Dit is hetghene hier te rapen is. Ick hoope veranderynge van wint ons haest meerder occasie geven sal.
Mijn gebiedenisse aen alle de vrienden aldaer.
Desen XXI Januari 1625.
Adres: A monsieur/(mo)nsieur Grotius, à Paris.
In dorso schreef Grotius: 26 [sic] Jan. 1625 N. Reigersb.
240
Nicolaes van Reigersberch aan Maria van Reigersberch, 21 januari 1625
Seer lieve suster,
UE. ongeval ende indispositie is mij leet; hoope uE. ende uwer kinderen volcommen goede dispositie. De vrienden verlangen naer het koffer, ende m(och)t met lange beyden eyndelynge wel onderwege blijven. Nichte Pieternelle26 is vandage tot Vlissyngen te bruloft; soude haer tabbaert haer wel hebben gecommen. Wij hebben ons al t'samen verexcuseert. Broeder David27 begeert voor desen tijt niet als een paer cousebanden ende roosen gelijck men nu draecht; sent mij oock een paer roosen. De hoosen bij uE. vermist sijn onder hem, sal die houden. Nichte Pieternelles moffel is thuis commen, maer weet niet hoe, alsoo sij sonder brieff over acht dagen daer ten huise is gebracht.
Wt hetghene ick aen mijn broeder28 schrijve sal uE. sien off die alles gedaen hebben om wel te staen haer contentement wel hebben. Het is mij leet dat de veersen niet willen vloien; ick weet wel dat die met lust moeten werden gemaeckt, maer ick weet oock dat mijn broeder veel op sijnselven pleech te vermogen. Laet mij eens weten off ick yet hebbe te verwachten, want sou der yet commen, most niet lange beyden, alsoo ick selffs eens naer Amst[erdam] sal moeten om te sien wat van die vallen willen, daer uE. van wil w(e)ten. Den man heeft geen quaden sin daertoe, maer bidde uE. nergens van en wete, want die saecke mij wert vertrout. UE. sal wel doen ende bij gelegentheyt die vrienden eens met uwe brieven besoucken. Alle de onse varen, Godt loff, seer wel ende doen beneven mij haer gebiedenisse.
Met haest. Desen XXI Januari 1625.