eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    253

    954. 1625 maart 18. Van N. van Reigersberch.1

    Mon frere,

    Den bode van Antwerpen is noch niet gecommen nochte en hebben van het coffer, dat ons verwondert, niet vernomen. Voorleden Sondach is vorst Christiaen met le comte de Roussy ende Rambure hier doorgereyst.2 Voor haer vertreck was alle haer cavallerie van Ca(lis) gescheept, die al te samen soo hier als in Hollant, sonder dat men yemant mist, behouden (is) overcommen. De troupes sijn wtgelesen mannen; de paerden goet, maer volle clein.3 Men verwacht met den eersten goeden wint de paerden bij Bouillon4 ende andere tot 700 voor de Staten gelicht, alsmede tweedusent voetknechten bij de comte de Candale5 aengenomen.

    Den wint is nu oost, ende is gisteren den Admirael van West-Indiën met de 7 Oostindische scheepen wtgeseylt. Wt Portegael horen wij goede tijdinge van de Baya; die wert oock met brieven, in een verovert schip gevonden, geconfirmeert, te weten dat seeckere barcke, commende van Rio de la Plata, niet wetende de Baya was verovert,6 daer is commen ververssen, waer onder ande(re) in gevonden is vijffhondertdusent realen van achten; oock andere schepen met manufacturen ende meel. Men gelooft hier dat de Spaensche vloote naer de Zuytzee is, en de onse meenen tijdelijck de Baya te connen secoureren; dat geve Godt. De Engelsche hebben drie schepen ontrent Douvres gesonden om de Oostindysche aen te houden, soo sij daer quamen, maer die vloote is te sterck om met soo cleinen macht te werden verhindert; sullen oock Engelant niet aendoen ende in cas van recontre haer defenderen. De Compangie wert bij die croone seer getraverseert. Carelton heeft hem geopposeert tegens het senden van Coene, ende heeft den conynck tsedert de Staten geschreven dat sij souden beletten dat een persoon, viant van de Engelsche, die haer soo qualijck in Indiën heeft getracteert, niet wederom daer en werde gebruickt, opdat de onheylen die daerwt souden ontstaen, mogen werden verhoet. Apparent men de Compangie daermede sal laten gewerden.7

    De Engelsche, bij Mansvelt overgebracht,8 sijn seer gesmolten. Die voor den lesten vorst vanhier naer Geertrudenberge gescheept, hebben den heelen vorst scheepe gelegen, sijn een groot deel door (si)eckte, coude, honger ende ongemack vergaen. Somyge sijn wt desperaetheyt buten boort gesprongen; daer sijnder die haer het herte ende keele hebben

    254

    affgesteecken, andere sijn halff doot bij haer compangons overboort geset. Wij bevinden die natie sonder compassie. Hier in het gasthuis liggen seer veel siecken, daeronder wel hondert sijn die niet als bloet en pissen, naer oordeel van de medecijns veroorsaeckt door het dryncken van sout water, dat sij voor Douvres ende in 't overcommen hebben moeten dryncken. Tot Ar[ne]muyden sijn over de achthondert siecken; de gesonde sijn vertrocken naer Geertrudenberge. Men seyt Mansvelt te Soest9 achtduisent voetvolck, twaelffhondert paerden doet lichten ende vierdusent Engelsen tot recruyten vannieuws verwacht. Soo het weer hem schickt, sal men ontrent Paesschen te velde gaen.

    Men hoopt de dispositie van sijn Excellentie toelaten sal, dat hij het leger leyde, maer het is te vreesen dat hij te swack daertoe is. Somyge seggen de medecijnen wat beter moet hebben, andere seggen dat het in eenen doene blijft ende dat hij seer verswackt. Knuyt10 is hier, seyt men niet daervan kan seggen. Magnus11 hadde geseyt tegens een die wt Den Hage comt, dat hij niet mede op sal connen (tre)cken; daer waer nochtans veel aen gelegen. Men meent de sieckte wt ongeneuchte comt ende dat het ontset van Breda die best soude connen genesen; andere seggen dat de medecijnen de vliegende jicht met fistulen12 hebben willen diverteren, ende dat die nu het ingewant treft. Den burg[emeester] Vosberge13 seyt hij geen jaer kan leven. Hij is seer swack ende mager, ende de continuele besoinges debiliteren hem noch meer. Godt geve alles ten besten comme.

    Mansvelt toont goeden moet, meent den viant ons leger niet sal verwachten. De gemeene opinie is dat hij niet sal wijcken als door gewelt. Eenyge meenen men den marquys14 sal, belegeren, andere dat men de vivres sal beletten. Mansvelt discoureerde hier dat men hem behoorde aen te tasten. Sijn Excellentie heeft tegens somyge geseyt dat het sonder slach niet sal affloopen. Godt bewaere ons vaderlant. Vorst Christiaen seyde, soo hij wiste sijn Excellentie geen meester van het velt soude sijn, dat hij liever tweedusent paerden op sijn beurse van de penyngen van seeckere onlanckx vercochte goederen soude lichten. De overloopers se(gg)en den viant bij den lesten storm15 niet is beschadycht; dat alles in het leger van de viant wel i(s) te crijgen, maer wat dier is; maer dat den marquys qualijck betaelt. Ontrent (An)twerpen leyt veel volck. Wt Antwerpen sijn veel notable coopluden geseyt;16 andere die met mijn suster17 naer Antwerpen van Lillo reysden.

    Joachimi gaet naer Engelant,18 ende sullen die van Zeelant de duisent guldens in questie suppleren. Carilton is gerevoceert, Bucquingams19 credyt, mits hij de saecke van Mansvelt te seer drijft, verswackt; dan staet bij den prince20 wel. Men vreest den coninck niet lange in dat humeur sal continueren. Soo de betalynge daer off elders voor Mansvelts troupes failleert, hoe sullen onse saecken staen? Mansvelt is in Den Hag(e). De Staten sijn hier vergadert; den duisentsten penynck, schoorsteengelt, verswarynge van hondersten peny(nc)k mochten wel werden geconsenteert. 't Waer goet, kon dat helpen, maer sij commen jaerlijckx ontrent de vierhondertdusent guldens te cort tot supplement van haer quote, behalven de huislasten ende die van de Admiraliteyt. De neerynge is seer cleen off geen

    255

    binnen Middelburch; de ingesetene van der Vere door storm, nemen van schepen, soberen vanck van de visch, arm; de andere lantsteden van clein vermogen, mits veele schaertse jaren. Men siet malcanderen hier dro(uv)ych aen, ende achten niet wij, maer veele uE. nu geluckych dat ghij daer sijt ende noch par(t) noch deel en hebt aen de swaricheyden die ons lant dreygen.

    Wt Breda crijgen wij niet. Den marquys heeft verscheyde, die wt ende in wilden, op doen hangen, oock geïnventeert het spannen van touwen met bellen, daerdoor die wtcommen licht werden ontdeckt. Dit is hetgeene men hier weet.

    Recommandere mij aen mijn suster ende alle de bekende, namentlijck messieurs Dupuy.21 Het coffer beleth mijn vertreck wt Midd[elburch],

    uE. dienstwillygen broeder,
    N. v. Reygersberch.

    Desen 18e Martii 1625.

     

    Alle de vrienden varen wel ende doen haer gebiedenissen. De schippers die de Engelsse naer Hollant hebben gevoert, werden meest sieck en sterven veele. Den pensionaris Liens22 agoniseert.

    Adres: A monsieur/(m)onsieur Grotius, à Paris. 10 st.

    In dorso schreef Grotius: 18 Martii 1625 N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Rotterdam, GB, RK, no. 1703: 9, eigenh. oorspr. Gedrukt in Rogge, Br. van N. v. Reigersb., p. 31-34 (no. 954 (dl. II)). Beantw. d. nos. 959 en 963.
    2 - Christian, hertog van Brunswijk-Lüneburg, bisschop van Halberstadt, deed op doorreis vanuit Engeland Middelburg aan. Zijn medereizigers zijn niet met zekerheid geïdentificeerd. H.C. Rogge leest op deze plaats ‘... vorst Christiaen met le Comte de Renesse ende Rambine ...’. Mede door een gat in het papier is de naam van de graaf (Roussy, Ransszen?) niet goed te lezen; mogelijkerwijze bedoelde Reigersberch Jacques Durfort, markies van Duras, comte de Rauzan (DBF XII, kol. 774), of François de La Rochefoucauld-Roye, comte de Roucy (Roussy) (Dictionnaire de la Noblesse 9 (17), kol. 359-360). De tweede reisgezel was de ‘maréchal de camp’ Charles de Rambures († 1633) of diens zoon Jean de Rambures († 1637); vgl. P. Grillon, Les Papiers de Richelieu I, p. 169-170 en 176-177; II, p. 614, en III, p. 157 en 283.
    3 - ‘volle clein’, zeer klein (in aantal).
    4 - Frédérique-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon.
    5 - Henri Nogaret de La Valette, hertog van Candale, diende evenals Bouillon in het Staatse leger.
    6 - Rio de la Plata en Baya, Bahia (tegenw. Salvador, Brazilië).
    7 - Op 28 februari 1625 kwam in de vergadering van de Staten-Generaal een memorie van de hand van de Engelse ambassadeur Dudley Carleton ter tafel: ‘Objectiën tegens Jan Pietersen Coen, gewesen generael van de Nederlantsche Oostindische Compagnie aen sijne Majesteit gepresenteerd’. In het daarop volgende overleg vroeg Carleton Coens vertrek naar Indië uit te stellen (Res. SG (1610-1670), VII (1624-1625), p. 276 en 290-291).
    8 - Troepen van Ernst, graaf van Mansfeld-Heldrungen, markies van Castelnuovo en Buttigliera; vgl. Het Staatsche leger III, p. 129-132.
    9 - Soest in Westfalen.
    10 - Johan de Knuyt, burgemeester van Middelburg, lid van de Generaliteitsrekenkamer.
    11 - Jacob Simonsz. Magnus, heer van Bergambacht en Melissant, burgemeester van Middelburg, gedeputeerde ter Generaliteit.
    12 - Onnatuurlijke, buisachtige opening (‘fistula’) waarlangs kwade lichaamsstoffen een uitweg kunnen vinden; vgl. WNT III, kol. 4498, waar deze briefpassage wordt aangehaald.
    13 - Bedoeld is Mr. Johan van Vosbergen, burgemeester van Veere, lid van Gecommitteerde Raden van Zeeland; zie no. 454A en Notulen van de Staten van Zeeland 1574-1798, 1625, p. 350 en 375. De opmerking over Van Vosbergen is boven de regel bijgeschreven.
    14 - Ambrosius Spinola.
    15 - Vgl. Reigersberchs brief van 11 maart 1625 (no. 952, in dit supplementdeel).
    16 - De zin van deze mededeling is onduidelijk; is ‘geseyt’ een verschrijving voor ‘gereist’?
    17 - Maria van Reigersberch was tegen het einde van oktober 1624 vanuit Middelburg over Lillo en Antwerpen naar Parijs gereisd; zie no. 927 (dl. II).
    18 - Ambassadeur Albert Joachimi zou in juni naar Engeland reizen. Zie voor de aanvulling van zijn gage ook no. 952, in dit supplementdeel.
    19 - George Villiers, hertog van Buckingham, Lord High Admiral van Engeland.
    20 - Karel, prins van Wales.
    21 - Pierre en Jacques Dupuy.
    22 - Joachim Liens († 18 maart 1625), pensionaris van Tholen (Encyclopedie van Zeeland II, p. 252).