eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    345

    1859A. 1633 juli 19. Aan V. Fabricius.1

    Duos iam foetus ingenii tui felices admodum vidi, Fabrici doctissime, non sine magna mea voluptate, oratorium alterum,2 alterum poeticum.3

    Gratulor non tibi tantum, sed et saeculo, cum video esse iuvenes qui recta via ad optimas artes grassentur. Gratulor nutriculae quondam studiorum meorum Lugduno,4 quod inventus est qui res eius maximas dicendo aequaret.5 Gratulor Nordovico,6 quod ibi etiam post Dousas florent Dousarum studia.7 Qui Hamburgi literas amant iam illum diem praecipiunt animo, cum Batavorum artes in patriam inferes, hoc illi praestiturus, ne aut Wouwerium8 morte aut Holsteinium9 peregrinatione amisisse nimium doleat.

    346

    Ego Lindenbrogiis,10 Hartswigiis11 aliisque processuum tuorum fautoribus annumerari gloriosum mihi duco et siquid unquam a me proficisci poterit quo aut adiuventur aut excitentur tui impetus, non aliam operam aeque bene positam arbitrabor. Vale et tui similis mane. Alios enim, quot tibi monstrem, meliores non habeo,

    tuus,
    H. Grotius.

    IX Iulii vet[ere] Kal[endario] anni 1633, Hammaburgi.

    Adres: Eruditissimo iuveni Vincentio Fabricio, Nordovicum.

    In dorso staat in een onbekende hand: Hugo Grotius.

    Notes



    1 - Hs. Danzig, Wojewódzkie Archiwum Państwowe, 300r/Nn. 20, f. 49-50, eigenh. oorspr. Zoals ook blijkt uit U. Bornemann, Anlehnung und Abgrenzung. Untersuchungen zur Rezeption der niederländischen Literatur, p. 19-20, werd deze brief door Alexander Reifferscheid uitgegeven in een kleine, nu zeldzame publicatie, getiteld Quellen zur Geschichte des geistigen Lebens in Deutschland, während des siebzehnten Jahrhunderts. Mitteilungen aus Handschriften mit Einleitungen und Anmerkungen, 1 (‘Zur Begrüssung der bei der XXXV. Versammlung Deutscher Philologen und Schulmänner zu Stettin 1880 tagenden Deutsch-Romanischen Sektion’), Heilbronn, Gebr. Henninger, 1880, p. 7, no. 4. Een exemplaar van deze editie wordt bewaard in Duitsland, UB Greifswald. Vgl. ook The National Union Catalog Pre-1956 Imprints 486 (Londen 1977), p. 583. Vincentius Fabricius (Schmidt) (1612-1667), medicus, jurist en auteur van Neolatijnse gedichten en oraties, zou vanaf 1644 carrière maken in het stadsbestuur van Danzig. Op 29 september 1633 had hij zich als student in de medicijnen te Leiden ingeschreven (Album studiosorum Acad. Lugd. Bat. I, kol. 257). Zie Literatur Lexikon III, p. 325, en nos. 1930 en 1946 (dl.V).
    2 - Oratio de obsidione et liberatione civitatis Leidensis, Leiden 1632.
    3 - Poematum iuvenilium libri III. Ad calcem adiectae sunt epistolae aliquot seriae et iocosae, Leiden 1633.
    4 - Grotius had zich op 3 augustus 1594 aan de Leidse universiteit ingeschreven (Album studiosorum Acad. Lugd. Bat. I, kol. 40).
    5 - Vgl. Plinius Minor, Epistulae 8, 4, 3.
    6 - Noordwijk, waar Fabricius blijkens het adres van deze brief woonde; in deze periode zou hij hier ‘door Janus Dousa’ zijn aangesteld om de familie als huisleraar te dienen (Literatur Lexikon III, p. 325). Dit leraarschap is op zijn minst kwestieus, al was het maar omdat Janus sr. in 1604 en Janus jr. in 1596/7 waren overleden. Van 1627-1639 stond de ambtsheerlijke titel ‘Heer van Noordwijk’ op naam van Caspar van Eussum, heer van Nyenoort en Vredewolt (Groningen), die getrouwd was met jonkvrouwe Anna van der Does, een dochter van Janus sr. Vgl. C.J. Polvliet, Genealogie van het oud-adelijk geslacht Van der Does, p. 68-74 en J. Kloos, Noordwijk in de loop der eeuwen, p. 120-121.
    7 - Janus Dousa (1545-1604), heer van Noordwijk en Kattendijke, curator van de Leidse universiteit en vanaf 1585 tot 1591 ook haar bibliothecaris. Op 11 juli 1593 volgde Janus Dousa jr. (1571-1596/7) zijn vader in deze laatste functie op. Zie V. Fabricius, Poemata (Leiden 1633), p. [*10v], waar de eerste elegie de koptekst heeft ‘De laribus Dousicis’. Zie ook p. *4r voor een epigram waarin Caspar Barlaeus zich tot Noordwijk richt, ‘In secessus Nortvicenses doctissimi iuvenis Vincentii Fabricii Hamburgensis’. De laatste vier regels luiden: Quum magnos repetis, Batavum miracula, Dousas, post Dousas cupias hoc quoque teste loqui. Si pius est quisquis patriae praeconia solvit, bis pius est vates qui peregrina canit.
    8 - De Hamburgse geleerde Joannes Wo(u)wer (1574/75-1612) had in Leiden gestudeerd (inschrijving op 2 september 1593; Album studiosorum Acad. Lugd. Bat. I, kol. 37) en onderricht van Scaliger genoten.
    9 - Lukas Holste(in) (Holstenius) (1596-1661), geboren in Hamburg, studeerde geneeskunde en klassieke talen in Leiden (inschrijving op 26 mei 1616; Album studiosorum Acad. Lugd. Bat. I, kol. 125). In 1624 ging hij te Parijs tot het rooms-katholieke geloof over. In 1627 trok hij naar Rome, waar hij kardinaal Francesco Barberini als secretaris en later, vanaf 1636, als bibliothecaris diende (NDB IX, p. 548-550).
    10 - De familie van de Hamburgse advocaat Friedrich Lindenbrog (1573-1648), een studiegenoot van Grotius.
    11 - De familie van Heinrich Hartzwick (Hartwich, Hartswigius), van 1614 tot 1637 senator te Hamburg. Grotius beval de jurist Peter Hartzwick, vermoedelijk een zoon van Heinrich, in augustus 1634 bij de Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna aan. Vgl. J.A. Fabricius, Memoriae Hamburgenses, sive Hamburgi et virorum de ecclesia reque publica et scholastica Hamburgensi bene meritorum elogia et vitae I (Hamburg 1710), p. 589, alsmede nos. 1794, 1801 en 1944 (dl.V).