eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    2895. 1636 december 18. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Losecaet2, den 13 hier comende, heeft mij gebracht de uwen van den 13 ende 2 Dec.4, maer die gesonden was door Harsolten5 is niet gecomen, waerin ick meende particulariteit geweest te sijn van 't gerucht, dat daer loopt van onse tweede Sweedsche victorie, waervan ick noch geen seecker advys en hebbe. UE., hoop ick, sal mijnen langen brief6, dien ick over drie dagen door couverte van mijnheer Spierinck7 gesonden heb, wel hebben ontfangen. De stucken van Sijn Excellentie8 sal ick verwachten ende daerop nae vermogen arbeiden.

    Ick sal blijde sijn te verstaen wat daer is van Arondel9. Van lichtinge van volck voor Sweden in Engelant ben ick verseeckert door een Schotsche heer Forbish10 ende door Ponnica11.

    Wat resolutie in uE. quartieren sal werden genomen op het onderhouden van de Compaignie, sal ick mede garen verstaen. Wilt bij Numerianus'12 volck luisteren ende overschrijven, maer niet seggen, insonderheit in dese tijden, dat sulcx niet dan quaedt can doen.

    595

    De consideratie van de cours, die Cimons volck13 stelt, is seer bedenckelijck boven andere insichten, soo 't publijcq als 't particulier raeckende. Conde uE. gelegentheit toelaeten over te comen, 't waer mij lief, ende wij souden eene vacantie wel passeren.

    Den br[i]ef ontfangen van de heer Camerarius14 is mij niet ter handen gecomen ende ben wel verwondert in soo langen tijdt van mijne soon15 niet te hebben.

    Van de saecke Galilei16 heeft d.Hortensius17 aen mij ende aen d'heer Diodati18 geschreven. Ben blijde, dat deselve een goede train neemt, al waer het dat ick - quod mihi saepe evenit - sonder danck soude arbeiden.

    De soon van graeff Willem van Nassau19 is van goed oordeel ende spreeckt op allerlei materie wel te propoost. Hij is in een Academie, daer onsen Dideric20 mede hem geëxerceert, dewelcke ick noch wensche eenigh eerlijck employ te connen vinden, daerin hij oeffent, 't gunt hij geleert heeft. Soo men hem daer tot sulcx niet helpen en can, moet ick sien, wat ick bij hertogh Bernhard can doen.

    In onze predicatie crijgen wij niet alleen veel geschicte lutherschen, maer veel gereformeerden uit Switserlant, Pals, Hessen, die allegader seggen wel gesticht te zijn.

    Dusverre geschreven hebbende, ontfang ick uE. brief van den 10 Nov.21 ordine praepostero veel ouder dan anderen alrede bij mij beantwoordt. Dat uE. seit van de advysen met circumspectie te deli[be]reren(?), vinde ick goedt. Ick sende cijfer ende jargon. Wilt mij adviseren van de receptie.

    Veelen hier meenen den graef van Arondel22 is gescheiden met tamelijck contentement ende dat men tot Colen de saeck haere perfectie sal geven. Dat hetgunt sij in Vrancrijck hebben gedaen ende 't consenteren van eenige lichtinge maer middelen sijn geweest, om den keiser23 tot accoord te bewegen, heb ick altijd gelooft.

    Voor Sweden is wat lichting geschiet in Schotlant sonder tractaet. Wat Joachimi24 sal geopent hebben, sal ick garen weten. Augurere niet goeds, bijsonder uit de nieuwe toerustinge van de Engelschen ende uit haere discoursen.

    Ick heb M. Graswinckel25 sijn schrift weder gesonden met een corten brief sonder mijn advijs daerover te geven.

    Mijn oudste soon26 heb ick geschreven, dat t'huis soudt comen. Wilde hem mijnheer Spierinck gebruicken ende gewennen naerstigh te sijn, 't waer mij lief.

    596

    Ick wil hem wel van clederen onderhouden ende sonder gagie laeten arbeiden, in qualiteit als edelman.

    Van Galilaeus heb ick uE. gebeden te vernemen, dat van mij gewach is gemaect bij de Staten-Generael. Tot een effen reeckening sal ick arbeiden. Als men niet seecker en is van Calaber27 iet goeds te wachten tot eer ende reputatie, soo is mij de confidentie in de advysen zeer indifferent: ende dencke om het vaersken.

    Ne nomen subeas, quod dicitur offici perdae28.

    Met Cesar29 hoop ick wij door uwe diligentie haest een einde sullen hebben.

    Desen brief met de cijfer sende ick door een bekende, een ander met de tijdingen door den ordinarise.

    Vaert wel.

    Den 18 Dec. 1636.

     

    UE. gelieve doch te maecken, dat ick mijne papieren ende boecken become, die bij mijnheer Basius30 sijn.

    In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 18 Decemb. 1636 wt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., R 3 m. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Antw. o.m. op nos. 2861 en 2832; beantw. dd. 20 januari 1637 (dl. VIII).
    2 - Diderik, zoon van Frederik van Losecaat en Adriana de Groot.
    3 - No. 2861.
    4 - Ontbreekt.
    5 - No. 2859. Voor Harsolten, Simon van Haersolte, zie no. 2861, p. 544 en n. 1 aldaar.
    6 - Vermoedelijk no. 2869 dd. 5 december; ‘over drie dagen’ is dan een verschrijving voor ‘over dertien dagen’.
    7 - Petter Spiring Silvercrona, raad van financiën van Zweden in Duitsland.
    8 - Frederik Hendrik; ter zake zie nos. 2854 en 2861.
    9 - Thomas Howard, graaf van Arundel; zie V, p. 318 n. 12.
    10 - Graaf Arvid Forbes, Schots bevelhebber in Zweedse dienst.
    11 - Tobias von Ponikau, raad en gezant van Bernhard van Saksen-Weimar.
    12 - Codenaam voor Amsterdam.
    13 - Cimon is een codenaam voor de Republiek of de Staten-Generaal.
    14 - De Zweedse gezant in Den Haag, Ludwig Camerarius.
    15 - Vermoedelijk Pieter, die voor zijn studie in het vaderland verbleef.
    16 - Zie over Galileo Galilei V, p. 489 n. 7. Ter zake zie men Grotius' brief aan Laurens Reael dd. [20 september 1636], no. 2765.
    17 - Over Maarten van den Hove zie men V, p. 490 n. 1.
    18 - Elias Diodati uit Genève; hij bevond zich te Parijs.
    19 - Maurits; zie over hem en zijn vader no. 2893, p. 590 nn. 2 en 3.
    20 - Grotius' jongste zoon, die zich na een verblijf in het vaderland weer te Parijs bevond.
    21 - No. 2832.
    22 - Thomas Howard, graaf van Arundel; zie V, p. 318 n. 12.
    23 - Ferdinand II.
    24 - Albert Joachimi, heer van Hoedekenskerke, ordinarius Staats gezant in Londen.
    25 - Zie betreffende Theod. Graswinckel en zijn tegen John Selden gericht geschrift no. 2588, p. 143 en n. 2 aldaar.
    26 - Cornelis, die zich in Duitsland bevond.
    27 - Schuilnaam voor Frederik Hendrik.
    28 - Cato, Disticha de Moribus ad filium IV, 42, 2; zie editie Boas, Disticha Catonis MCMLII Amstelodami, p. 250. Onder de naam Cato of Dionysius Cato gaat een verzameling latijnse zedespreuken schuil, die in de derde eeuw na Chr. werd uitgegeven en in de middeleeuwen op de scholen als leesboek in gebruik was.
    29 - Codenaam voor Rotterdam; het betreft de door Grotius en namens hem ondernomen pogingen om zijn salaris als pensionaris alsnog uitbetaald te krijgen.
    30 - Rekenmeester mr. Johan Base (Basius).