eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5689. 1642 april 21. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Ex quo postremas ad te misi litteras, dixit mihi quidam existimare se auctorem epigram-

    196

    matis, quod libro suo praeposuit Rivetus, esse Constantinum Hugenium,2 cui ego ab initio credere non potui, conscius et amicitiae, quae inter nostras familias semper fuit, et consanguinitatis, quam cum Reigersbergiis iniit frater,3 ut ne quid dicam de meo carmine, quod tu probare dignaris.4 Caeterum cum postea intellexerim iudicium Gronovii,5 qui et in suas partes vocavit stilum non satis Latinum, praecipue in prioribus versibus, et ipse iis assentiri coactus sum, quod te nescire nolui. Prooemia Riveti cum libello adiuncto iam acceperis.

    Ex novis publicis, quae hac septimana Amstelodami prodierunt,6 video iam absolutum Laurentii tractatum, cui titulus ‘Grotius papisans’, Appendici tuae oppositum. Eum ubi nactus fuero, curabo ut habeas. Amstelodamenses negant eum tanti esse, ut stilum in hominem stringas. Ego iudicium suspendo et omnino expectandum puto donec Mareziana prodierint.7

    Hollandi nostri decem florenorum millia annua principi propter nuptias promisere.8 Quantum reliquae provintiae praestiturae sint, nondum audivi et nescio an tantundem.

    De Colubro nova quamprimum expectamus et iam aliqui de eo capto rumorem spargunt, qui et Guebrianum et Mottam marescalli titulo honoratos ferunt. Euskerkium certe obiisse constat.9 In Anglia etiamnum fervent dissidia inter regem et parlamentum; utrimque scriptis disceptatur. Interea omnis et regni et regia maiestas ad parlamentum vergit.

    Apud nos creatus tandem Senatus praeses Wingardius,10 adsessores praeter Dorpium, qui iam in locum Osterwikii allectus erat a Nobilitate,11 adoptati sunt advocati Sixti - quem nosse te puto - et Ratius, cognatus Henvlietii, iuvenis ex Brabanticis parentibus apud nos natus, annorum circiter triginta;12 ita hic vivitur.

    197

    Heri cum matre, uxore, liberis et amicis natalem tuum celebravimus13 voventes ut is dies tibi, tuis, nobis, nostris totique reipublicae christianae felix saepius illucescat.

    Vale,

    tibi obedientissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, XXI Aprilis 1642.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de Suede, à Paris.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 29. Exempl. De Iure belli et pacis.14

    En in dorso: Rec. [sic] 21 Aprilis 1642.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 240. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 5675, beantw. d. no. 5701.
    2 - Grotius had eerder van Nicolaes van Reigersberch vernomen dat het anonieme epigram in Rivets Animadversiones op zijn Annotata ad Consultationem Cassandri (BG no. 1172) een dichtwerk van Constantijn Huygens was; vgl. no. 5670.
    3 - De broer van Constantijn Huygens, Maurits (1595-1642), was gehuwd met Petronella Campe, dochter van de Veerse burgemeester Jacob Campe en Martha van Reigersberch (NNBW I, kol. 1191).
    4 - Het gedicht ‘Hactenus in nostris...’, waarin Willem zijn instemming betoonde met Huygens' voorstel om meer gebruik van het orgel te maken bij de godsdienstoefening. Deze bijdrage van Grotius' broer had Huygens opgenomen in de Responsa prudentum ad autorem dissertationis de organo; vgl. no. 5097 (dl. XII).
    5 - De Hamburgse filoloog, Johannes Fredericus Gronovius (1611-1671), was begin 1642 naar Holland gekomen om te dingen naar een leeropdracht. Enkele weken later kreeg hij een professoraat in de welsprekendheid aan het Deventer Athenaeum (Dibon-Bots, Inv. Corresp. Gronovius).
    6 - In de Courante 1642, no. 16, dd. 19 april 1642, werd het verschijnen aangekondigd van het geschrift van de Amsterdamse predikant Jacob Laurentius Hugo Grotius papizans, hoc est notae ad quaedam loca in Hugonis Grotii Appendice de Antichristo (vgl. BG no. 1128 rem. 4).
    7 - De reactie van Samuel Desmarets (Maresius) op Grotius' Appendix de Antichristo. Diens Concordia discors et Antichristus revelatus verscheen in het najaar van 1642.
    8 - Het bedrag was maar een vijfde van het beloofde jaargeld tot onderhoud van de jonge prins van Oranje en zijn bruid Mary Stuart (Res. SH, dd. 14 april 1642).
    9 - Johan van Euskercken, Staats ambassade-secretaris te Parijs, stierf onverwachts op 9 april (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 111-113; Schutte, Repertorium I, p. 9-10).
    10 - In zijn brief van 14 april had Willem zijn broer iets verteld over het verloop van de stemmingen in de Staten van Holland. Er was toen nog niet besloten wie de overleden president mr. Nicolaes Cromholt in het Hof van Holland moest opvolgen; vgl. no. 5680. Gekozen werd Jan Oem van Wijngaerden, een raadsheer die al vanaf 1621 zitting had in het Hof van Holland (Memorialen van het Hof van Holland I, p. L).
    11 - Frederik van Dorp, heer van Maasdam, nam de zetel over van Willem van Liere, heer van Oosterwijk, die als Staats ambassadeur te Parijs niet in staat was de zittingen bij te wonen.
    12 - De nieuw benoemde raadsheren waren de advocaat Dirck Sixti en mr. Gualterus de Raedt, een familielid van de hoveling Johannes Polyander van Kerckhoven, heer van Heenvliet (Res. SH, dd. 11 april 1642, en Memorialen van het Hof van Holland I, p. L).
    13 - Grotius was geboren op 10 april, eerste Paasdag 1583. Later vierde hij zijn verjaardag steeds op Pasen: in 1642 op 20 april.
    14 - BG no. 571; de aantekening kan betrekking hebben op de verzending van de auteursexemplaren.