eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5670. 1642 april 7. Van N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De ambassade naer Engelant, die ses provintiën noch voorleden Saterdach hebben gesocht te bevoorderen, wort bij Hollant achtergehouden, omdat eenyge steden, opinie hebbende die tot faveur van den conynck wort aengeleyt, eerst garen waren geïnformeert off die de parlamentaresen smaecken soude. Ende juyst valt het soo dat nevens de particuliere brieven geen van de heer Joachimi en commen tot verwonderynge van veele die, merckende op de gestaltenisse van tijt, rijp van importante materiën, ende de naersticheyt van den gemelten Joachimi, meenen de brieven wel achtergehouden mochten worden, omdat niet connen geloven dat [hij] sedert den 14 Martii niet soude hebben geschreven, daer verscheyde posten sedert gecommen sijn.2 Ende dan voorts daerop superstrueren dat den inhout van de brieven voor den conynck niet avantagieux wesen en kan, gelijck oock mede daer naer luyt van de particuliere advisen de saecken tot extremiteyt meer ende meer lopen. De verclarynge van het parlament, warom reden hebben te soubsonneren den conynck van veranderynge in religie ende staet, is door den druck gecommuniceert.3

    Actualijck heeft het parlament de dispositie over de wapenen van 't rijck aengenomen, alle lieutenanten van de provintiën, oock haer substituten, belast geen ander gebiet als het hare te gehoorsamen ende de gemeente genotificeert geen ander ordre als van de officieren van het parlament te volgen, hetwelcke nu besych was om in alle provintiën sodanyge lieutenanten ende subalterne te stellen, daer vertrouwen in nemen kan. Met 42 scepen die alreede seylreet waren, gelijck getal noch wordende gereetgemaeckt, hadde het parlament den grave van Northomberlant4 gelast te gaen naer de custen van Ierlant. Deselve grave hem excuserende op sijne indispositie, die desen somer niet sal connen lijden die fatigue te dragen, hadde het parlament den grave van Warwyck, een van de vurichste lords van het parlament, gesubstitueert ende hetselve den conynck voorgedragen sijnde, seyde sijne Majesteyt die charge niemant toe en quame als Northumberlant ofte bij sijne verhinderynge den vice-admirael Pennynckton.5

    174

    In plaetse van die recommandatie aen te nemen heeft het parlament van het vice-admiraelschap verlaten ende Warwyck de commissie om met de vlote in zee te gaen gegeven. Soo doende treckt het parlament de conicklijcke autoriteyt naer hem, daerin bestaende, gelijck den conynck van Jorck - daer sijne Majesteyt is ende eenygen tijt meent te blijven - het parlament heeft genotificeert, een van de principale wetten van het rijck te sijn geen resolutiën van het parlament stant ofte cracht sonder approbatie van den conynck te hebben. Alle het voorgaende leeren ons de schriften in den druck uytgegeven. Ende seggen de tijdyngen van particuliere dat twintychduysent mannen uyt Schotlant in Engelant souden commen om soo den conynck te houden bij sijne prerogativen als het parlament bij sijn recht; hetwelck den rechten greep soude wesen waermede de Scotten, die habiel genouch daertoe sijn, haer arbitri rerum souden maecken ende haer autoriteyt soo bij den conynck als het rijck doen gelden ende den sachsten middel daerdoor de rupture is te verhoeden, indien sij inderdaet conden ende wilden presteren hetgene sij worden gesecht voor te hebben. Off de coninginne hare contentement hier vint, weet ick niet, maer wel dat indien sij veel verwacht het niet vinden en sal.

    Bij Hollant lopen de insichten seer op de menagie ende sijn de achthien steden eens de compangie van tweehondert te reduceren tot hondertvijftych, van hondertvijftych tot honderttwintych, van honderttwintych tot hondert, waermede de finantiën seer gesubleveert, de militie, in cas wel wort beleyt, niet sal worden gemindert, alsoo door de groote achterheyt de solliciteuren met een groot deel wech gaen.6 Evenwel sal desen aenlech bij eenyge obstaclen vinden, met insichten oock dat den viant ende geallieerden minder opinie van de macht van den staet sullen nemen.

    Wat aengaet het senden van uEd. soon7 naer Amsterdam, weet ick niet wat insichten daerin hebt, alsoo tot de prattycque noch lust noch naerstycheyt heeft ende soolange in sijne lieffde smoort, noch het een noch het ander crijgen sal. Ende evenwel wort daer niet in versien.

    Hetgene Rivet in Vranckrijck uytgegeven heeft, sal tot Charanton ofte een bouckvercoper van de religie best te vinden sijn. Naer hetgene hier is gedruckt, sal ick vernemen ende senden. Rivets bouck8 crijge ick soo terstont, daervan ten naesten. Het vers meen ick uyt seeckre conjectuyren te weten dat Zuylicums9 is; daermede sal hij affgewassen hebben hetgene met het orgel hem is aengevreven.10 In dese gelegentheyt sal uEd. met groote wijsheyt ende moderatie dienen te procederen, nochtans de calumniën ende malitiën van andere niet dissimuleren. Rivet raept al bij wat hij kan ende souckt Sweden gaende te maecken, dat ick wel hadde voorsien. Een brieff aen mij in Vrankrijck in het jaer 1610 off daerontrent geschreven, die doen dienstych was gecommuniceert, comt mede in campangie.11 Wat sijn aert is ende hoe

    175

    luttel werck maeckt door quade wechen te gaen, heeft hij ten tijde van den ambassadeur van Polen12 wel getoont. Meer laet den tijd niet toe.

    Desen 7 April 1642.

    Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur ordinaris van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 14 April 1642.

    En in dorso: 7 April 1642 N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, K 78d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge (ed.), Br. Nic. v. Reigersb., p. 711 no. 280. Antw, op nos. 5657 en 5658, beantw. d. nos. 5685 en 5686.
    2 - De ordinaris Staatse ambassadeur in Engeland, Albert Joachimi, hield wel degelijk zijn correspondentie bij: op 8 april kwamen zijn brieven van 21, 25 en 27 maart 1642 in Den Haag aan (Den Haag, ARA, Eerste afd., Staten-Generaal, inv. no. 5895II).
    3 - De ook door Willem de Groot (vgl. no. 5669) gesignaleerde ‘Declaratie van de beyde Huysen des Parlements aen sijn Majesteit, den 9 Martii ouden stijl, ghepresenteert’.
    4 - De ‘Lord High Admiral of England’ Algernon Percy, graaf van Northumberland, had zich in februari van de koning gekeerd en stond nu in de gunst van het Parlement (Gardiner, History of England X, p. 176). Midden maart gaf hij gehoor aan het verzoek om Robert Rich (1587-1658), graaf van Warwick, tot admiraal te benoemen (DNB XLVIII, p. 128-134).
    5 - De koning gaf de voorkeur aan de benoeming van vice-admiraal John Pen(n)ington (ca. 1568-1646). Echter voor het Parlement was deze koninklijke voordracht onaanvaardbaar (DNB XLIV, p. 300-302; CSP Ven. 1642-1643, p. 31).
    6 - Met het oog op de aanstaande campagne moesten de diverse compagnieën van het Staatse leger weer op redelijke oorlogssterkte gebracht worden (Het Staatsche leger IV, p. 126-127).
    7 - Pieter de Groot, advocaat in Den Haag, was in deze jaren op vrijersvoeten.
    8 - De Animadversiones van André Rivet op Grotius' Annotata ad Consultationem Cassandri waren een week eerder bij Abraham en Bonaventura Elsevier in Leiden verschenen (BG no. 1172).
    9 - Het anonieme epigram in het voorwerk van BG no. 1172 was inderdaad van de hand van Constantijn Huygens (1596-1687), heer van Zuylichem, secretaris van stadhouder Frederik Hendrik (NNBW I, kol. 1186-1190).
    10 - In februari 1641 liet Huygens anoniem een brochure drukken waarin hij een pleidooi hield voor het gebruik van het orgel ter begeleiding van de kerkzang. Strenge gelovigen wilden echter niets weten van orgelspel tijdens de godsdienstoefening; vgl. no. 5535.
    11 - Rivet had op pp. 251-254 van zijn Animadversiones een brief van Grotius aan Nicolaes van Reigersberch (no. 137 (dl. I)) afgedrukt. Deze brief die in juni 1608 moet zijn geschreven, had Reigersberch destijds aan de nog onbekende Franse predikant André Rivet gegeven; vgl. BG no. 1277.
    12 - Andreas Rey (Rej) de Naglowi, buitengewoon ambassadeur van koning Wladislas IV van Polen, bezocht in 1637 Engeland en de Republiek. In diens aanwezigheid had Rivet verhaald dat velen meenden dat Grotius sympathie koesterde voor het socinianisme; vgl. nos. 3366 en 3375 (dl. VIII). Zie voor de reis van de ambassadeur, CSP Ven. 1636-1639, p. 265-294 en p. 343-351.