eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    388

    6306. 1643 juli 6. Van N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De voorgaende weecke ben ick absent geweest, warom uEd. acht dagen later sal weten het eenyge dat ick doen soude hebben connen schrijven:2 't arrive[me]nt van thien scepen uyt Brasyl ende Guinea met een schoon retour van gout3 ende suyckeren. Acht worden vannieuws uyt die quartieren verwacht, maer off graeff Maurits4 daermede commen sal, twijfelt men seer omdat sijne directie toont hij niet garen vandaer en scheyt. Vijff provintiën ofte capitaniën met distincte brieven onder haer segelen versoucken sijne Excellenties continuatie, oordeelende de seeckerheyt van dien staet daerin te bestaen, ende daertoe is oock den grave bij de inwoonderen ende soldadesque versocht, die hem excuserende op het retranchement van sijn onderhout ende tafel, dat in plaetse van 90000 gulden was gereduceert op twaelff off daerontrent, ende de politycke raden swaricheyt maeckende de ordre van de Compangie te buyten te gaen, hebben de ingesetenen een taxt op uyt- ende incommende waren geordonneert, hoger als den grave selffs verstaet te willen trecken. Die tijdyngen crijcht de Compangie in plaetse van den grave selffs ende daerbeneffens brieven aen de Staten-Generael vol clachten over de bewinthebberen. Off nu de expressen last van de Staten-Generael, die den grave sedert sal hebben ontfangen, de wedercomste sal doen resolveren, off dat sijn Excellentie sal verbeyden wat operatie dat sijn leste schrijven ende dat van de provintiën ende raden sal hebben gedaen, is onseecker. Ondertusschen sijn dat proceduyren van bedencken, die den staet van Indiën noch de actiën niet beter en maecken dan mogelijck waer goet te sijn.

    Den viant met vierduysent man te voet, dertych compangiën paerden onder het commando van Cantelmo,5 gesterkt met achtduysent boeren, sijnde geretrancheert achter Hulst, heeft sijn Hoocheyt, naerdat hij de stat selffs onder de schoot van een musqueet hadde besichtycht, sijn dessein gequiteert ende is met het leger naer Philippine gegaen, vanwaer Vrijdach voorleden de marche namp naer Assené,6 den wech naer de Lije, die difficulteyt sal hebben te passeren ende darom niet veel goets uyt Vlaenderen connen hopen.

    De Staten van Vrieslant vergaderen nu ende sullen op de propositie van de instructie resolveren, die sij naer mijn gevoelen niet sullen goetvinden te helpen maecken.7 Het vertreck van de heer Joachimi naer Engelant wort nu gepasseert ende prepareert hem

    389

    daertoe.8 De commende weecke sullen hier verschijnen gedeputeerde uyt alle de provintiën om de instructie voor de gedeputeerde die naer Munster gaen te arresteren.9

    Om de proceduyren van het parlament van Paris te volgen10 sijn de saecken hier niet gebaeckent. Als de coningen jonck sijn, wort geredresseert hetgene door autoriteyt van de ouwe is verloren. Die hier meest vermogen sijn deselffde ende darom haer maximes niet verandert.11

    Desen 6 July 1643.

    Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur ordinaris van de coninginne ende crone van Sweden.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 14 Iulii.

    En in dorso: 6 Iulii 1643 N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, K 78m. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge (ed.), Br. N. v. Reigersb., p. 732 no. 289. Antw. op nos. 6269, 6270 en twee ontbrekende brieven dd. 27 juni 1643 (vgl. nos. 6283 en 6284).
    2 - Reigersberchs brieven over het tijdvak 12 januari-22 juni 1643 ontbreken.
    3 - Het goud werd aangevoerd uit de vestigingen van de Westindische Compagnie in de bocht van Guinea; zie H. Terpstra, ‘Nederlands gouden tijd aan de Goudkust’ in TvG 73 (1960), p. 340-362.
    4 - Johan Maurits (1604-1679), graaf van Nassau-Siegen, gouverneur van Brazilië van 1636 tot juli 1644. In het voorjaar van 1642 gaven de ‘Heeren Negentien’ de graaf te verstaan dat hij de financiële belangen van de Compagnie beter zou dienen wanneer hij van zijn waardigheid afstand deed. Indirect beantwoordde Johan Maurits dit bericht in een verontwaardigd schrijven aan de Staten-Generaal van 24 september 1642. Hoewel de Statenleden de zuinige visie van de bewindhebbers niet volledig deelden, gaven zij op 9 mei 1643 toch toe aan hun bestuurlijke verlangens (C.R. Boxer, The Dutch in Brazil, p. 156 en p. 261-264).
    5 - Andrea Cantelmo (ca. 1598-1645), een Italiaans militair die in 1631 was toegetreden tot het Spaanse leger in de Zuidelijke Nederlanden (DBI XVIII, p. 257-259), had op tijd versterkingen aangebracht in de omgeving van het fort St. Anna in de polder van Namen (Zeeuws-Vlaanderen) (Briefw. C. Huygens III, p. 395-401).
    6 - Frederik Hendrik gaf op 2 juli het sein tot ontscheping. De volgende dag maakte de voorhoede van het Staatse leger zich in de haven van Philippine gereed voor de mars naar het legerkamp in Assenede.
    7 - Ondanks ernstige vermaningen van stadhouder Willem Frederik gingen de Staten van Friesland accoord met het voorstel van de Staten van Holland en Zeeland om de gede- puteerden ter generaliteit voortaan van beperktere instructies te voorzien. Een voorbehoud werd gemaakt ten aanzien van specifiek Friese zaken (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 278).
    8 - De Staten-Generaal wilden de stokoude Staatse ambassadeur Albert Joachimi, heer van Hoedekenskerke, weer terug laten keren naar zijn Engelse standplaats; vgl. no. 6197.
    9 - Op 23 mei waren de Staten van Holland tot het besluit gekomen om Johan van Mathenes en dr. Adriaen Pauw deel te laten uitmaken van de Staatse delegatie ter vredesconferentie. Een definitieve beslissing zou vallen zodra de andere gewesten ook gereed waren gekomen met hun voordrachten (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 120-124).
    10 - Na terugkeer uit ballingschap drongen de hertogen van Epernon en Elbeuf bij het Parlement van Parijs aan op revisie van de vonnissen die in de jaren dertig tegen hen waren gewezen. Hun inmiddels ingewilligde verzoeken inspireerden Grotius tot de aanbeveling om in Den Haag eens te onderzoeken of die procedure ook toegepast kon worden in de processen die zijn dochter Cornelia en de zoon van zijn vroegere collega Rombout Hogerbeets voor het Hof van Holland hadden aangespannen; vgl. nos. 6282 en 6283.
    11 - Ervaring had geleerd dat de raadsheren van het Hof van Holland de neiging hadden om een afwachtende houding aan te nemen in zaken die op een of andere wijze verband hielden met de dramatische gebeurtenissen van de jaren 1618-1619.