eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6369. 1643 augustus 17. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime domine legate, domine et patrone magne,

    Immortales Excellentiae vestrae debeo gratias pro misso mihi diplomate2 literisque, nec video qua ratione solvere illas possum pro tam infinitis summi favoris monumentis. Quare in perpetuo aere Excellentiae vestrae me futurum spondeo ac omni ope nisurum ut Excellentia vestra cognoscat me semper gratum esse malle quam videri.

    Caeterum intra Sueciae fines omnia pacata. Campimareschallus Gustavus Horn et regimenti dux Ericus Caroli Oxenstierna matrimonium iniverunt eadem solemnitate. Sponsae enim sorores sunt stirpis Bielkianae de Åkerö,3 curaturo quae ad nuptias spectant earum tutore, regni thesaurario.4

    Annona per Dei gratiam in Suecia fertilis est. Tuta adhuc pax est cum finitimis Poloniae, Daniae et Muscoviae monarchis. Daniae rex exercitum dimisit. Salvus nunc per Cimbricum fretum est conductus.5 Quicquid hactenus factum est, ex culpa negotiantium est exortum, qui minus recte vectigal persolverant et sub nomine immunitatis a debito se deliberaverant.

    Literae Hamburgenses nuntiant illustrissimum Salvium iam iam Osnabrugam itare.6 Generalis maior Axel Lilia et Ulfsparre serio nunc Dömitzium7 oppugnant, nec dubitant quin potiantur urbe, licet sese fortiter defendent, quod spe carent subsidii.8 E contrario nostrates ex omnibus Suecorum fortalitiis9 magnas ad se copias accessent. Köningsmarkius

    474

    21 Iulii10 Garlebio Halberstadium regrediebatur, ut serio Magdeburgi impugnationem continuet. Nobilis Suecus Törnesköldius11 in castra Suecorum missus est cum sacrae regiae Maiestatis literis ad Torstensonium.

    Vale, excellentissime heros, et me prisco illo favore dignare, securus me quotidie vota pro Excellentiae vestrae salute suscipere, quae irrita fore non sinat ille qui patriam, musas orbemque christianum clementer hactenus fovit et Excellentiae vestrae virtutibus monumentisque illustravit. Haec crebrius itero vota et perpetuo maneo, illustrissime et excellentissime domine,

    illustrissimae Excellentiae vestrae obsequentissimus servitor,
    H. Appelboom.

    Raptim. Amstelodami, 17 Augusti 1643.

    Adres: Sacrae regiae Maiestatis Sueciae apud christianissimum Galliarum regem legato ordinario, illustrissimo domino Hugoni Grotio, domino meo observando.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 26 Aug.

    En in dorso: 17 Aug. 1643 Appelboom.

    Notes



    1 - Hs. München, Bayerische Staatsbibl., coll. Camer., Clm 10354, f. 118r-119v. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6357, beantw. d. no. 6394.
    2 - Over de aard van dit document bestaat geen duidelijkheid.
    3 - Veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn en kolonel Erik Karlsson Oxenstierna hadden op 9/19 juli echtelijke trouw gezworen aan Sigrid, resp. Margaretha, dochters van Nils Bielke tot Åkerö († 1626) en Katarina Oxenstierna († 1624); vgl. Europäische Stammtafeln, neue folge VIII, Tafel 155, en Gazette 1643, no. 143, ‘extraordinaire du XII novembre’: ‘Les nopces du mareschal Horn’.
    4 - De bruiden werden aan de zijde van rijksschatmeester Gabriel Bengtsson Oxenstierna (1586-1656), vrijheer van Mörby en Lindholm, naar het altaar geleid (BLS X, p. 268-270).
    5 - De gespannen sfeer bleef bestaan (infra, n. 11). Nog steeds werden Zweedse schepen bij het passeren van de Sont door beambten van het tolkantoor in Helsingør streng gecontroleerd op de aanwezigheid van deugdelijke bevrachtingspapieren.
    6 - In zijn brief van 10 augustus (no. 6359) had Harald Appelboom geschreven dat de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius zijn standplaats Hamburg pas zou verlaten wanneer de Deense delegatie een begin had gemaakt met haar reis naar Osnabrück.
    7 - Onlangs had koning Christiaan IV van Denemarken het bezit van de Mecklenburgse vestingstad Dömitz voor zich opgeëist (no. 6280). Voordat hij zijn rechten kon laten gelden, tastten de Zweden de stad aan.
    8 - Toen bleek dat het in Dömitz aanwezige keizerlijke garnizoen in staat was een verrassingsaanval af te slaan, namen de Zweedse commandanten Axel Lillie (1603-1662) en Erik Hansson Ulfsparre, gouverneur van Wismar, het besluit om de capitulatie van de vesting door middel van een belegering af te dwingen; vgl. Doc. Boh. VII, p. 36 no. 48 en p. 39, 40, nos. 55 en 56.
    9 - ‘Fortalitium’: vesting of burcht (Glossarium till medeltidslatineti Sverige I, fasc. 5, p. 456).
    10 - In een eerdere brief meldde Appelboom dat de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, in de laatste dagen van juli de keizerlijke garnizoensstad Halberstadt had overrompeld; zie no. 6359. Het bezoek van de generaal-majoor aan Gardeleben op 21/31 juli kan verband houden met de doorreis van de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna (aankomst in Gardeleben op 19/29 juli).
    11 - Jakob Törnsköld, secretaris van de Zweedse kanselarij, moest de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson mededeling doen van het voornemen van zijn regering om een oorlog met Denemarken uit te lokken. In november kwam in de omgeving van Kożuchów (Silezië) het contact tot stand (Oxenst. Skrifter 2, afd., VIII, p. 415-422).