eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    204

    6749. 1644 maart 6. Van J. Oxenstierna.1

    Magnifice et generose domine legate,

    Rarius hoc tempore scripsi de exercitu nostro, quia quae nuper in Holsatia et Cimbria agere coepit, nova sunt adeoque famam sui citius et latius spargunt. Tenet nunc dominus Torstensonius quicquid utroque mari et Albi terminatum ad regem Daniae pertinet exceptis oppidis et munimentis Gluchstadio et Krempe.2 Rex Daniae praecipua suarum virium in Fionia habere dicitur, quae res incitamento est nostratibus conveniendi eum propius. Paratas habent naves et alia necessaria occupandis insulis.3 Arcentur tantum glacie, quae debilis et hinc inde natans et euntes et navigantes moratur. Quousque marescallus Hornius in Scania et vicinis provinciis processerit, incertum.4 Portus glacie obsepti et difficiles longique circuitus maris Balthici communicationem rerum gestarum impediunt.5 Indeque est quod serius forte scribitur ad eos quorum interest nosse et aliis explicare causas huius belli. Ego in antecessum summa tantum capita attigi et ea cum quibusdam statuum Imperii Romani communicavi.6 Exemplum illius hic adiungo.7 Indigitantur saltem ibi Danica consilia, quae quidem toto hoc belli tempore nobis inimica fuere, sed nunc quo propiores videbamur paci, hoc manifestius erupere. Non magis ea pati et amplius tolerare potuit sacra regia Maiestas quam gladium in visceribus aut iugulo intentatam perniciem ultimam.

    De Gallicorum plenipotentiariorum adventu nihil certi habemus.8 Ego me itineri paro, iturus nunc brevi Osnabrugam.9

    Quibus Magnificentiam vestram caelesti favori studiosissime commendo maneoque,

    Magnificentiae vestrae amicus ad officia paratus,
    Johannes Oxenstierna.

    Mindae, 25 Februarii 1644.

    205

    Bovenaan de minuut: Ad legatum d[ominum] Grotium. Mut[atis] mut[andis] ad resid[entem] Marinum: ‘Nobilis et spectabilis domine’.

    In dorso: Mindae, 25 Februarii anno 1644. Ad legatum dominum Hugonem Grotium. Mut[atis] mut[andis] ad residentem Carolum Marinum. J.O.A.

    Notes



    1 - Minuut Stockholm, RA, E 915, coll. J.A. Oxenstierna ser. A II, Koncept G. De talrijke doorhalingen en verbeteringen van de hand van de opsteller van deze brief zullen niet worden gesignaleerd. Behalve Grotius ontving ook Carl Marin een net-exemplaar. Aan zijn secretaris gaf Johan Oxenstierna de instructie om de ambassadeur aan te spreken met ‘Magnificentia vestra’ en de Zweedse resident te Zürich met ‘Nobilis et spectabilis domine’.
    2 - Geheel Jutland was in handen van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson gevallen; zie no. 6729. In het hertogdom Holstein vormden de Deense garnizoenssteden Krempe en Glückstadt de laatste obstakels voor een volledige controle over het scheepvaartverkeer in de monding van de Elbe.
    3 - Schuiten en boten werden gevorderd voor de oversteek over de Kleine Belt naar het eiland Funen; zie nos. 6711 en 6728.
    4 - Veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn leidde de campagne tegen de Denen in de gewesten Halland, Skåne (Schonen) en Blekinge. Op 17/27 februari viel Helsingborg in Zweedse handen (Kong Christian den Fjerdes egenhændige breve V (1641-1644), p. 457).
    5 - De Zweden dachten aan het onderhouden van een postverbinding tussen het noorden van Jutland (het gebied van Vendsyssel) en Göteborg.
    6 - Het schrijven van de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna aan de evangelische rijksstanden dateert van 15/25 februari 1644 (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 169-170, p. 179-180 en p. 185-187).
    7 - De bijlage is overgeleverd; zie hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 19, no. 4 (onder de datum 17/27 februari 1644).
    8 - Zie zijn brief aan de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien dd. 27 februari/8 maart 1644 (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 182-185). Pas op 11/21 maart kreeg de Zweedse gevolmachtigde de verzekering dat de Franse delegatie binnenkort haar opwachting in Munster zou maken.
    9 - Zijn overkomst van Minden naar Osnabrück viel op 26-27 maart/5-6 april 1644.