eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6897. 1644 juni 6. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime domine legate, domine observandissime,

    Quiescentibus fere in utraque continenti exercitibus nostris navali proelio decertant circa urbem Ripam2 13 naves hic comparatae cum novem optimis regis Daniae navibus. Visa est initio pugna admodum anceps; tandem tamen cedere coactae sunt maximae et munitissimae Danicae naves, nostrates vero Listerdiepam, ubi portus circa urbem Ripam totius Juthiae commodissimus est. Si tali occasione usae fuerint iunctae invicem omnes, de mari insulis prope actum foret.3 Caesareanorum conatus omni ope im-

    463

    pedire et divertere studet Koningsmarchius.4 De Muscovita et Polono omnia amica nuntiantur, quamvis multum laborent Dani, ut commentis suis de irrupturis nostris in Poloniam gentem illam irritare laborent.5

    Postquam imperatoris legati plenipotentias tradere noluerunt, pacis negotium quiescit.6 Sueciae autem et Galliae regum legati in medio loco conveniant, quamprimum habitacula fuerint parata.7

    Princeps Auriacus nunc multum festinat et aliquot mille militum - vulgo wartgelders - colligit.8 Flandriam enim cum Gallis infestaturum putant.9 An opprimatur Duynkarka, eventus dabit. Legatorum mandata necdum elaborata sunt, cum iterum de iisdem consulatur princeps.10

    Quia variis et multis hic saepius occupor negotiolis et a rectoribus Sueciae, dominis meis clementissimis, mihi impositum est qualibet hebdomade ad exercitus et legatos Germaniae scribere,11 cogor nonnunquam scribere ad illustrissimam Excellentiam vestram Gallice vel Germanice,12 cum alias ex debito officiolo meo satisfacere nequeam, si semper Latinas scribam epistolas, maiori studio, difficultate et tempore elaborandas.

    Groningia mihi nuntiavit quidam per literas pro certo in illa urbe13 haberi illustris-

    464

    simam Excellentiam vestram catholicae-romanae fidei nuper unice se dedisse, quod propter debitam illustrissimae Excellentiae vestrae fidem et observantiam silere non possum.

    Deus illustrissimam Excellentiam vestram multos et felicissimos annos perpetuaque gaudia clementer largiatur, illustrissime et excellentissime domine,

    illustrissimae Excellentiae vestrae obsequiosus servitor,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 6 Iunii 1644.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 19A). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6882, vermoedelijk beantw. d. no. 6918.
    2 - Voor de kust van Ribe, in het ‘Diep van List’ (Listerdyb), stootten dertien schepen van de hulpvloot van Louis de Geer op negen zware Deense oorlogsbodems. Op 16/26 mei gaf de Zweedse Zeeuw Maerten Thijssen het sein tot de aanval. Zijn vloot was niet bestand tegen de vuurkracht van de Denen (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 90-91 en p. 299-307, en ‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 265-272).
    3 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson hield voor de oostkust van Jutland nog steeds een vloot van schuiten en boten bijeen voor een landing op de eilanden Funen en Seeland. Het sein tot de aanval zou gegeven worden bij aankomst van de hulpvloot van Louis de Geer in de Deense wateren. Na het treffen in het ‘Diep van List’ stelde de veldmaarschalk zich persoonlijk op de hoogte van de geleden schade (Kernkamp, o.c., p. 303-304).
    4 - De Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, moest voorkomen dat het leger van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen aansluiting kreeg met het expeditieleger dat onder bevel van Matthias, graaf Gallas, langs de Elbe naar het noorden zou oprukken.
    5 - In april mochten twee hofmeesters uit het gevolg van graaf Valdemar Christian van Sleeswijk-Holstein naar Denemarken terugkeren. Tijdens een oponthoud in Warschau brachten zij verslag uit van het nieuws dat zij in Moskou hadden opgevangen. Volgens hen had tsaar Michael Fedorovitsj zich van de koning van Denemarken afgewend; zelfs zou hij desgewenst bereid zijn de Zweden te steunen in een campagne tegen koning Wladislas IV van Polen (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 176-177).
    6 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane hielden hun volmachten nog onder zich. Alleen na ontvangst van nieuwe instructies uit Wenen waren zij bereid om met de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius een regeling te treffen voor de ceremonie van de uitwisseling van de volmachten op een neutrale plaats in Osnabrück.
    7 - In Harkotten zouden de Zweedse en Franse gevolmachtigden elkaar op 28 mei/7 juni ontmoeten. In verband met een plotseling opgekomen ziekte van de graaf van Avaux moest de bijeenkomst uitgesteld worden (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 224 en p. 228).
    8 - Eind mei hadden de Staten van Holland ingestemd met de lichting van 4000 waardgelders voor de duur van twee maanden (Res. SH, dd. 13 en 25-26 mei).
    9 - Het Staatse leger scheepte zich op 3 juni in om naar Zeeuws-Vlaanderen te vertrekken. Bij aankomst in de Dordtse Kil kwam een afgezant van de hertog van Orléans aan boord van het schip van de prins. Hij bracht verslag uit van de toestand in Bourbourg en Gravelines (Briefw. C. Huygens III, p. 487).
    10 - Frederik Hendrik zag erop toe dat de instructies die de Staten-Generaal opstelden voor hun vredesmissies naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina, geen bepalingen zouden bevatten die tegen zijn gevoelens van onpartijdigheid indruisten (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 65-69).
    11 - Harald Appelboom was op 1 oktober 1642 aangesteld tot Zweeds correspondent in Amsterdam. Iedere week voorzag hij rijkskanselier Axel Oxenstierna en de Zweedse gevolmachtigden in Osnabrück van het laatste nieuws in de Republiek; vgl. Schutte, Repertorium II, p. 492-494; Een rondgang langs Zweedse archieven, p. 113, p. 157 en p. 162, en S. Tommos, The Diplomatica Collection in the Swedish National Archives, p. 105.
    12 - Op 18 april 1644 schreef Harald Appelboom zijn eerste Franse brief aan Grotius; zie no. 6818.
    13 - Aan de academie van Groningen doceerde de strenge calvinist Samuel Desmarets (Maresius) (1599-1673), fel bestrijder van Grotius' Commentatio de Antichristo (BG no. 1100) en Appendix de Antichristo (BG nos. 1128-1129). Zijn verdachtmakingen zijn terug te vinden in het lijvige boekwerk Concordia discors et Antichristus revelatus; id est ill. viri Hugonis Grotii apologia pro papa et papismo, Amsterdam 1642 (BG no. 1130 en BsG no. 318).