eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6918. 1644 juni 18. Aan H. Appelboom.1

    Clarissime domine,

    Cum iam naves apud Batavos conductae et ex Suedia eductae convenire inter se po[s]sint,2 spes est3 non tantum Gothoburgum brevi fore extra metum,4 sed et apparitu-

    505

    rum cui mare et cum mari insulae cedere debeant.5 Nihil iniqui in eo erit, si res ad originem suam redeat. Nam ex Suedia ortos Danos,6 etiam Daniae reges olim fassi sunt.7

    Dominum Flemingium gaudeo me hic vidisse.8 Dignus est qui aliquando patri succedat in provinciam Neptuniam.9

    De Jemptia,10 domino Coningsmarchio,11 domino Wittenbergio12 nuntios exspectabimus, qui nos ad futuri iudicationem instruant. Caesarianos legatos puto in mora colloquiorum non fore, nam quod afferunt de Dano ad pacificatoris officium adsumto,13 facile sanabitur totum in se recipientibus Venetis14 quod ex dimidio iam ipsis concessum erat. De Rakoczio dubia est fama, nam Turcas, qui non imperio publico sed sponte ad eum venerant, aiunt quidam ab eo discessisse.15 Magnificum Suediae est, quod eius milites tuta praestent aliorum regum legatis itinera.16 De principe Arausionensi quod dicit

    506

    Claritas vestra,17 id multis indiciis verum credo. Gravelinga18 post damna Gallorum non magna vallo ambitur, quod perfectum erit, ut spes est, intra dies quindecim aut circiter. Dux Anguianus apud Virodunum est, ut exercitum augeat quem opponat Beckio. Marescallus vicecomes Turenae apud Brisacum Rhenum transit, ut subveniat Friburgo. Marescallus Odincurtius cladem resarcit. Inter Gallos et Hispanos in Italia nihildum agitur. Pax inter Romam et vicinos manet. Regina regens Ruellae est in Esguilloniae domo.

    Deus, clarissime domine, Claritatem vestram sospitet,

    Claritati vestrae studiosissimus,
    H. Grotius.

    XVIII Iunii 1644, Lutetiae.

    Adres: A monsieur/monsieur Appelboom, Suedois, à Amsterdam. Port.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): D. Appelboom.

    Notes



    1 - Hs. Dresden, Sächs. Landesbibl., C 61 A, 47. Eigenh. oorspr., met de dagtekening ‘XVIII Iunii 1644, Lutetiae’. Gedrukt Epist., p. 727 no. 1668 (met de datering op 11 juni 1644). Afschrift aanwezig te Stockholm, KB, hs. Engestr. C IV, 1, 35. Antw. op nos. 6884 en 6897, beantw. d. no. 6934.
    2 - Grotius lijkt hier te reageren op het nieuws dat Harald Appelboom hem in de laatste week van mei toezond (no. 6884). Zijn antwoord had hij mee kunnen geven met de koerier die op 11 juni naar de Republiek vertrok. Om onbekende redenen wachtte hij een week met de verzending.
    3 - Op 11 juni had Grotius nog goede hoop op een spoedige vereniging van de hulpvloot van Louis de Geer met de Zweedse land- en zeemacht. Een week later vernam hij van dezelfde Harald Appelboom dat de Zweedse Hollanders voor de kust van Ribe, in het ‘Diep van List’ (Listerdyb), op negen zware Deense oorlogsbodems waren gestoten.
    4 - De vloot van koning Christiaan IV van Denemarken had tot nu toe alle Zweedse pogingen om tussen Jutland en Göteborg een verbinding aan te leggen verijdeld.
    5 - Na het treffen in het ‘Diep van List’ moest de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson zijn krijgsplannen voor een landing op de eilanden Funen en Seeland volledig herzien.
    6 - Op verzoek van de Zweedse resident in Munster Schering Rosenhane was Grotius nader ingegaan op het onderzoek dat hij had verricht naar de oorsprong van de Goten en de Juten; zie no. 6902, en de ‘prolegomena’ (p. 9-10) op zijn Historia Gotthorum, Vandalorum et Langobardorum, Amsterdam 1655 (BG no. 735).
    7 - Bijvoorbeeld: koning Sven Estridson (ca. 1020-1074); zie Adamus Bremensis Gesta Hammaburgensis ecclesiae pontificum, liber I, in Quellen des 9. und 11. Jahrhunderts zur Geschichte der Hamburgischen Kirche und des Reiches, Berlijn 1961, p. 218.
    8 - Een Hollands schip - vermoedelijk een schip uit de hulpvloot van Louis de Geer - was in mei dwars door de Deense linies heen naar de haven van Göteborg gezeild. Aan boord bevond zich de ‘tourist’ Herman Fleming, zoon van de Zweedse admiraal Klas Fleming.
    9 - Herman Fleming (1619-1673) had in het gezelschap van de Zweedse koopmanszoon Erik von der Linde een studie gemaakt van de praktijk van de zeevaart in Holland. Zijn reis sloot hij af met een bezoek aan Grotius in Parijs. Na zijn vermetele thuisreis trad hij in dienst van de Admiraliteit te Stockholm. In 1645 was hij al opgeklommen tot vice-admiraal; zie nos. 6425 en 6509 (dl. XIV), en SBL XVI, p. 147-152.
    10 - De kolonels Johan Gabrielsson Oxenstierna en Henrik Klasson Fleming hadden in Jämtland maatregelen genomen tegen een invasie door het leger van Hannibal Sehested, Deens gouverneur van Noorwegen.
    11 - De Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, moest voorkomen dat het leger van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen aansluiting kreeg met het expeditieleger dat onder bevel van Matthias, graaf Gallas, langs de Elbe naar het noorden zou oprukken.
    12 - In het hertogdom Holstein bracht generaal-majoor Arved Wittenberg von Debern de Zweedse garnizoenen in staat van verdediging.
    13 - In Osnabrück hielden de keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane hun volmachten nog onder zich. Een uitwisseling zonder de aanwezigheid van een Deense ‘onpartijdige derde’ durfden zij niet op zich te nemen.
    14 - Zie nos. 6824 en 6852. De Venetiaanse bemiddeling ging terug op een aanbod uit 1637 (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 87-90, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 208-211 en p. 216-218).
    15 - De Zevenburgse vorst György I Rákóczi had in het begin van zijn strijd tegen de keizer kunnen rekenen op de sympathie van Mousa, pasja van Boeda (Ofen). Toen het tij keerde, nam de pasja een afwachtende houding aan (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 64-65).
    16 - De keizerlijke gevolmachtigde Johann Weichard, graaf van Auersperg, had de Franse vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek, geen vrijgeleide willen geven voor de voortzetting van diens reis naar Denemarken en Zweden. Een Zweeds escorte onder bevel van kolonel Wolf Heinrich van Isenburg verschafte de Fransman een geleide van Osnabrück naar Minden (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 421, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 220).
    17 - Zelfs in het Staatse legerkamp te Assenede gaf Frederik Hendrik blijk van zijn bekommernis over het lot van koning Christiaan IV van Denemarken. Met ferme hand stuurde hij aan op een ‘onpartijdige’ opstelling van de Staten-Generaal in het Zweeds-Deense conflict (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 66-69).
    18 - Onderstaande berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven dd. 11 (en 18) juni 1644.