eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6852. 1644 mei 7. Aan J. Oxenstierna en J.A. Salvius.1

    Postscriptum in de hand van Grotius: Accepi literas illustrissimi et excellentissimi domini legati baronis Oxenstiernae, datas XXVIII Martii, pro quibus Excellentiae ipsius summas ago gratias. Venetos quod attinet,2 memini magnum dominum cancellarium ad me scribere, placere reginae nostrae oblatam ab ipsis ad pacificandum operam, sed instrumentum de ea re publicum nunquam vidi. Credo si quid fuit datum, fuisse Gallico tunc in Suedia residenti,3 qui id negotium acriter urgebat.4 Ego vero difficultatem proposueram, quia Veneti reginam nostram nominabant serenissimam, non serenissimam ac potentissimam.5

    In dorso staat in een onbekende hand: Praesent. Osnab., 8 Maii anno 1644.

    Notes



    1 - Hs. Stockholm, RA, E 951, coll. J.A. Oxenstierna ser. B II. Eigenh. ondertek. Met uitzondering van het postscriptum is deze brief aan de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius gelijk aan de nieuwsbrief die Grotius op dezelfde dag aan kanselier Axel Oxenstierna schreef (no. 6851). De tekst is ook bekend van copieën aanwezig te Hamburg, Staats- und Universitätsbibl., Sup. ep. Uffenbachii et Wolfiorum, 42, 100 en 4o 38, 43; te Hannover, Niedersächs. Landesbibl., ms. XII, 746, f. 84; te Kopenhagen, KB, coll. Thott, 504, 2o, p. 233; en te Linköping, Stifts- och Landsbibl., Br. 23, 58. Antw. op een ontbrekende brief van 28 maart/7 april.
    2 - Zie het schrijven van secretaris Georg Keller, dd. 21 april 1644 (no. 6824), waarin deze op verzoek van de Zweedse gevolmachtigden te Osnabrück aan Grotius de vraag stelde of in diens archief toevallig nog afschriften te vinden waren van het Venetiaanse bemiddelingsaanbod van 21 maart 1637 en het antwoord daarop van koningin Christina, dd. 30 december 1637/9 januari 1638. Klaarblijkelijk nam Grotius niet de moeite om te zoeken. Achteraf blijkt dat de Zweedse ambassadeur wel degelijk in het bezit was gesteld van het antwoord.
    3 - Claude de Salles, baron van Rorté, thans Frans resident te Osnabrück, had destijds het Venetiaanse bemiddelingsaanbod aan de rijksraden in Stockholm medegedeeld.
    4 - ‘Urgebat’ verbeterd uit ‘urgebam’.
    5 - Inmiddels hadden klerken op de kanselarij te Stockholm het dossier gevonden. Ook zij hadden de omissie in de titulatuur ontdekt, en wel naar aanleiding van Grotius' brieven aan kanselier Axel Oxenstierna, dd. 14/24 juli 1637 (no. 3177 (dl. VIII)), 4/14 augustus 1638 en 11/21 augustus 1638 (nos. 3726 en 3740 (dl. IX)); zie Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 208-211.