Mijnheere,
Den heere generael Torstenson bevind sich noch tot Hadersleven. Sijn volck hebben de schanse ende het stedeken Brunsbuttel2 bemachtigt ende sijn sterck in Ditmarschen geruckt. Het continueert dat den coning van Dennemarcken het blockhuys, 'twelck hij bij de haven van Gottenburg hadde opgericht, heeft laeten in brant steecken, ende dat eenige gesonckene schepen in de haven door den herden stroom, die daer gaet, sijn verdreven, soodat daer niets verricht en is.3 Den coning bevind sich in Noorwegen ende heeft daer de schepen die met de Sweedsche vlote in de Noordzee, gelijck voordesen geaviseert, hebben slaegs geweest, laeten repareren.4 Wt Coppenhagen werd geschreven dat aldaer een vergaederinge soude sijn van de edelen en stenden van dat eilant Zeelant5 om te delibereren tot middelen voor de onderhoudinge van den crijgh. Dat de ingesetenen boven haer vermogen alrede met schattingen beswaert waaren ende alle ambachtslieden stilstonden. Dat Hanibal Zeestede, stadhouder in Noorwegen, die men seide veel dusenden sterck te wesen, geen vierduisent man bij sich en hadde, ende sulcx noch qualijck gewapent. Dat in Noorwegen grooten hongersnoot was, omdat wt Judlant nae gewoonte nu geen toevoer van granen derrewaerts conde werden gedaen ende in Zeelant oock groote duirte begonde te ontstaen ofte te bevresen was, omdat wt Schoonen niet en was comende ende soo een menichte van gevlucht volck en soldaten in dat clein lant gespeist moeste werden. In Schoonen soude den veltmarschalck Horn het slot Laholm noch beschieten.6 Van de conincklijcke Sweedsche vlote in de Oostzee en hebben wij gans geene naerichtinge.7 Monsieur de La Tullerye is van Hamburg vertrocken
513
nae den general Torstenson om vandaer dan nae den coning te gaen.8 General-major Coningsmarck treckt heen en weder wt de cleine steden alle sijn volck te samen ende comt nae beneden. Of hij sich met de Hessische sal conjungeren, of den Gallas, die met eenig keysers-volck mede afcomt, bejegenen, sal den tijt geven.9Het sleept sich noch met deses staats ambassadeurs nae Sweden en Dennemarcken, also sich meer ende meer difficultijten vertoonen.10 Den resident Cracau heeft herrewaerts geschreven dat sich Dennemarcken laet verluiden niet te willen lijden, daer coome van wat will, dat soo een groote vloote van desen staat in de Sond coome te leggen.11 Men is oock seer verlegen wegen het geven van den toll, also men bevreest, bijaldien men nu aen Dennemarcken dien comt te geven, dat Sweden ofte sulcx niet en sal lijden, ofte van gelijcken sal willen toll hebben.12 De provintie van Hollant is vandage hierop vergaedert om iet finalicx te concluderen.13
Men heeft lang voordesen voorgehad negen compagniën soldaten te licentiëren om de andere richtiger te connen betaelen, doch heeft den prince sulcx teruggegedreven.14 Maer naedien hij te velde is gegaen, heeft hij die 9 compagniën afgedanckt ten dienste van den grave van Embden, die deselve aengenomen heeft, 'twelck de vrouwe landgravinne van Hessen sal doen omsien.15
Ick blijve, mijnheere,
u. Excellentie dienstwilligste.
Den 20 Juny 1644.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 28 Iunii.