eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6933. 1644 juni 25. Van S. Rosenhane.1

    Illustrissime domine,

    Ob prius memoratas causas pacis tractatus adhuc suspenditur, et iam palam caesarei Danicam litem morae causam obtendunt et compositionem eius Osnabrugae tentandam impensius flagitant quam id expetere videantur ipsi Dani.2 Interim congressus lega-

    528

    torum Sueciae et Galliae, aliquoties tentatus,3 hactenus impeditus fuit ob valetudinem domini Davausii et nuper ob excursionem Bremensium et Danorum intutum reddentium iter legatorum nostrorum.4 Tentarunt Galli praerogativas sibi quasdam in hoc congressu praeripere, ac ideo propiorem sibi locum primo eligerunt, quod noluere nostri. Diversa deinceps loca parum distantia nostri proposuerunt, ubi alternatim se inviserent legati, sorte missa quis prius inciperet, quod rursus illis non placebat. Tandem de Harcotten, loco Osnabrugae paulum propiore, ubi nobiles duo in una area, diversis tamen contignationibus habitant, convenerunt,5 ut qui illuc primum appulerint more legatorum serius venientes primi salutarent. Et de hisce minutissimis diu satis concertarunt: sicut enim Davausius suae dignitatis multus aestimator est, ita certe dominus Oxenstiernius sui quoque respectus adeo tenax, ut ne in minimis quidem cedere cogitet.6 Cum ipsi deinceps convenerint, quid actum erit Excellentiae vestrae prolixius indicabo.

    Ex Suecia multo tempore nihil habuimus, quia ab archiepiscopo Bremensi aliquoties interceptae sunt literae nostrae.7 Classis tamen nostra in mari.8 Danus obsidionem Gothenburgensem relinquens,9 Hollandicam classem sine successu adortus, Haffniam rediit.10 Campimareschallus adhuc Jutiam tenet11 ibique fortassis cum adventantibus

    529

    caesarianis,12 itinere longo et difficili debilitatis, potius certaturus quam ut illos procul cum suorum incommodo alibi quaerat.

    Literae Excellentiae vestrae mihi fuerunt gratissimae, quibus de variis novis et de origine inprimis Danorum singulariter sum edoctus.13 Conabor Excellentiae vestrae porro inservire in quibuscunque potero, prout sum et esse cupio,

    Excellentiae vestrae paratissimus servitor,
    Schering Rosenhane.

    Monasterii, die 15/25 Iunii 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 5 Iulii.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 17, 14. Eigenh. ondertek. Antw. op no. 6902, beantw. d. no. 6947.
    2 - Zowel in Osnabrück als in Munster was er een discussie opgelaaid over de noodzaak van de aanwezigheid van een Deense delegatie op de vredesconferentie. Geïrriteerd door de weigering van de keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane om hun volmachten te tonen, maakten de Zweden aanstalten voor hun vertrek (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 281).
    3 - Aanvankelijk zouden de Franse en Zweedse gevolmachtigden ter vredesconferentie elkaar op 28 mei/7 juni te Harkotten ontmoeten. Op 6 juni had Abel Servien zijn Zweedse collega's moeten mededelen dat Claude de Mesmes, graaf van Avaux, het bed moest houden. De bijeenkomst werd voor onbepaalde tijd uitgesteld.
    4 - Niet lang daarna was de datum voor een ontmoeting op woensdag 12/22 juni bepaald. Maar nu waren het de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius die de afspraak niet konden nakomen: van verschillende zijden hadden zij vernomen dat soldaten van aartsbisschop Frederik van Bremen, generaal van het Deense leger, hen in een hinderlaag wilden lokken (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 255-256, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 290-291).
    5 - De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien hadden voor zich het fraaiste huis in Harkotten gereserveerd, aan de rechterkant van de weg van Munster naar Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 208, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 223).
    6 - De Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna weigerde de Fransen op het punt van de ‘eerste visite’ tegemoet te komen. Eind juni liet hij zijn collega Johan Adler Salvius alleen naar Munster afreizen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 256-259).
    7 - Soldaten van aartsbisschop Frederik van Bremen, generaal van het Deense leger, maakten de postroutes van Hamburg naar Osnabrück onveilig. Voor alle zekerheid lieten de Zweden een onderzoek instellen naar de frequentie van de koeriersdiensten tussen Munster en Amsterdam (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 250 en p. 254).
    8 - De Zweedse admiraal Klas Fleming had de haven van Dalarö verlaten. Met een vloot van ongeveer 48 schepen zette hij koers naar de Sont (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 92).
    9 - Het was koning Christiaan IV en de Noorse gouverneur Hannibal Sehested niet gelukt om de toegang tot de haven van Göteborg volledig af te sluiten.
    10 - Nadat zijn oorlogsbodems de hulpvloot van Louis de Geer in het ‘Diep van List’ (16/26 mei) uiteen hadden gedreven, was koning Christiaan IV naar Noorwegen gezeild. Veertien dagen na de tweede slag (25 mei/4 juni) voegde hij zich weer bij zijn oorlogsvloot. Op 21 juni/1 juli keerde de vorst naar Kopenhagen terug (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 91-92 en p. 306).
    11 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson hield zijn hoofdmacht in het hertogdom Holstein bijeen.
    12 - De Zweedse generaal-majoors Hans Christoph, graaf van Königsmarck en Robert Douglas zouden aan de Elbe en Weser een front vormen tegen het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, en veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen.
    13 - Op verzoek van de Zweedse resident in Munster had Grotius verslag gedaan van zijn onderzoek naar de oorsprong van de Goten en de Juten; zie nos. 6867 en 6902.