eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6973. 1644 juli 23. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Alle redenen doen ons hoopen dat Grevelinge haest Fransch zal zijn. Want hoewel die van binnen voet voor voet wel disputeren, oock eenige binnen-retrenchementen in de stadt hebben gemaect, zoo is de zaecke zooverre gecomen dat de halve maen is inge-

    599

    nomen ende eenige van de Spaensche in de vlucht verdroncken, ende dat de bastions van de stadt sterck beschoten ende meteene ondermijnt werden.2 Men zegt binnen de stadt gebreck is van loot ende van medicamenten. 't Leger en werdt oock niet geattaqueert, ter contraire schijnt een deel van de Spaensche die bij Borborg waeren, getrocken nae Henegouwen, alwaer den hertogh van Elboeuf eenige inval heeft gedaen.3 Den hertogh van Anguien werdt stercker ende [is] niet verre van Sedan.4 Veele van de Fransoisen die in Lotharingen waeren, werden hem bijgevoucht, laetende Nanzy bezet. Men zendt hem geschut uit Verdun.5 Beck vreest dat nae het nemen van Gravelingen Lutsenburg bij de Fransoisen,6 Limburg bij de Hollanders zal werden aengetast. Den marescal de Turaine wacht noch eenige volck,7 ende misschien de Ludicksche. Heeft ontfangen een regiment van driehondertvijftich man onder Ferté.8 Men meent Friburg twee maenden zal connen harden,9 ende geene groote apparentie is van ontzet dewijle 't Beiersche leger wel is geretrencheert; schermutsingen vallen daer dagelijcx. Den gouverneur van Hohentwiel werdt gezegt te wachten aggreatie van den keizer ende den hertogh van Beieren.10 Met den hertogh van Lotteringen werdt noch gehandelt. Tot neutraliteit zoude hij wel verstaen, oock tot demantelering van La Motte ende Clermont.11 Maer de

    600

    Fransoisen [willen] dat hij zijn leger ende de plaetsen daer hij volck heeft als Worms, Spier, Germesheim, Lindau, Weisenburg,12 geve in haere handen ende beloven hem tweehondertduizent gulden nu gereedt; waertegen Beck tweehondertduizent croonen die in Lutsenburg voor denzelven hertogh gereed waeren, heeft doen ophouden, 'tzij in ernst, 'tzij om de farce te helpen speelen.

    Prince Thomas vanwegen de hitte grijpt niet groots aen en eenige zeggen dat hij Ponzone13 ende Fonteian becomen heeft ende belegert Arona op de Lac Maioor.14 De vrede tusschen de Barbaryns ende haere wederpartije blijft ende omdat d'een den ander in de executie niet en zoude bedriegen, zijn ostagers van wederzijde gestelt in de macht van den coning van Vrancrijck tot Casal.15 Den marescal de La Motte-Odincourt heeft nu zijn verstercking zoo van de heer van Villeroi als van anderen ontfangen.16 Men zal zien wat hij zal connen doen tegen het Castillaensche leger, 'twelck alsnoch geëstimeert werdt op twintichduizent man.

    Tot Francfort verwachten de gedeputeerde de last van haere principalen nopende 't vertooch van den keizer op den Franschen brief.17 Eenige zullen aen de ambassadeurs van Vrancrijck antwoorden, het meerderdeel niet. Mevrouw de landgravin verzoect copie van 'tgunt den landgraef van Darmstad aldaer heeft ingegeven,18 pretenderende dat het Marburgsche verschil niet en moet comen in de Munstersche ofte Osnabruggische handeling. Den keizerlijcke gezant die daer is19 zegt dat men in zes maenden niet en sal ten einde zijn te Munster ende Osnabrug op de preliminaria. D'heer Langerman, Deen-

    601

    sche gezant door Duitschlant20 treckende nae Hollant,21 heeft zich laeten verluiden niet vremd te vinden dat de Deensche questie bijzonderlijck ende niet in de gemeene tractaten werdt gehandelt. Te Wenen werdt gelooft dat Gallas heeft achtienduizent,22 dat Rakoczy noch is in goede ordre ende dat het keizerlijcke leger in Hongeren is vol ziecten door de hitte.23

    Van de zaecke van Engelant zal men misschien in Hollant naerder onderrichtinge hebben zoo door de ambassadeurs24 als door de coopluiden. Zooveel wij hier verstaen is daer het werck noch apparent te duiren ende beide de partije starck. Prince Robbert was gegaen om Jorck,25 'twelck op 't uiterste [was] ende schijn gemaect had van te parlementeren, te ontzetten, hebbende bij zich vijftienduizent man halff te paerd, halff te voet ende 't voetvolck zoeckende te verstercken. Lesle met Farfax dit ziende waeren opgebroocken uit de naeste retrenchementen, aen de stadt laetende eenige forten bezet, met mening om met zesduizent te voet ende zooveel noch te paerd ende vier nieuwe regimenten die daerbij gecomen den prince Robert tegen te gaen. Jan Meldrun,26 comende van Manchester met achtduizent man, meende van achteren prins Robert te genaecken om hem alzoo tusschen twee legers te besluiten. Middelton27 was ten dienste van het parlement in Lancaster met tienduizent man ofte meer, twaelffduizent Schotten nieus

    602

    gecomen onder Calander in Newcastel.28 Veele meenen de coninclijcken zoecken tijd te winnen tot de winter. Den coning in persone was bij Bambery29 ende niet verre vandaer Waller, waeruit dagelijcxsche schermutsinge ontstonden ende waeren zes stucken geschuts becomen bij die van 's conincx zijde. Braun quam met zesduizent man Waller te hulpe ende vier regimenten, gezonden bij den grave van Essex;30 denwelcke grave in persone was niet verre van Lime, ende had bij zich gecregen zevenduizent man uit Devon. Ruiters had hij niet meer als tweeduizent, prins Mauris daertegen tweeduizentvijfhondert, waeromme Essex zwaericheit vond in het belegeren van Excester.31 De coninginne van Engellant, zijnde alsnoch te Excester, had van den grave van Essex verzocht sauveguarde om te gaen nae 't bad tot Bristol om haer gezondheits wille.32 Den grave van Essex hadde daerop geantwoord dat geen gezonder lucht en was voor haere Majesteit als die van Londen, waerhene hij haer zeer gaeren zoude geleiden zoo het haer geliefde. De Warwycksche schepen33 hadden becomen een schip geladen met wapenen voor drieduizent man gaende nae Excester. In Schotlant waeren zeven personen onthooft, eenige gehangen die een partij hadden willen maecken voor den coning.34

    Den hertogh van Bouillon zal gage hebben van den paus, heeft daer den tytel van Altesse als souverain.35 Den viceroy van Naples raept eenigh volck bijeen.36

    't Parlement hier te Parijs heeft eenigh accommodement beraempt over de questie tusschen de camers aengaende het delibereren over publycke zaecken,37 te weten dat al-

    603

    le camers zullen t'zamen geroepen werden wanneer men bezigh [is] met edicten te verificeren, maer over andere publycke als nu tusschen de Sorbonne ende de jesuïten zoude het staen aen de dispositie van de groote camer de andere te ontbieden ofte niet. D'heer Schomberg is bij 'tzelve parlement ontfangen als lieutenant-gouverneur van Languedocq ende gouverneur van Metz, Toul ende Verdun;38 Bressé als surintendent van de navigatie,39 den tytel van admirael blijvende gesupprimeert.

    Van de slagh tusschen de Castillanen ende de Portugezen in Estremadura werden contrarie tijdingen niet alleen geschreven maer oock gedruckt.40 De tijdingen die hier loop hebben zeggen boven 'tgunt hiervoren is gezegt dat tot Buda een Turcksche ambassadeur is om te gaen nae Wenen.41 Dat de Portugezen op de frontiere van Bera42 genomen hebben Sarza ende Gumaldo. Dat twee millioenen uit Spaignie zijn gecomen te Genua, te[n] deele op des conincx van Spagnie reeckening, ten deele voor particulieren. Dat van Naples ende Genua over zee waeren gecomen vierduizent soldaten voor het Spaensche leger in Catelagne ende voor het Fransche aldaer mede over zee vier regimenten.43

    23 Iulii 1644.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 23 July 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 37h. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6972. Beginnend bij ‘Den hertogh van Anguien’, copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 5 augustus 1644).
    2 - De maarschalken Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, ‘grand maître de l'artillerie’, en Jean, graaf van Gassion, waren begonnen met het ondermijnen van de vestingmuren van Gravelines (Gazette 1644, no. 87, dd. 23 juli 1644). Een Portugees die de stad was ontvlucht, vertelde dat het Spaanse garnizoen de moed had verloren.
    3 - Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, gouverneur van Picardië, moest bedacht zijn op een verrassingsaanval van de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini. In Parijs vreesde men voor een aanslag op Doullens (Lettres Mazarin I, p. 789-790).
    4 - Het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, versterkt met de Luikse lichtingen van de Franse troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin), betrok ten noorden van Mouzon de uitkijkpost Amblimont (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 296).
    5 - In Parijs werden de voor- en nadelen afgewogen van een veldtocht van de hertog van Enghien in de richting van Trier (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 297-299).
    6 - De Luxemburgse gouverneur Johan van Beck waarschuwde de gouverneur van de Zuidelijke Nederlanden, maar de storm dreef over. Het gevaar verplaatste zich naar Freiburg im Breisgau en Sas van Gent.
    7 - De Frans-Weimarse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, hield zich schuil in de buurt van Sélestat. In brieven aan kardinaal Jules Mazarin wees hij op de ongelijke strijd die hij tegen de legermacht van de Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth moest voeren (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 584-588 en 597-600, en Lettres Mazarin II, p. 5-8 en p. 19-20).
    8 - Henri de Saint-Nectaire (Senneterre) († 1681), markies, naderhand hertog van La Ferté, had in de zomer van 1643 de benoeming tot gouverneur van Lotharingen ontvangen (Tallemant des Réaux I, p. 92-93 en p. 784, en Lettres Mazarin I, p. 267).
    9 - Het Zwabisch-Beierse leger nam Freiburg im Breisgau op 28 juli in bezit (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 12, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 146).
    10 - Konrad Widerholdt, gouverneur van de vesting Hohentwiel, droeg dit argument als voorwendsel aan om de Zwabisch-Beiersen op een afstand te houden; vgl. no. 6974. Op 1 juli was hij accoord gegaan met de artikelen die hem door Jacques Le Fèvre de Caumartin, de Franse ambassadeur in Zwitserland, waren voorgelegd (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 33 n. 6: ‘Articles élaborés entre l'ambassadeur de France à Soleure et le colonel Wiederholt, 1er juillet 1644’).
    11 - In de overeenkomst die hertog Karel IV van Lotharingen op 24 juni te Gemünden ten overstaan van de Franse diplomaat Bernard du Plessis-Besançon had getekend, was bepaald dat de hertog zijn bolwerken La Motte (dep. Haute-Marne) en Clermont-en-Argonne zou overdragen aan de Franse kroon (Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 43-44 en p. 170-176). De voldoening over deze overeenkomst duurde maar kort. Weldra leende de hertog weer het oor aan aantrekkelijke voorstellen van het Spaans bewind in de Zuidelijke Nederlanden (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 279-283).
    12 - Voorkomen moest worden dat de veranderlijke hertog van Lotharingen de strategisch belangrijke steden Worms, Spiers, Germersheim, Landau en Wissembourg zou overdragen aan de keizer; vgl. Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 169.
    13 - De Gazette 1644, no. 88, ‘extraordinaire du XXVII juillet 1644’, bevestigde de inname van het kasteel van Ponzone door garnizoenssoldaten van Antoine de Stainville, graaf van Couvonges, Frans-Savoyaards gouverneur van Casale.
    14 - Op 3 juli verscheen prins Tommaso Francesco van Savoye op een wapenschouw van het Frans-Savoyaardse leger in Felizzano (Fonteian?), ten westen van Alessandria (Gazette 1644, no. 87, dd. 23 juli 1644). De hitte (no. 6946) vertraagde de opmars naar het fort van Breme en de voorbereidingen voor een aanval op de stad Arona aan het Lago Maggiore (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106-107).
    15 - Paus Urbanus VIII, de republiek Venetië, groothertog Ferdinando II van Toscane, en Francesco I d'Este, hertog van Modena, waren overeengekomen dat hun hoogste officieren borg zouden staan voor het slechten van de forten die zij in de strijd om het hertogdom van Castro opgeworpen hadden. Begin juli meldden de gijzelaars zich in de Frans-Savoyaardse garnizoensstad Casale (Gazette 1644, no. 89, dd. 30 juli 1644).
    16 - Nog steeds wekte de Gazette 1644, no. 87, dd. 23 juli 1644, de indruk dat de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, de stad Lérida kon redden. De Franse hulptroepen uit het leger van Nicolas de Neufville, markies van Villeroy, kwamen spoedig tot de ontdekking dat de Spanjaarden de stad hadden ingesloten. Op 30 juli aanvaardde de Franse gouverneur De Chaussy (‘le sieur du Saussay’) de capitulatievoorwaarden (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 255-259, en Lettres Mazarin I, p. 720-722).
    17 - Keizer Ferdinand III had zijn ‘Proposition ... wegen der Frantzösischen plenipotentiarien invitation schreiben’ op 31 mei/10 juni laten afkondigen in de ‘Deputationstag’ te Frankfort (Urk. u. Act. I, p. 852-855). Tot eind augustus 1644 bleef het Franse initiatief onderwerp van een heftige discussie in het college van de keurvorsten en de ‘Fürstenrat’.
    18 - Zie no. 6928. Georg II, landgraaf van Hessen-Darmstadt, verdedigde zijn belangen in de Marburger erfkwestie tegen de aanspraken van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel en haar naaste Hessische verwanten (no. 6610 (dl. XIV), en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 380-382).
    19 - De keizerlijke commissarissen te Frankfort, graaf Ernst von Öttingen-Wallerstein (1594-1670) en dr. Johann Christoph Metzger (O. v. Gschließer, Der Reichshofrat, p. 237 en p. 249-250). In opdracht van de keizer hielden zij de ‘Deputationstag’ zo lang mogelijk bijeen.
    20 - De Hamburgse domdeken Lorenz Langermann had in Osnabrück de belangen van koning Christiaan IV op de vredesconferentie verdedigd. Eind juni vroeg hij bij de keizerlijke gevolmachtigden een vrijgeleide naar Munster aan. Als belangrijkste reden gaf hij de verzilvering van een wisselbrief ten behoeve van zijn in Deventer studerende zonen op. Zijn verblijf in Munster maakte de keizerlijken echter achterdochtig: men vermoedde dat hij geheime contacten onderhield met de Fransen en de Zweden (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 497-498, p. 501-504, p. 509 en p. 521, en Diarium Volmar I, p. 156).
    21 - Tijdens zijn rectoraat aan het Deventer Athenaeum mocht Johannes Fredericus Gronovius zijn neven immatriculeren: 19 april 1644, ‘Laurentius Langermannus Hamburgensis’ en ‘Lucas Langermannus Hamburgensis’ (J.C. van Slee, De illustre school te Deventer 1630-1878, p. 207).
    22 - De keizer had in juni navraag gedaan naar de getalsterkte van de regimenten die Matthias, graaf Gallas, tegen de Zweden wilde inzetten. In werkelijkheid beschikten de keizerlijken slechts over 6000 infanteristen en 1500 ruiters (Doc. Boh. VII, p. 112 no. 308 en p. 122 no. 342).
    23 - Het offensief dat de keizerlijken onder bevel van Johann, graaf van Götz(en), tegen de Zevenburgse vorst György I Rákóczi hadden ontketend, was op de onbegaanbare bospaden naar Kośice (Kaschau), Preśov (Eperies) en Tokaj tot stilstand gekomen (Doc. Boh. VII, p. 112 no. 309, p. 115 no. 318, en p. 117 no. 324).
    24 - De wekelijkse depêches van de Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude; vgl. S. Groenveld, Verlopend getij, p. 297-301, en Briefw. C. Huygens IV, p. 6 en p. 10-11.
    25 - Met 20000 man wilde prins Rupert (Robert) van de Palts hulp bieden aan de koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle. Toen de prins op 30 juni/10 juli voor de muren van York verscheen, had het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, reeds de begeerde rugdekking ontvangen van de Parlementslegers van Ferdinando Fairfax en Edward Montague, graaf van Manchester (Briefw. C. Huygens III, p. 502-504, en IV, p. 6 en p. 10). Op 2/12 juli vond bij Marston Moor de beslissende slag plaats. De nederlaag van de koninklijken leidde de capitulatie van de stad op 16/26 juli in (CSP Ven. 1643-1647, p. 111-117 en p. 123).
    26 - Op weg naar York joeg prins Rupert (Robert) van de Palts de parlementsgezinden uit Bolton en Liverpool. Alleen Manchester, het steunpunt van sir John Meldrum († 1645), hield stand (DNB XXXVII, p. 218-219, en CSP Ven. 1643-1647, p. 108 en p. 112).
    27 - Sir Thomas Myddelton (Middleton) (1586-1666) was met instructies van het Parlement naar Cheshire vertrokken. Hij voorkwam de verovering van Oswestry door eenheden van het leger van prins Rupert van de Palts (DNB XXXIX, p. 441-443).
    28 - Een nieuwe lichting Schotten onder bevel van Archibald Campbell, graaf van Argyll, en James Livingstone († 1674), graaf van Callander (Calender), moest meer vaart zetten achter de belegering van Newcastle (CSP Ven. 1643-1647, p. 114 en p. 116, en DNB XXXIII, p. 398-401).
    29 - Koning Karel I had Oxford weer in bezit genomen. Begin juli verliet hij de stad voor een expeditie naar Buckinghamshire. Onderweg, nabij Cropredy Bridge (in de omgeving van Banbury), stootte hij op het leger van zijn achtervolger sir William Waller en diens ‘sergeant major’ (generaal-majoor) Richard Browne (CSP Ven. 1643-1647, p. 112-115, en Briefw. C. Huygens IV, p. 6).
    30 - De versterkingen kwamen uit het graafschap Essex (CSP Ven. 1643-1647, p. 115).
    31 - Nadat Robert Devereux, graaf van Essex, de koninklijken van prins Moritz (Maurits) van de Palts uit de omgeving van Lyme Regis in Dorset had verdreven, trachtte hij Exeter onder het gezag van het Parlement te plaatsen.
    32 - Koningin Henriëtte Maria van Engeland liet haar pasgeboren dochtertje Henriëtte in Exeter achter. Omdat zij niet zeker wist of de graaf van Essex haar bescherming zou aanbieden, zocht zij een goed heenkomen in Pendennis Castle (Cornwall) (Briefw. C. Huygens IV, p. 10, en CSP Ven. 1643-1647, p. 116 en p. 118-119).
    33 - Een schip dat een geschenk van Frederik Hendrik voor de Engelse koningin aan boord had, werd aangehouden door schepen van de vloot van admiraal Robert Rich (1587-1658), graaf van Warwick (CSP Ven. 1643-1647, p. 111). Overigens regende het in de Republiek klachten over aanhoudingen van schepen die op koninklijke havens voeren (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 176-179, en Briefw. C. Huygens III, p. 498 en p. 509, en IV, p. 6 en p. 10-11).
    34 - In Schotland had de graaf van Argyll (supra, n. 28) zich beziggehouden met het breken van het verzet van de koningsgezinden (CSP Ven. 1643-1647, p. 96 en p. 106).
    35 - Kardinaal Francesco Barberini had Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, en zijn gezin bij aankomst in Rome een prinselijk welkom aangeboden (Gazette 1644, no. 84, dd. 16 juli 1644). In Spaanse kring sprak men schande van het eerbetoon aan een hoogheid van calvinistischen huize (V. Siri, Il Mercurio overo Historia de' correnti tempi IV 2, p. 546, en Congar, Sedan et le pays sedanais, p. 343).
    36 - Marcantonio Colonna, hertog van Paliano, hofmaarschalk van Napels, had de Spaanse ambassade in Rome opengesteld voor het recruteren van manschappen voor onderkoning Ramiro Núñez de Guzmán, hertog van Medina de Las Torres (Gazette 1644, no. 93, dd. 6 augustus 1644).
    37 - De ‘maistres des requestes’ van het Parlement van Parijs verlangden betrokken te worden in de beraadslagingen van de ‘Grand'Chambre’; zie no. 6829. In de zaak van de jansenistische theoloog Antoine Arnauld, alsook in de controverse over de klacht die de rector van de Universiteit van Parijs had ingediend tegen de colleges van de jezuïet François Héreau (of Hayreau), hadden zij een stapje terug moeten doen, maar nu het edict van de ‘toisé’ van 27 januari 1644 zoveel verzet van de burgerij opriep, lieten zij hun rechten weer gelden (Mémoires d'Omer Talon I, p. 321-336).
    38 - Charles de Schomberg, hertog van Halluin, gouverneur-generaal van de Languedoc, had aanvankelijk niet willen meewerken aan de overdracht van zijn gouvernement aan Gaston van Orléans. Ter compensatie van het verlies van de Languedoc mocht hij het bewind voeren over de frontsteden Toul, Metz en Verdun (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 147 en p. 157). Op 14 juli schonk de regentesse hem het recht om in zijn oude gouvernement op te treden als plaatsvervanger van de hertog van Orléans (Gazette 1644, no. 84, dd. 16 juli).
    39 - Jean-Armand de Maillé (1619-1646), markies van Brezé, hertog van Fronsac, had in 1643 afstand moeten doen van zijn aanspraken op de titel van ‘amiral de France’ (nos. 6323, 6364 en 6419 (dl. XIV)). Op 16 en 17 juli 1644 mocht hij de eed afleggen voor de waardigheid van ‘grand maistre, chef et surintendant général de la navigation et commerce’ (Gazette 1644, no. 89, dd. 30 juli 1644).
    40 - Op 26 mei had de Portugese generaal Matias de Albuquerque bij de plaats Montijo (ten oosten van Badajoz) in Extremadura een overwinning behaald op eenheden van het leger van Carlo Andrea Caracciolo, markies van Torrecuso, gouverneur van Badajoz (Gazette 1644, no. 80, dd. 9 juli 1644, en no. 82, ‘extraordinaire du XIII juillet 1644’: ‘La grande victoire n'aguéres obtenue par les Portugais sur les Castillans entre Montijo et Badajos en Castille’). Ook in de Republiek sprak men in pamfletten van een overwinning: ‘Relaes ofte Memorie van de Successen der Portegeische Wapenen uytgericht in 't Rijck van Portugal in desen tegenwoordigen Jaere 1644, tot den 26. May incluys’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5093).
    41 - Op 5 juli ving de keizerlijke diplomaat Hermann, graaf van Czernin, in Komárom zijn missie naar Constantinopel aan. In Boeda maakte hij misschien kennis met de ambassadeur die sultan Ibrahim naar het keizerlijke hof wilde sturen (Gazette 1644, no. 86, dd. 23 juli 1644).
    42 - De provincie Beira Baixa. De plaats Zarza La Mayor en een niet geïdentificeerde plaats ‘Gumaldo’ werden gebrandschat (Gazette 1644, no. 87, dd. 23 juli 1644).
    43 - In dezelfde Gazette (supra, n. 42) las Grotius het nieuws over het geldtransport en de aanvoer van verse troepen voor de strijd in Catalonië.