eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    597

    6972. 1644 juli 23. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    In mijne Louvesteinsche gevanckenisse heb ick God belooft mijn best te doen om alle 'tgunt ick in mijne gevanckenisse aen[getekend heb op] 't Nieuwe Testament gemeen te maecken voor de naecomelingen.2 Van deze belofte is een deel volbracht, een deel rest te volbrengen. Dat gedaen zijnde, moet ick noch wat uitgeven om de misduidinge die over eenige van mijne vredeschriften zijn gevallen wech te nemen3 ende dan voorts de zaecke Godt ende den tijd bevelen. 'tGunt uEd. zeit van die verscheidene confessiën is zeer wel gezegt.4 Ick oordeele mede dat de Vereenigde Nederlanden tijd verzuimt hebben in deze occasie van het geschil tusschen Swede ende Denemarcken,5 doch die noch toelage. Zoo uEd. iet zeeckers verstaet van de last van de ambassadeurs, ick zal daer garen deel aen hebben.6 't Belegh van Gravelinge meene ick dat wel zal gaen,7 maer den tijd verloopt voor mijnheer den prins van Orangie,8 waerin hier het beste contentement niet en werd genomen.

    Conde den coning van Engelant tot eene goede paix comen, 't waer te wenschen.9 Anders schijnen zijne zaecken peryckel te loopen. Te Munster ende Osnabrug is het noch verre van werck te beginnen, zulcx ick uit de brieven vandaer verstae.10 Vrancrijck

    598

    ende Swede continueren de stenden van 't Rijck tot de handeling te roepen,11 maeckende myne anderzins van te willen vertrecken. De zaecke van mevrouw de landgravin heb ick hier zeer gerecommandeert.12 De Oostindische Compagnie zal misschien in de Moluccas ende daerontrent haere schade verhaelen;13 maer de spoedige continuatie van 't octroi is noodigh.14 Van de Brandeburgsche intelligentie met Swede heb ick goede opinie ende meene daeruit te voorzien een groote macht van Swede.15

    Monsieur de Cerizantes doet zich noemen ‘conseiller du conseil privé de la reine de Suede’; 't is verre vandaer,16 Ick heb uwe Ed. altemet gebeden ons te comen bezoucken. Mij dunct daertoe nu goede gelegentheit zoude zijn om de zeeckerheit van de passagie.17

    23 Iulii 1644.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 23 July 1644. Cerisantes; doet hem noemen.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 37g. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6973.
    2 - Brandt-Cattenb., Leven II, p. 401, geeft ‘hetgeen ik in mijne gevangenis aan 't Nieuwe Testament heb gearbeid’. In het eerste jaar van zijn Loevesteinse gevangenschap (1619-1620) had de Leidse oriëntalist Thomas Erpenius (1584-1624) hem aangemoedigd tot het opstellen van Annotationes ten behoeve van zijn Tabernaculum Domini Nostri Jesu Christi, een uitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks, Syrisch, Arabisch, Ethiopisch en Armeens, met een Latijnse interpretatie. Door het overlijden van Erpenius kwam er een einde aan dit ambitieuze project. Grotius werkte zelfstandig verder. In oktober 1641 verschenen te Amsterdam zijn Annotationes in libros Evangeliorum (BG no. 1135). De vervolgdelen Annotationum in Novum Testamentum tomus secundus (BG no. 1138) en Annotationum in Novum Testamentum pars tertia ac ultima (BG no. 1141) zouden ter perse gaan na voltooïing van de druk van zijn Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137). Zij werden pas in 1646 en 1650 uitgebracht.
    3 - Zijn Rivetiani Apologetici, pro schismate contra Votum pacis facti, discussio, Irenopolis 1645 (BG no. 1195).
    4 - Nicolaes van Reigersberch sprak lang na over het onderhoud dat hij in de eerste week van juli mocht hebben met Erik Axelsson Oxenstierna, zoon van de Zweedse rijkskanselier; zie nos. 6944 en 6959.
    5 - Het verdrag dat op 1/11 september 1640 tussen Zweden en de Republiek was gesloten, voorzag in een vereniging van wapenen indien één van de verbondenen in de vrije zeevaart op de Oost- en Noordzee belemmerd zou worden. Vooralsnog zochten de Staten-Generaal hun heil in het zenden van vredesmissies naar het noorden.
    6 - De instructies die de Staten-Generaal hadden opgesteld voor hun vredesmissies naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina, dd. 25 juni 1644; zie Aitzema (fo) II, p. 950-954.
    7 - In Parijs wachtte men op het bericht dat het leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans de vesting van Gravelines (Grevelingen) had bedwongen.
    8 - Op 25 juli zette prins Frederik Hendrik de aanval op Sas van Gent in (Briefw. C. Huygens IV, p. 12-14).
    9 - De legers van koning Karel I verloren terrein in het noorden, oosten en het zuidwesten; zie no. 6973.
    10 - Onlangs had Grotius een brief ontvangen van de Zweedse resident te Munster. Hieruit kon hij opmaken dat de Zweedse en Franse gevolmachtigden ‘myne’ (aanstalten) maakten tot een demonstratief vertrek van de vredesconferentie (no. 6954).
    11 - De meeste Duitse vorsten en standen durfden niet in te gaan op de Zweedse en Franse uitnodigingen om vertegenwoordigers naar Munster en Osnabrück te sturen (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 167-169).
    12 - Grotius schaarde zich achter de protesten van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel en haar resident Winand von Polhelm tegen de militaire steun die Frederik Hendrik aan graaf Ulrich II van Oostfriesland had verleend; zie no. 6963.
    13 - Het wapenstilstandsverdrag dat op 12 juni 1641 tussen Portugal en de Republiek was gesloten, werd in de overzeese gebiedsdelen nauwelijks in acht genomen. De laatste tijd richtte de Oostindische Compagnie haar aandacht op de verovering van de kaneellanden op Ceylon (Prestage, The diplomatic relations of Portugal, p. 192).
    14 - Het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie werd in afwachting van een besluit in de discussie over de vereniging van de Oost- en Westindische Compagnieën telkens voor korte perioden verlengd. De onzekere toekomst had de koers van de aandelen op de Amsterdamse beurs doen dalen.
    15 - Er werd druk gespeculeerd over de reis van de Brandenburgse vredesbemiddelaar graaf Werner von der Schulenburg naar Denemarken en Zweden. Zou hij bij aankomst in Stockholm (16/26 juli) de rijksraden herinneren aan het voornemen van keurvorst Friedrich Wilhelm om koningin Christina de hand te vragen (Urk. u. Act. I, p. 598-604, en XXIII-1, p. 63-65)? Zie ook no. 6664.
    16 - De speciale Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes bezat de waardigheid van hofraad (‘consiliarius aulicus’); vgl. no. 6696. Toen de ‘raadsheer’ van koningin Christina op 27 juni aan het Franse hof verscheen, liet hij zich aandienen als ‘le sieur de Sérisantes gentil-homme françois, du Conseil privé de la Reine de Suéde, et par elle envoyé vers Leurs Majestez, touchant son différent avec le Roy de Dannemarc’ (Gazette 1644, no. 75, dd. 2 juli 1644).
    17 - Schepen van admiraal Maarten Harpertsz. Tromp blokkeerden de havens van Duinkerken en Gravelines.