eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6996. 1644 augustus 11. Van J. Oxenstierna.1

    Magnifice et generose domine,

    Intelligentes caesarianos ubique velificari favori causae suae et Sueciae moram protracti tractatus impingere, officii nostri esse duximus illis ipsis qui hic sunt, repraesentare actorum et consiliorum seriem. Hanc literis comprehensam internuntio huius urbis syndico2 ad illos misimus 29 Iulii/8 Augusti eo tenore quem addita hic charta indicabit.3 Verum dicti legati, subodorati materiam ipsam, literas nostras non modo ore et vultu sed corporum suorum declinatione aversati sunt. In sequentem tamen diem rem ad deliberandum sumserunt. Tum nihilo inclinatiores facti literas illas accipere plane recusarunt, iudicantes forte melius esse non admittere quam admissarum evidentissimis rationibus non respondere.

    645

    Inter4 Torstensonium et Gallasium nihil adhuc actum esse5 scimus, nisi quod Hamburgo scribunt dominum lantgravium Hassiae cecidisse 600 caesarianorum sub duce comite Broyo6 idque ad Oldenbourg in Holsati(a...)7 quoque nihil certi habe(mus...) in Misniam.

    Velit Magnificentia vestra curare ut adiunctae literae in Gallia vulgari possint cum apposito titulo et appendice.

    Osnabrug[ae], die 1/11 Augusti 1644.

    In dorso staat: Osnabrugae, die 1/11 Augusti anno 1644. Ad legatum Suecicum dominum Hugonem Grotium. J.O.A.

    Bijlage:8

    Ontwerp voor het opschrift en postscriptum van het schrijven aan
    de keizerlijke gevolmachtigden, dd. 29 juli/8 augustus 1644.

     

    Titulus literarum:
    Literae legatorum Suecicorum, domini baronis Oxenstiernae et domini Johannis Salvii, ad legatos caesareos, dominum comitem ab Awersberg et dominum doctorem Krane.

     

    Ad calcem literarum ponenda:
    Legati caesarei subodorati contenta et materiam
    supra positarum literarum noluerunt eas accipere. Quin imo aversati sunt illas ore vultuque et corporis declinatione. Melius iudicarunt tales non admittere quam admissarum evidentissimis rationibus non posse respondere. Quam studiose ergo Austriaci, qui vel minimam hanc de tractatu communicationem abhorruerunt, velint pacem reductam, iudicet lector.

    Notes



    1 - Minuut Stockholm, RA, E 915, coll. J.A. Oxenstierna ser. A II, Koncept G. De talrijke doorhalingen en verbeteringen van de hand van de opsteller van deze brief zullen niet worden gesignaleerd. Beantw. d. no. 7022.
    2 - Bij ontstentenis van een bemiddelaar op de vredesconferentie te Osnabrück belastte de stadspensionaris dr. Johann Heinrich Böger zich op 29 juli/8 augustus met de overhandiging van de Zweedse klacht aan de keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane. Twee dagen later bracht hij aan de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna verslag uit van zijn vergeefse missie (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 300-302 en p. 305-309, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 571-573 en p. 576-578).
    3 - Infra, n. 8. Een afschrift van hun schrijven aan de keizerlijke gevolmachtigden, dd. 29 juli/8 augustus 1644, lieten de Zweedse gevolmachtigden ook toekomen aan hun Franse collega's te Munster (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 305-306, Die Französischen Korrespondenzen I, p. 443-449, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 263-265).
    4 - Het oorlogsnieuws tekende de secretaris in de marge op. Op de plaats waar enige feiten worden vermeld over de toestand in de garnizoenssteden in Silezië, Bohemen-Moravië, Thüringen en Meissen is de tekst gedeeltelijk onleesbaar.
    5 - Het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, naderde de steunpunten van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson in het hertogdom Holstein.
    6 - Landgraaf Friedrich van Hessen-Eschwege voerde het bevel over een Zweeds regiment in het graafschap Pinneberg. Tijdens een verkenningstocht raakten zijn soldaten misschien slaags met foerageurs van de keizerlijke generaal-majoor Alberto Gaston Spinola, graaf van Bruay; vgl. Doc. Boh. VII, p. 118 no. 329 en p. 124 no. 349.
    7 - Oldenburg in Holstein, plaats op de route naar Fehmarn. Wellicht wordt in deze passage gezinspeeld op Deense troepenbewegingen in dit gebied.
    8 - Supra, n. 3. De bijlage naar hs. Stockholm, RA, E 915, coll. J.A. Oxenstierna ser. A II, Koncept G, gevoegd achter een brief van 5/15 september 1644 (no. 7046). Het betreft hier een ontwerp voor het opschrift en postscriptum van het schrijven aan de keizerlijke gevolmachtigden, dd. 29 juli/8 augustus 1644. Een maand later verscheen in de Gazette 1644, no. 104, ‘extraordinaire du II septembre 1644’: ‘La lettre des ambassadeurs de Suéde à ceux de l'Empereur, sur le retardement de la paix générale’. De tekst werd afgesloten met een vertaling van het postscriptum.