eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    699

    7027. 1644 september [3]. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Mijnheeren den hertogh van Orleans ende prins van Condé zijn beide noch hier ende zijn geweest in 't parlement Donderdagh laestleden om de heeren aldaer te doen verstaen dat als de coninginne-regente comt in 't parlement tot verificatie van de edicten geen stemmen moeten omgevraecht werden, maer de edicten op bevel geverificeert ende [ge]registreert,2 waertegen die van het parlement onderscheit maecken tuschen eene regente ende een coning die meerderjaerich zijnde in persone regiert.3 Men eischt van de stadt van Parijs bij leening twintich millioenen met aenbiedinge van eenige jaerlijcksche incomste tot pand. Maer de stad maeckt zwaericheit ende erinnert zich eenige exemplen van beloofde, maer onbetaelde renten. De vleischhouders hebben met dreigen zooveel tewegegebracht dat men haer in ruste laet.4 Te Grenoble ende in Languedoc zijn eenige seditiën tegen nieuwe lasten ontstaen,5 oock eenige overheden ter doot gequetst. Verscheide personen zijn gebracht in de Bastille, oock eenige suspect van nieuwe opiniën in 't kerckelijcke.6

    Den hertogh van Beieren heeft het meeste van zijn volck bij Rottenburg7 ende heeft bij Hazfeld tewegegebracht8 dat hij zijne regimenten, die alrede op wegh waeren nae

    700

    Lutzenburg bij ordre van den keizer, bij de Beierschen heeft gevoecht, belovende aen hem den hertogh van Beieren, dat hij zulcx als uit groote nood des Rijcx geschiet bij den keizer zal ontschuldigen. Den hertogh van Anguien ende den marescal de Turaine, hebbende bij malcander tienduizent mannen te paerd, zevenduizent te voet,9 verwachten noch tienduizent zoo uit de Fransche guarnisoenen in Lorraine als uit andere plaetzen; hebben een schipbrugge in den Rijn, geschut ende vanhier over Basel ontfangen zestichduizent pistolen ende tweehondertduizent gulden. De principale marsche is nae den Nederpals, misschien om te beginnen van Stalhoven.10 Mercy heeft haer eenige passagiën afgesneden. Friburg is onbelegert,11 Hohentwiel niet meer geblocqueert,12 alsoo den hertogh van Beieren niet alleen vandaer, maer oock uit alle andere plaetzen zooveel volcx licht als mogelijck is. Vaubancourt, hebbende 't volck van Villeroi bij zich, wil La Motte in Lorraine belegeren.13

    't Fransche leger onder den hertogh van Elboeuf14 is tuschen Sint Omer, Bourborg, Berge ende Mont-Castel,15 tuschen een bosch ende een morasch, daerenboven beschanst met wal ende twee grachten. 't Fort bij Watten werd voorzien met zes bolwercken.16 Men spreect van noch twee andere forten, te maecken bij Wattendonc ende Dap.17 Beck is daerontrent, hebbende gebracht bij 't leger van don Melos achthondert paerden, tweeduizent man te voet18 ende noch verwachtende vierhondertvijftich man uit

    701

    Lorrainen onder den gouverneur van Longuy19 boven die daer tevoren zijn geweest. Piccolomini werdt gezegt te zijn bij Mardyck.20

    Van 't belegh van Tarragone bij de Fransoisen21 ende van de ziecte van den coning van Spaignie zijn geruchten, doch niet zeecker.22 Te Rome werden veele luiden omgebracht, gelijck daer gemeenelijck gebeurt tuschen den tijd van twee pausen. De cardinalen zijn vergadert om nieuwe verkiesing te doen; de zaecke loopt peryckel van te comen tot gewelt.23 Prince Thomas, wanhopende zoo het schijnt van 't casteel van Arona te becomen ofte zich wel te connen stercken bij de Naville,24 heeft nae eenige cleine rencontres Sanctya belegert.25 De Spaenschen houden haer noch meest in de steden.

    De coninginne van Engelant vint haer wel bij de Fransche lucht;26 heeft haer hant, die onroerelijck was, weder begonst te gebruicken tot schrijven. Men zegt dat haere Majesteit nae het gebruicken van de Bourbonsche wateren gaet nae Galion, een zeer lustich huis in Normandië,27 om te naerder te zijn bij de Engelsche zaecken, die tot noch toe niet heel wel en gaen voor den coning, dewelcke den grave van Essex verzocht hebbende om bij zijne Majesteit te comen ende te zamen de gemeente te helpen aen een goede vrede, heeft den grave geantwoord verbonden te zijn aen het parlement,28 aen dewelcke de macht toequam van over de vrede te handelen. Manchester had Wilbecke in Nottingamschire becomen,29 Middelton Warham in 't lant van Wales,30 hebbende eenige rui-

    702

    ters van prince Robert geslagen, gelijck oock op een andere plaetz geslagen was het regiment te voet van Eiers, conincklijcke colonel.31 Waller was te Abington.32 Vierhondert Ieren waeren uit Engelant weder vertrocken nae Ierlant33 om de protestanten, die aldaer weder vigueur nemen, tegen te staen.34

    Uit Constantinople verstaen wij35 de ongerustheit van dat hoff.36 Die de aga geweest is van de janizzers,37 is derde vizir gewerden ende hoopt tot den eerste trap te comen. Drie bachas getrouwt aen sultanen zijn verre van het hoff gezonden n(ae) h(ae)re gouvernementen.38 Een van de pages van de camer van den Grooten Heer is geworden aga van de janizzers, twaelff andere pages ende een eunuche verzonden nae Rodes. Den musahip, dat is favoryt van den Grooten Heer, was gemaect capitein bassa in plaetze van Bihir bassa, die peryckel loopt van zijn leven.39

    Te Dijon zijn eenige rechters bij het parlement gestraft, omdat zij eenige vrouwe voor toveressen hadden doen sterven zonder ander bewijs als van het drijven op het wa-

    703

    ter. Men heeft hier verboden alle waeren die niet noodigh ofte zeer nut en zijn uit Spaignie hier te brengen. De contributiën zijn wechgenomen tuschen Vrancrijck ende d'aengrenzende Nederlandsche provinciën. De roomsche kerckelijcke personen zijn te Sedan,40 gelijck eertijds in Bearn,41 herstelt in haer oude bezit, waertegen aen die van de gereformeerde religie vergoeding zal geschieden. De coninginne-regente zal in het parlement niet gaen, ziende dat haere autoriteit gedisputeert werd.42

    't Belegh van Santya in Italië is zeecker.43 Bij Taragona hebben de Fransoisen een fort becomen, genoemt Eremitage.44 Binnen Fryburg zijn vannieus gecomen vijfhondert soldaten tot verstercking van het guarnisoen.45

    7 [sic] Septembris 1644.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raid in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 7 Sept. 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 38a. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Grotius voorzag de brieven die hij tussen 6 augustus en 10 september 1644 schreef, van dagtekeningen die niet altijd overeenkwamen met de datum van verzending. Copie (zonder adres en ondertekening, maar met de dagtekening van 3 september), afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 6/16 september 1644).
    2 - Op donderdag, 1 september, lieten Gaston van Orléans en Henri II de Bourbon, prins van Condé, in de ‘Grand'Chambre’ van het Parlement van Parijs een edict voorlezen waarin de gegoede burgerij werd aangezegd om een last van 1500000 ponden aan renten te dragen (‘la taxe des aisés’). Met deze belastingmaatregel zou de Franse schatkist verzekerd zijn van een bedrag van 18 tot 20 miljoen ponden. De raadsheren protesteerden (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 211-215; Mémoires d'Omer Talon I, p. 348-365, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 93-97).
    3 - In zijn Journal (I, p. 211) schreef Olivier Lefèvre d'Ormesson: ‘Le mardy 30 aoust matin, je fus au Conseil, où M. le chancelier annonça que le roy iroit lundy au Parlement. On disoit qu'il n'y avoit point d'exemple qu'un roy mineur eust esté au Parlement pour des esdits’.
    4 - Het verzet tegen de belastingmaatregelen van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’. Op 18 augustus hadden de slagers van Parijs hun messen getoond; zie nos. 7007 en 7020.
    5 - Charles de Schomberg, hertog van Halluin, gouverneur van Metz, Toul en Verdun, plaatsvervangend gouverneur van de Languedoc, herstelde de orde in Montpellier. Men vreesde voor het overwaaien van het oproer naar Carcassonne, Béziers en Nîmes (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 92-93).
    6 - In Den Haag vertelde het Franse delegatielid Théodore Godefroy het nieuws aan André Rivet: ‘Mons. Godefroy me vient de dire qu'on a mis quelques suspects en la Bastille, et quelques uns accuséz de nouvelles doctrines’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 377-378).
    7 - De Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy brak zijn kwartieren in Villingen op en liet zijn manschappen langs de Neckar koers zetten naar Heilbronn. Op 20 augustus passeerden zij Rottenburg, ten zuiden van Tübingen (Gazette 1644, no. 106, dd. 3 september 1644).
    8 - Hertog Maximiliaan I van Beieren had zich tot de keizer gewend met het verzoek om terugroeping van de regimenten die assistentie zouden verlenen aan de Spaanse legers in de Zuidelijke Nederlanden. Ook aarzelde hij niet om hun bevelhebber Melchior von Hatzfeldt und Gleichen te waarschuwen voor de mars van de Franse legers langs de Rijn (Doc. Boh. VII, p. 130, nos. 370-371, p. 132 no. 381 en p. 133 no. 383, en Lettres Mazarin II, p. 48-50).
    9 - Op 17 augustus sloot het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, zich nabij Kehl weer aan bij de Frans-Weimarsen van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne. Tegelijkertijd voeren schepen met oorlogsmateriaal de Rijn af. In snel tempo rukten de twee legers naar Philippsburg op (aankomst op 25 augustus) (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 372-374, en Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 26-27).
    10 - Stollhofen, ten westen van Baden-Baden.
    11 - De Franse legers gunden zich geen tijd om hun overwinning bij Freiburg im Breisgau af te ronden met de herovering van de stad.
    12 - De Zwabisch-Beierse wachtposten lieten de blokkade van de vesting Hohentwiel overhaast in de steek (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 302, en Gazette 1644, no. 102, dd. 27 augustus 1644).
    13 - Nicolas de Nettancourt d'Haussonville (1603-1678), graaf van Vaubecourt (Tallemant des Réaux I, p. 153-154 en p. 838), werd spoedig van de omsingeling van het Lotharingse bolwerk La Motte weggeroepen. De eenheden die Nicolas de Neufville, markies, naderhand hertog van Villeroy, in het Limousin had achtergelaten, moesten thans paraat staan voor dienst in het leger van de hertog van Enghien (Lettres Mazarin II, p. 56).
    14 - Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, en maarschalk Jean, graaf van Gassion, die bij toerbeurt het bevel voerden over de legers in Picardië, versterkten hun posities ten opzichte van de troepen die de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini nog bijeenhield te Bergues, Bourbourg, het fort van Mardyck en Duinkerken.
    15 - Hertog Karel IV van Lotharingen was met zijn ruiterij in Cassel (Mont-Cassel) verschenen. Onmiddellijk gingen de Fransen tot actie over (Lettres Mazarin II, p. 47 en p. 61-62). De hertog liet op 30 augustus zijn kwartieren in de steek (Briefw. C. Huygens IV, p. 65).
    16 - De regering in Parijs stelde 200000 ponden ter beschikking voor de constructie van de vesting Watten aan de Aa tot een koninklijk fort met vijf (of zes) bastions. De forten Hennuin, Rebus, Bater en ‘le fort Rouge’ kregen nieuwe garnizoenen (Lettres Mazarin II, p. 46-48 en p. 61, en Briefw. C. Huygens IV, p. 650).
    17 - ‘Wattendonc’ en ‘Dap’, vermoedelijk versterkte plaatsen ten noorden van Watten en Wattendam.
    18 - De Luxemburgse gouverneur Johan van Beck kwam met zijn manschappen niet verder dan de Maas. Slechts twee regimenten liet hij naar het leger van de Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo in Zeeuws-Vlaanderen oprukken (Briefw. C. Huygens IV, p. 52, p. 55 en p. 66).
    19 - De lichtingen van ‘Thauvanius’ (no. 7028), Lotharings gouverneur van Longwy, trokken vermoedelijk naar het legerkamp van hertog Karel IV van Lotharingen; supra, n. 15.
    20 - De Fransen hadden vernomen dat de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini persoonlijk toezag op de verdediging van het fort van Mardyck (Lettres Mazarin II, p. 62).
    21 - De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, had op 3 augustus het sein tot de aanval op Tarragona gegeven. Op 8 augustus zette hij de belegering in (Gazette 1644, no. 106, dd. 3 september 1644).
    22 - Koning Philips IV van Spanje maakte op 7 augustus zijn plechtige entree in Lérida. Hij hield zijn verblijf in de stad tot de 23ste augustus aan (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 259).
    23 - De keizerlijke ambassadeur Federico, hertog van Savelli, bracht enige rust in de partijstrijd die in Rome na het overlijden van paus Urbanus VIII was uitgebarsten. Op 9 augustus kon het conclave een aanvang nemen (Gazette 1644, no. 106, dd. 3 september 1644).
    24 - De Frans-Savoyaardse troepen waren er niet in geslaagd om de burcht van Arona te bedwingen. Even weinig succesvol verliep de aanleg van een fort aan het Naviglio Grande (Navilla).
    25 - Een overwinning die soldaten van Antoine de Stainville, graaf van Couvonges, Frans gouverneur van Casale, op 12 augustus in de omgeving van Vercelli hadden behaald, bood prins Tommaso Francesco van Savoye de gelegenheid om de belegering van Santhià voor te bereiden; infra, n. 43.
    26 - Koningin Henriëtte Maria van Engeland bleef tot het einde van deze maand te Bourbon-Lancy (kuuroord ten oosten van Moulins) (CSP Ven. 1643-1647, p. 134, en CSP Dom. 1644, p. 402).
    27 - Gaillon, aan de Seine, ten noorden van Evreux (CSP Ven. 1643-1647, p. 143).
    28 - Robert Devereux, graaf van Essex, was door de koninklijke troepen naar de zuidkust van Cornwall gedreven. Zijn Parlementsleger was in een situatie geraakt waaruit geen ontsnapping mogelijk leek te zijn. Een waarschuwing die koning Karel I hem vanuit zijn hoofdkwartier te Exeter liet aanreiken, stuurde de bevelhebber evenwel onmiddellijk door naar het Parlement (CSP Ven. 1643-1647, p. 129-131).
    29 - De parlementsgezinde bevelhebber Edward Montague, graaf van Manchester, zou actie ondernemen tegen de steunpunten van prins Rupert (Robert) van de Palts in Derbyshire, Lancashire en Cheshire. Kort na zijn vertrek uit York bracht hij Welbeck House (ten zuiden van Worksop in Nottinghamshire) onder controle van lokale getrouwen (CSP Dom. 1644, p. 404-405).
    30 - Sir Thomas Myddelton (Middleton) (1586-1666) voerde het bevel over een Parlementsleger in het noorden van Wales. Na het ontzet van Oswestry (ten noordwesten van Shrewsbury) bleef hij vanuit zijn hoofdkwartier te Nantwich de koninklijken be- stoken. Misschien stootte hij in de buurt van Wrexham (Warham?) op ruiters van prins Rupert (Robert) van de Palts (DNB XXXIX, p. 441-443).
    31 - Misschien moet hier ‘Eitin’ gelezen worden. Na de slag bij Marston Moor was James King (ca. 1589-1652), lord Eythin, in het gezelschap van de koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle, naar Hamburg uitgeweken (DNB XXXI, p. 135-136). Zijn voetvolk volgde prins Rupert (Robert) van de Palts op diens mars naar de koninklijke steunpunten in het westen (CSP Dom. 1644, p. 388, p. 392 en p. 394).
    32 - Sir William Waller bracht troepen bijeen om het leger van Robert Devereux, graaf van Essex, bij te staan in de strijd tegen de koninklijken in het zuidwesten van Engeland. Een klein garnizoen liet hij in Abingdon achter ter beveiliging van de weg van Oxford naar Reading (CSP Ven. 1643-1647, p. 126 en p. 129, en CSP Dom. 1644, p. 403 en p. 422).
    33 - De ‘confederation of Kilkenny’ wierf troepen voor dienst in het koninklijke leger, maar veel recruten waren bang dat zij hetzelfde lot zouden ondergaan als de zeven Ierse soldaten die in Dorchester waren opgehangen (CSP Ven. 1643-1647, p. 114 en p. 145-146).
    34 - In het Ierse graafschap Munster had Murrough O'Brien († 1674), graaf van Inchiquin, het protestantse verzet tegen de katholieke ‘confederation of Kilkenny’ aangewakkerd; zie no. 7020.
    35 - De heer Vitart, secretaris van Jean de La Haye, sieur de Ventelay (Vantelet), de Franse ambassadeur in Constantinopel, verscheen op 1 september te Parijs met een gelukwens van sultan Ibrahim aan koning Lodewijk XIV (Gazette 1644, no. 106, dd. 3 september, en no. 112, ‘extraordinaire du XVI septembre 1644’: ‘Le sauf-conduit donné par le Grand Seigneur à son agent, pour aller rendre au Roy les complimens de son heureux avenement à la Couronne’).
    36 - De secretaris, die in april uit Constantinopel was vertrokken, kon melding maken van de laatste veranderingen aan het hof van de Sultan sinds het aantreden van de nieuwe grootvizier Sultan-zâde Mohammed; zie no. 7008.
    37 - Salih, aga der janitsaren, kreeg de waardigheid van vizier. Het bevel over de janitsaren viel toe aan de ‘rikâbdâr’ (houder van de stijgbeugel) Saban-Aga (Atsiz, Das Osmanische Reich, p. 19-20).
    38 - De Sultane-moeder Kösem (Mâh-Peyker Sultan), grootvizier Sultan-zâde Mohammed, de ‘musahib’ (favoriet) Yousouf en Hoessein Djindji-Khodja, ‘kadiasker’ (krijgsraad) van Anatolië, maakten jacht op dignitarissen die onder de terechtgestelde grootvizier Kara Mustafa Kemankes hadden gediend. Een pasja die met de zuster van de Sultan was gehuwd, werd omgebracht. Ook Mousa, pasja van Boeda (Ofen), viel in ongenade: hij moest vertrekken naar een ver gouvernement (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 22 en p. 44-52).
    39 - Kapudân-pascha Piyâle (Pialé) werd kort nadat de Sultan hem van diefstal had beschuldigd ter dood gebracht. Bekir-Pascha ontving de benoeming tot bevelhebber van de Turkse vloot, maar lang mocht hij niet van zijn waardigheid genieten. De ‘musahib’ Yousouf, voorheen ‘silihdâr-pascha’ (hofmaarschalk), liet zich door Ibrahim verheffen tot ‘kapudân-pascha’ (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 46-50; Atsiz, Das Osmanische Reich, p. 16-22).
    40 - Koning Lodewijk XIV bevestigde eind juni te Ruel de privileges die de inwoners van Sedan van hun vroegere landsheren hadden ontvangen. Op koninklijk bevel werd het katholicisme in het prinsdom hersteld. De protestanten bleven verzekerd van de vrije uitoefening van hun erediensten; bovendien ontvingen zij, ter compensatie van de kerkelijke goederen die zij krachtens dit edict moesten afstaan, een bedrag van 12000 ponden, te besteden aan het onderhoud van hun academie (Congar, Sedan et le pays sedanais, p. 335-337, en Gazette 1644, no. 108, ‘extraordinaire du IX septembre 1644’: ‘Le restablissement de la Religion Catholique dans la ville de Sedan, en suite de la réunion de cette Principauté au Diocese de Rheims’).
    41 - Het souvereine graafschap Béarn, een andere wijkplaats voor Franse protestanten, had zich in 1617 verzet tegen de inlijving in het Franse koninkrijk. Een expeditie van koning Lodewijk XIII brak het verzet. In een edict dat hij in october 1620 te Pau liet afkondigen, erkende de vorst de oude voorrechten en vrijheden van het graafschap (Histoire de l'Aquitaine; Documents, ed. Ch. Higounet, Toulouse 1973, p. 222-225).
    42 - Supra, n. 2 en 3. Olivier Lefèvre d'Ormesson volgde de beraadslagingen over ‘la taxe des aisés’. Op zaterdag, 3 september, vernam hij dat de regentesse en de koning niet zouden verschijnen in het Parlement (Journal I, p. 214-215).
    43 - Vgl. de Gazette 1644, no. 104, ‘extraordinaire du II septembre 1644’: ‘Le siège de Sant Ya par l'armée du Roy dans l'Italie, avec la défaite de 250 dragons et de 200 chevaux des ennemis’.
    44 - De Gazette 1644, no. 106, dd. 3 september 1644, berichtte in het nieuws uit het Franse legerkamp voor Tarragona van 12 augustus over de verovering van het fort ‘Hermitage’ (Eremita).
    45 - Het Zwabisch-Beierse garnizoen in Freiburg im Breisgau werd aangevuld met soldaten die in de veldslagen van 3, 5 en 10 augustus 1644 naar de stad waren gevlucht.