95
Mijnheer,
UEd. brief uit Zeelant van den 16 October is t'zijner tijd aengecomen.2
Van Engelant dunct mij mede dat de zaecken noch zeer in balance staen ende dat het parlement ofte 't meerderdeel van dien geen vrede en zoucken.3 Off de oneenicheden die tuschen de bevelhebberen zijn ende vooral de suspicie die genomen is op de grave van Essex iet tot naedeel van de parlamentarissen zal opereren, twijffele ick.4 Nieucastel werdt gezegt haest over te zullen moeten gaen.5
De liberteit voor de Vereenigde Nederlanden om op Swede ende de plaetsen van het Sweedsche gebiet te mogen handelen heeft weinigh te beduiden6 bij hetgunt zij hadde connen verwerven, zoo zij zoodaenige resolutiën genomen hadden als de occasie was vereischende.7 Zoo de vloot van Maerten Tyssoon niet haest wat uitrecht, zal Swede oock clagen over onnutte costen.8
29 Octobris 1644.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 29 Oct. 1644 uyt Paris.