eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7098. 1644 oktober 17. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime legate, domine et patrone observandissime,

    Nunquam ego non laetior atque doctior discessi a lectione literarum illustrissimae Excellentiae vestrae, quae me etiamnum 9 Octobris datae ita affecerunt ac informarunt, ut iterum atque iterum easdem legere et relegere gestiam.

    Gallassium clade affectum et fuga profligatum tantum rumor fuit;2 pro certo autem continuant et affirmant hodiernae litterae Gallassium ab excellentissimo Torstensonio ad Zalam undique machinis bellicis oppugnari. Literae proximae e Suedia nuntiant Jemptiam nonnihil inquietatam a Norvegis; iterum ad devotionem pristinam facile redibit, cum dominus Hendricus Flemingius eo festinet ire cum armata manu.3

    64

    Legati Belgici4 abeunte legato Gallico Tuillerio5 coepere ex propriis sumptibus vivere, qui misere veredarium cum literis ad legatos6 et proceres foederatos7 in Daniam et Hollandiam. Ille vero 3 Septembris Holmiam rediit et retulit invisos admodum Battavos Danis esse. Legati saepius salutarunt regium cancellarium, regium admiralem, regium mareschallum, dominum Joh. Skytte, dominum Petrum Sparre et residentem Portugallicum.8 Cum Gallico legato congressi non sunt, quia negabat titulum Excellentiae9 et caetera quae a Dava[u]sio requi[r]ebant Hagae Status Generales.10 Volunt etiam eadem a nostris strenuo, de quibus nondum aliquid conclusum est.

    Wrangelius et Petrus Banerius magnifice sepulti sunt.11 Admiralis Claudius Flem-

    65

    mingius iam hoc tempore sepelietur.12 Filius Hermannus Flemingius in magna est gratia apud sacram regiam Maiestatem.13

    Venit Holmiam Martinus Thysonius, qui cum 22 navibus fretum Balthicum ab hostibus navigabile fore ostendit.14 Magno ille in pretio et honore est et iam rursus in mari15 pro certo creditur. Dominus Gustavus Horn numeroso adhuc milite auctus est et Malmogium etiamnum circumsidet.16 Gotheburgenses in insula Hisingia rursus vicerant Norvegos,17 munimenta vastaverant, nonnulla tormenta secum tulerant et hostem in continentem pepulerant.

    Hisce Excellentiam vestram divinae protectioni devotus commendo, illustrissime et excellentissime domine,

    illustrissimae Excellentiae vestrae obsequentissimus servitor,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 17 Octobris 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 27 Oct.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 37). Eigenh. oorspr. Antw. op nos. 7074 en 7087, beantw. d. no. 7119.
    2 - Harald Appelboom had in zijn brief van 10 oktober (no. 7088) melding gemaakt van een overwinning die de manschappen van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson niet ver van Halle op het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, hadden behaald. Nieuwsagenten ter plaatse durfden slechts te spreken van tactische manoeuvres in de omgeving van Bernburg aan de Saale (Doc. Boh. VII, p. 141 no. 412, en Gazette 1644, no. 132, dd. 29 oktober 1644).
    3 - De Zweedse kolonels Johan Gabrielsson Oxenstierna en Henrik Klasson Fleming verdedigden Jämtland tegen een offensief van Hannibal Schested, Deens gouverneur van Noorwegen (SBL XVI, p. 137-139 en XXVIII, p. 474; Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 433, p. 537, p. 566 en p. 623).
    4 - De Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse hadden hun voorstellen tot bemiddeling in het Zweeds-Deense conflict op 27 juli/6 augustus 1644 in de vergadering van de Zweedse rijksraad mogen toelichten; zie nos. 7032 en 7035 (dl. XV).
    5 - De Franse vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, had op 5/15 augustus afscheid van koningin Christina van Zweden genomen. Begin september was hij weer in Kopenhagen verschenen (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 588 en p. 638, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 439-441).
    6 - De Zweden hadden een doorlopend paspoort verleend aan de bode die de Staatse ambassadeurs in Kopenhagen op de hoogte hield van het verloop van de onderhandelingen in Stockholm. De Denen waren minder welwillend. Op 21 augustus hielden zij de fourier Steven Holman bij aankomst in Helsingør aan. De brieven moest hij inleveren bij de rijkshofmeester die ze vervolgens liet bezorgen bij de ambassadeurs dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en Joachim Andreae. Toen de bode weer naar Stockholm wilde terugkeren (24 augustus), ontving hij van de Deense autoriteiten een vrijgeleide ‘onder versekeringe dat met denselven geene brieven van particulieren bestelt, ofte yetwes in prejuditie van S. Ma.t ende sijn Rijck soude werden gedaen’ (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 140-144).
    7 - In hun missive van 8 september brachten de Staatse ambassadeurs de Hoog Mogenden verslag uit van de gesprekken die zij in Stockholm hadden mogen voeren met kanselier Axel Oxenstierna, rijksadmiraal Carl Gyllenhielm (Gylldenhielm), rijksmaarschalk Jacob Pontusson De la Gardie en de rijksraden Johan Skytte en Per Sparre (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 131-139).
    8 - João de Guimarães, Portugees resident in Zweden, naderhand ambassadeur in Engeland, 1650-1651 (Dicionário de História de Portugal VI, p. 96-100, en Prestage, The diplomatic relations, p. 118-127).
    9 - Omdat de Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse een dag eerder in Stockholm waren verschenen (2 augustus 1644) dan hun Franse collega Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, namen zij het initiatief tot een regeling van de ‘eerste visite’. De Fransman bleek niet bereid te zijn hun de hoge hand en de titel ‘Excellentie’ te verlenen. Het dispuut dreef de bemiddelaars uit elkaar (Aitzema (fo) II, p. 995, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 123 en p. 131).
    10 - De Staten-Generaal verlangden in een memorandum dat zij op 21 december 1643 aan de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien hadden aangeboden, erkenning van hun ‘eer en tytulen’. Pas in februari 1645 zwichtten de Fransen voor de argumenten van de Staten-Generaal: ‘que sa Majesté accorde pleinement sans aucune reserve, ce qu'ils luy ont demandé touchant les rancs et honneurs de messieurs vos ambassadeurs, son intention estant qu'ils soient trettés partout comme ceus de Venise’ (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 320-327; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. XXXVI-XL).
    11 - Veldmaarschalk Herman Wrangel (1587-† 10/20 december 1643), gouverneur van Lijfland, werd begraven in de kerk van zijn landgoed Skokloster (BLS XXI, p. 104-108). Rijksraad Per Banér (1588-juli 1644) kreeg een laatste rustplaats in de Riddarholmskyrkan te Stockholm (SBL II, p. 658-665).
    12 - De Zweedse admiraal Klas Fleming (1592-† 26 juli/5 augustus 1644) sneuvelde in een vuurgevecht met Deense soldaten die vanuit een schans aan de oostoever van de Kielerfjord de haven van Christianspries bestookten. Zijn lichaam werd op 22 september/2 oktober overgebracht naar Värmdö (SBL XVI, p. 139-144).
    13 - Herman Klasson Fleming (1619-1673) sloot zijn ‘tour’ in mei 1644 af met een spectaculaire thuisvaart (no. 6876 (dl. XV)). Spoedig trad hij in het voetspoor van zijn vader. In september ontving de jongeman de benoeming tot bevelhebber (‘holmamiral’) over de vlootbasis Skeppsholmen (Stockholm) (SBL XVI, p. 147-152).
    14 - De Zeeuw Maerten Thijssen († 1657) had 22 schepen van de Zweeds-Hollandse hulpvloot van Louis de Geer door de Sont geloodst (19-20 augustus 1644). Begin september liet hij zijn schepen in de haven van Kalmar voor anker gaan. Als blijk van haar erkentelijkheid vereerde koningin Christina van Zweden hem op 10/20 september met de adellijke titel ‘Anckarhielm’ (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 100-101; NNBW IV, kol. 1330-3331, en SBL I, p. 604-607).
    15 - De Zweedse oorlogsvloot van Karl Gustav Wrangel, versterkt met een eskader onder bevel van Maerten Thijssen Anckarhielm, was op 5/15 oktober de haven van Kalmar uitgevaren. De schepen koersten langs de kust van Bornholm naar Møn (aankomst op 7/17 oktober) (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 585-592, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 106 en p. 312).
    16 - Veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn had zijn campagne in de Deense gewesten Skåne (Schonen), Halland en Blekinge willen afsluiten met de verovering van Malmö. In september kreeg hij versterking van nieuwe lichtingen, deels uit Zweden, deels uit Finland en Lijfland (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 103-104, en Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 169-174).
    17 - Het Zweedse garnizoen van Göteborg dreef de soldaten die in opdracht van Hannibal Sehested (1609-1666), Deens gouverneur van Noorwegen, het eiland Hisingen brandschatten, terug naar de vesting Bohus aan de Göta älv; vgl. no. 7064 (dl. XV), en DBL XIII, p. 320-326.