eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7147. 1644 november 17. Van J. Oxenstierna.1

    Magnifice et generose domine,

    Quod qualibet hebdomade non scribo, imputandum est sterilitati huius loci. Pacis colloquium, cui in nostris literis merito primas daremus, lento admodum gradu ad initia sua procedit. Post longas ambages caesarianorum hic tandem convenire potuimus super tabulis procuratoriorum; nondum tamen commutatae sunt.2

    Dominus Torstensonius adhuc est ad Salam,3 in meliori statu quam Gallasius, qui undique cinctus aegre se sustinet. Illatum est castris eius supplementum Saxonicum, sed exiguum et quod illi in angustiis constituto oneri futurum multi putant. Non videntur istic diutius duraturi, itaque cum omnibus veredariis exitum rei expectamus, nostris equidem bonum. Hassiacae copiae venientes e Frisia praecedenti hebdomade iverunt

    148

    per hanc dioecesin et vicina loca.4 Spes est dominum Torstensonium, si Hatzfeldius in Misniam iverit,5 ab Hassi(a) suppetias habiturum.6 Contra Daniam feliciter hoc anno pugnavimus terra et mari. Quantam victoriam regia Maiestas iterum ad Femeren reportavit de classe Danica die 13/23 Octobris, haud dubie ad vos perlatum est.7 Nolui de ea re ante aliquid scribere quam certa comperissem. Nunc ergo chartas hic insertas mitto, quibus na[u]machia illa delineatur.8

    Reliquae chartae concernunt colloquium de pace ecclesiastica quod in Polonia moliuntur.9 An haec sit via ad talem pacem et an ea Europae aliquando obtingere possit solida, multi dubitant; et rationes habere videntur quales sunt illae in chartis hisce descriptae.10 Non ignarus ergo operarum et lucubrationum vestrarum in hac re, iudicio Magnificentiae vestrae hanc rem submitto, sperans me si modo alia graviora non intercesserint, eius participem futurum.

    Quibus Magnificentiam vestram divino favori studiosissime commendo maneoque,

    Magnificentiae vestrae ad officia paratissimus.

    Osnabruggis, die 7/17 Novembris 1644.

    In dorso staat: Osnabrugis, die 7 Novembris anno 1644. Ad Hugonem Grotium. J.O. Axelii.

    Notes



    1 - Minuut Stockholm, RA, E 915, coll. J.A. Oxenstierna ser. A II, Koncept G. De talrijke doorhalingen en verbeteringen van de opsteller van deze brief zullen niet worden gesignaleerd. Beantw. d. no. 7176.
    2 - Het tijdstip van de plechtige uitwisseling van de volmachten in Osnabrück wilden de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius laten afhangen van de uitkomst van het Munsterse beraad over de ‘emendatio’ van de keizerlijke, Spaanse en Franse volmachten. Pas op 28 november stuurden zij hun secretaris naar de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane met de mededeling dat alle beletselen waren opgeruimd (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 412-413, p. 423-430, en Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 73-78).
    3 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson voerde aan de Saale een uitputtingsoorlog met het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas. De druk werd de keizerlijken te groot: op 19/20 november verlieten zij hun kwartieren te Nienburg en Bernburg en weken naar Maagdenburg uit (Doc. Boh. VII, p. 155 no. 452 en p. 157 no. 459).
    4 - De Hessen hadden begin november hun stellingen in Oostfriesland verlaten. Een week later trokken zij door het bisdom Osnabrück. Aangekomen in Lengerich hielden zij halt. Het toeval wilde dat de keizerlijke en Spaanse gevolmachtigden deze plaats juist wilden gebruiken ‘pro loco intermedio’ tussen Osnabrück en Munster. Een fel protest volgde (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 58; Diarium Volmar I, p. 214; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 401).
    5 - De regimenten van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen vochten niet langer aan de Rijn. De keizer had hen bevolen om de Elbe over te steken en de weg naar Meissen te nemen (Doc. Boh. VII, p. 142-143 no. 418, p. 145 no. 427 en p. 149 no. 433).
    6 - Landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel moest haar troepenmacht beschikbaar houden voor de campagne van de Franse legers aan de Rijn. Zij was evenwel bereid om haar goede wil aan de Zweden te tonen. Op 21 november aanvaardde de Hessische generaal-majoor Johann Geyso de mars naar het hoofdkwartier van veldmaarschalk Lennart Torstensson (Doc. Boh. VII, p. 152 no. 442; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 402, en Gazette 1644, no. 149, dd. 17 december 1644).
    7 - Op 13/23 oktober behaalden de Zweden in de Fehmarnbelt een grote overwinning op de Deense vloot; zie nos. 7133-7135.
    8 - Het verslag van de Zweedse generaal-majoor Karl Gustav Wrangel ontbreekt; vgl. no. 7146, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 391 en p. 402.
    9 - De Poolse bisschoppen hadden in een ‘Epistola synodi provincialis Poloniae’, dd. 12 november 1643, alle andersdenkenden (met uitzondering van de socinianen) opgeroepen om op 1 oktober 1644 bijeen te komen voor een ‘fraterna collatio seu colloquium charitativum’. In protestantse kring leefde echter sterk de behoefte aan een langere bedenktijd (Jobert, De Luther à Mohila, p. 386-394).
    10 - De Zweedse gevolmachtigden waren in het bezit gekomen van een dossier met aantekeningen over de lutherse en calvinistische bijdragen aan het godsdienstgesprek te Toruń. Mogelijk een geschenk van de verzoeningsgezinde protestanten Sigismund (Zygmunt) Gyllenstierna (Guldenstern) en Janusz Radziwiłł.