Mijnheere,
Tsedert mijnen lesten en hebben wij niet anders als de continuatie dat het slot ende het stedeken Riepen aen de Deensche is overgegaen stormenderhand,2 sijnde daer 150 soldaten en eenige officiren gebleven. Den commandant overste Mortaigne soude quartier belooft, doch niet gehouden sijn geworden.3 De reden van 't overgaen is wel meest geweest dat de stadsgrachten soo hart bevrosen waaren dat men deselve niet conde op-
409
eysen.4 Sedert en hebben de Deenen niets geattenteert; verwachten noch 1500 man wt Fuinen en Zeelant om alsdan op den overste Helm Wrangel los te gaen, dewelcke wel verschanst ligt met sijn leger bij Rendersumb5 in Judland.Heere generael-major Coningsmarck attacqueert Hornburg in 't stift Halberstad;6 tot denselven sijn wt Minden en Nienburg 600 musquettiers en twee halve cartouwen gecomen. Nae desselfs veroveringe vermeent men dat hij sijne marche sal nemen nae Holstijn om sich voorts met den overste Wrangel te conjungeren terwijlen hem de Deenen soo sterck op den hals coomen.7 Ondertussen soude den heere generael Torstenson mede in marche begrepen sijn nae Bohemen toe.8
De tractaten tussen Sweden en Dennemarcken sijn wederom opgeschoven tot den 8e Februarii.9 Gistern is den baron d'Avaucourt hierdoor nae Munster vertrocken.10
Ick blijve, mijnheere,
u. Excellentie dienstwilligste.
Den 30 Jannuari 1645.
Voor 8 dagen hebbe u. Excellentie een pacquet toegesonden;11 vermeene dat daerinne geweest zij het Sweedsch contra-manifest. U. Excellentie gelieve mij van den ontfang te verseeckeren.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 7 Febr. 1645.