eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7295. 1645 februari 4. Aan [N. van Reigersberch].1

    In een brief van den vierden dierzelve maandt ontmoet ons ook het volgende gedenkwaardige:

    De Beierschen quellen zeer de kleine steden die onder Neurenberg behooren,2 en men meent dat de hartog van Beieren die steden gaarn zoude vast hegten aan den Opperpalts,3 hebbende tot dien einde vele rentebrieven gekogt, waarmede die stedekens ten

    419

    hoogsten zijn bezwaart, en hopende het hof van den keizer tot zijn gunst te hebben, wanneer hij zijn verstanthouding met Vrankrijk zal willen afgaan, etc. Dezelve hartog heeft onderzoekers gezonden tegen de toveraars en toveressen, zoo men zegt, die in zijn leger zijn.4

    Notes



    1 - Gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 388. Mogelijk tezamen met 7294.
    2 - De Zwabisch-Beierse bevelhebbers Johan van Werth en Johann von Sporck (no. 7296, n. 3) hadden de boeren en burgers in het Neurenberger land gedwongen hun voorraadschuren te openen (Gazette 1645, no. 15, dd. 4 februari 1645).
    3 - De Paltsische troefkaart speelde de hertog van Beieren in zijn contacten met Wenen en Parijs op listige wijze uit. Uiteindelijk won hij op de vredesconferentie het diplomatieke spel om het bezit van de Opperpalts (K. Hauck, Karl Ludwig, Kurfürst von der Pfalz, p. 64-67 en p. 82-84, en D. Albrecht in Handbuch der bayerischen Geschichte II, p. 406-409).
    4 - Vermoedelijk maatregelen tegen de neerslachtige stemming in de winterkwartieren van de Zwabisch-Beierse bevelhebber François de Mercy te Schwäbisch-Hall, Nördlingen en Bad Mergentheim (Mergental).